De kuur
De derde sectie van ‘L'Homme, cet inconnu’ is gewijd aan de kuur, aan de medicijnen, aan de recepten, wanneer wij in degradeerende ontbinding niet willen ondergaan. De pil is bitter en hij verguldt haar niet. Hij snijdt, hij kerft, hij snoeit, hij houwt, hij hakt. Noch in 't verleden noch in het heden zult gij een hervormer vinden die hem ook maar even nabijkomt, dien hij niet verre en verre overtroeft. De directeur van het Rockefeller Instituut droomt inderdaad van een geheim college van Leeken-priesters, een Raad van Tien, Prinsen der Wetenschap, een Universitaire Generale Staf, die volmacht zou hebben om met ijzeren hand het menschdom te onderwerpen aan dezelfde soort van behandeling waarmee de schitterendste resultaten bereikt zijn bij hoenders, konijnen, honden, paarden, vruchten, bloemen, graanbouw en wijnteelt. Hij wil de aarde veranderen in een onmetelijk Sparta, honderdmaal verergerd, en haar bewoners dresseeren in de strengste tucht. Daar de voorschriften der godsdiensten onvoldoende zijn gebleken en overigens niet worden opgevolgd, zal de wetenschap hen vervangen. Wie niet deugen kan of niet deugen wil zal op de humaanste wijze worden opgeruimd. Geen echtscheiding meer, alvorens het kroost beland is. Volstrekt niet iedereen trouwens zal in het systeem van Dr. Carrel kunnen huwen. Van gelijkheid tusschen man en vrouw kan geen sprake zijn. De bioloog Carrel lacht ermee, zooals hij lacht met de gelijkheid der personen.
Hij verwijt de vrouw wat hij ‘haar verraad’ noemt en wijst de opstandelingen terug naar haar kinderen, spinrokken en huishouden. De steden en fabrieken zouden ontlast worden van haar overdadige bevolking, de landgronden en overige rijkdommen opnieuw gedistribueerd, de opvoeding, de scholen, de zeden, de geest des tijds radicaal en compleet gereformeerd. Op elk gebied, en overal, en altijd, en door ieder, en ten opzichte van ieder, zou uitsluitend getracht worden naar de verkrijging van kwaliteit, en niet, gelijk tot dusverre, naar de productie en reproductie eener lamentabele, minderwaardige kwantiteit, deze schande der twintigste eeuwsche civilisatie, deze verlaging van het begrip Mensch.
Zooals gij eveneens bespeurd zult hebben is Dr. Alexis Carrel, spruit van het democratische Lyon, een volbloed aristocraat in zijn tendenties en een allesbehalve zacht heelmeester. Ik zou echter niet gaarne met hem spotten hoewel de lust me bekruipt, parallel met de rilling die me bij 't lezen van zulke ordonnanties langs den rug sluipt. Verbeeld u dat Carrel gelijk heeft, en dat voor 't behoud van den mensch de revisie van alle ideeën en de meest draconische maatregelen onafwendbaar zijn. Hij mag geacht worden er meer van te weten dan wij allen tezamen. Of verbeeld u dat hij ongelijk heeft, dat hij niettemin school maakt met zijn Raad van Tien, die bij Roosevelt's braintrust reeds in de lucht hing, en dat de macht hem en zijn aanhangers op een of andere manier in handen valt! Men kan zich zelfs verbeelden dat er niets gebeurt; en zich toch ongerust voelen over de ontluiking van zulke extreme, uitmiddelpuntige theorieën in een zeer geleerd en helder hoofd. Want men weet zelden vanwaar een idee komt, nooit tot hoever 't gaat. En van alle revoluties dunkt mij die van Carrel nog de minst aanlokkelijke.
[verschenen: 8 februari 1937]