Als een droom
Waarom rakel ik deze oude geschiedenissen nog eens op? Niet om me te verlustigen in een zekere aftakeling, verval van krachten, hersenverweeking, afstomping der gewetens en andere symptomen van onverstoorbare zielsrust, zenuwverslapping, cretinisme, veridiotiseering in het rijk der Franschen. Zelfs niet om ze te constateeren, want ik zou me deerlijk laten misleiden door den schijn. Maar eenvoudig om mij te vergewissen dat ik niet droom. Dat ik nuchter en klaar-wakker sta in de werkelijkheid van den vollen dag.
Gisteren, in plaats van het Concertgebouw te nemen of een andere uitvoering, volgde ik aan de radio het half dozijn redevoeringen welke te Lyon werden uitgesproken op het reusachtige banket van het Front Populaire, waarbij Blum de Duitschers voor den zooveelsten keer van het kastje naar den muur stuurde met het dilemma (dat helaas alleen voor Duitschland geldt): géén crediet, of iets van dien aard, dat geretourneerd kan worden in den vorm van blauwe boonen. Tusschen haakjes: er bestaan aangenamere tijdpasseringen dan een ganschen middag luisteren naar de officieele rhetorica der Franschen. De Parijsche komieken, volgens de gewoonte van den pot die den ketel verwijt dat hij zwart ziet, parodieeren met voorliefde het gegalm van Hitler en Mussolini. De welsprekendheid hunner landgenooten is geen haar beter, noch verschillend, met deze bezwarende omstandigheid dat zij als razenden een keel opzetten over beuzelachtigheden waarvoor een verstandig mensch geen pink zou verroeren.
Bij dit feestmaal waar veertien ministers, de twee presidenten der Kamer, tientallen kopstukken van het Front Populaire aanzaten, waar de eedgenooten hun geloften van trouw tot in den dood hernieuwden, dat begon en eindigde met een dreunende Internationale en doorspekt was met ontelbare roffels op de woorden van vive-Blum-vive-Blum, werd door alle redenaars de affaire-Stavisky op het tapijt gebracht. Zij noemden weliswaar den naam niet van het doorluchtig personage dat op hun banket rondspookte en spraken slechts over den Six-Février, zes Februari 1934, datum waarop de horden van het fascisme te velde trokken (onder de leuze ‘wij willen een proper Frankrijk’) en onmiddellijk in 't zand beten der Place de la Concorde. Men kan echter Stavisky evenmin isoleeren van den Six-Février als men zich Panamisten kan denken zonder het kanaal van Panama. Wanneer er Fransche fascisten bestaan of bestaan hebben, het Stavisky-schandaal riep ze te voorschijn. Zonder Stavisky geen fascisme in Frankrijk. Zonder Stavisky, bacil overgewaaid uit het ghetto van Kief, ook geen anti-fascisme, geen Front Populaire. Graag of niet graag, een vulgaire zwendel is de oorzaak, de oorsprong en blijft de grondslag eener beweging welke de Fransche natie splitst in twee vijandelijke kampen. Zij die vandaag aan 't bewind zijn geven 't trouwens gaarne toe, op voorwaarde dat men niet kikt over een lommerd. Zij komen er grif voor uit. Zij schamen zich niet. Jammer dat gij de dolle toejuichingen niet kondt hooren waarmee Chautemps geacclameerd werd telkens dat een spreker zijn naam vermeldde, en de apotheose welke hem huldigde toen de President van den Bond der Rechten van den Mensch het stoïcisme prees waarmee hij twee jaren de lasterlijkste aantijgingen geduldig verduurd heeft. Het was geen tooneel-donder die losbrak, geen orkaan van plaatijzer. Uit een paar duizend monden steeg het geloei op van een waren cycloon.