De invloed der devaluatie
Het incident dat de eerste Engelsche leening van veertig millioen pond opvroolijkte, als ik zoo zeggen mag, was de devaluatie. Men kan zich afvragen of de tweede niet gekarakteriseerd zal worden door een soortgelijken samenloop van omstandigheden. Het nieuwe crediet is verleend voor een periode van drie maanden, tweemaal voor drie maanden hernieuwbaar, en nog een keer voor één maand. Ma foi, bij de vermelding der condities krijgt men niet den indruk van binnen te stappen in het bureau van een minister, behangen met kostbare Gobelins, doch bij een verdachten geldzoeker gelijk men er aantreft in ouderwetsche romans en in de advertentie-kolommen van moderne dagbladen. De onderhandelingen zijn zeer laborieus geweest en zeer gecompliceerd. Men weet nog altijd niet nauwkeurig of de leening enkel gedekt is met een gelijkwaardig gewicht aan goud, geconsigneerd door de Banque de France, met een borgstelling der spoorwegen, of gegarandeerd door beiden tegelijk, wat geen sterveling zou verwonderen. De rente die 3% was klom tot 3½, wat betrekkelijk duur is, en het schijnt normaal dat ook de overige voorwaarden verslimmeren. Men beweert dat dit opgevat moet worden als een teeken van het vertrouwen dat Engeland heeft in het Parijsche gouvernement en zijn financiën. De Britten wagen niet veel maar ondertusschen staken de Fransche renteniers.
Wat een nieuwe munt-amputatie betreft, als pendant van dezen penibelen wissel, zou ik niet willen anticipeeren. Tien maanden evenwel is kort dag en het kan nuttig zijn eraan te herinneren dat een tweede devaluatie niet enkel in overweging genomen mag worden als lapmiddel, als doekje voor 't bloeden, als pleister op een houten been, doch ook als volmaakt wettige manoeuvre, welke de regeering voor zich reserveerde als dat van pas kan komen.
De franc is nog niet gestabiliseerd. Zijn waarde is nog niet onveranderlijk vastgesteld. Volgens de jongste monetaire wetten moet die waarde gehandhaafd worden tusschen twee uitersten welke correspondeeren met 49 en 43 milligram fijn goud. Tusschen deze grenzen kan de minister per decreet de exacte en definitieve waarde van den franc bepalen, gelijk 't hem goeddunkt en wanneer 't hem belieft. Morgen, over veertien dagen, over zes maanden.
Vincent Auriol zweert bij hoog en laag dat geen haar op zijn hoofd eraan denkt om ook maar een halven milligram te laten vallen, doch Cent-Vingt Auréoles heeft even hard gezworen dat hij nooit en nimmer zou tornen aan wijlen den franc van Poincaré. Het is mogelijk dat hij ditmaal woord houdt doch allesbehalve waarschijnlijk. De bankier derhalve die de nieuwe Engelsche leening voor zijn rekening wenscht te nemen riskeert geen slechten mazzel. Veertig millioen pond sterling staan vandaag gelijk aan vier milliard twee honderd millioen francs. De wettige marge is zes milligram. Vermenigvuldig zes milligram fijn goud met vier milliard twee honderd millioen en gij zult merken hoeveel kleintjes een groote maken. Het verschil is geenszins te versmaden.
En wie durft er iets liefs om te verwedden dat de marge niet ruim overschreden zal worden? Wie durft ervoor instaan dat die marge nog wettig zal zijn in November, als de tien maanden achter ons liggen? Auriol heeft eigenmondig het deficit van budget en schatkist voor 't kopende jaar geraamd op zes-en-dertig milliard. ‘Waar zult gij ze vandaan halen?’ voegde Caillaux hem toe in den Senaat. Caillaux houdt van ronde taal. Maar Georges Potut heeft den minister in Le Journal voorgerekend dat het deficit in werkelijkheid niet 36 milliard bedraagt doch 55 milliard. Potut groeide niet met den laatsten regen, zooals de Franschen zeggen. Hij is een député die meetelt, radicaal-socialist, lid van het Front Populaire, een economist van beteekenis, et tout et tout. Wat heeft Auriol hem geantwoord? Dit: ‘O, wij kennen de campagnes van Le Journal; wij weten wat daarachter steekt’. Inderdaad. De krant heeft een appeltje te schillen met Blum, zooals gij weet, wegens de affaire Havas. Maar het ongeluk wil dat bijna tegelijkertijd Gaston Jèze, de vermaarde advocaat van den Negus en financieel specialist van de bovenste plank, in La Dépêche de Toulouse, het groote orgaan der radicalen, per slot van rekening tot dezelfde eindsom komt als Georges Potut. Het heugt nog ieder dat niet langer geleden dan Pierre Laval (mais où sont toutes ces neiges d'antan? Voorbij, voorbij!) Gaston Jèze door de partij van Vincent Auriol met lauweren bekranst werd wegens zijn onafhankelijkheid ten opzichte van het openbare gezag!