Ieder zijn meug
Parijs, 9 Januari [1937]
Driekoningen is voorbij en sluit de stralende reeks der winterfeesten. Wij hebben den koek gegeten met den verborgen boon erin, die hier meestal een porceleinen zuigeling is, gewikkeld in windselen, en ieder maakt zijn balans op, de een van wat hij inde, de ander van wat hij uitgaf.
De geboorte van den verlosser en de hernieuwing van het licht worden bij voorkeur gevierd met smullerijen in de restaurants, met slemperijen in de cabaretten, wat de Franschman ‘réveillon’ noemt, en het omzetcijfer der eet-en-drinkhuizen gold in deze periode steeds als een aanwijzing voor de tevredenheid van den staatsburger en zijn financieele capaciteiten. Het vorig jaar was 't de réveillon van Laval. Hij bleek erbarmelijk, want de theaters, de cafés, de nachtkroegen waren leeg. Dit jaar was 't de réveillon van Blum en het Front Populaire. En het kan niet ontkend worden, het is de zuivere waarheid, dat hij, zoo niet in oprechte, ongedwongen vroolijkheid dan toch in klinkende munt, de schitterendste van vervlogen tijdperken geëvenaard heeft.
Het liep niet enkel storm in de kerken maar ook in de cafés. Met verrukking hebben de vrienden van Blum de kilometers beuling geteld die verorberd zijn, de manden oesters, de kisten champagne, de kudden ganzen, die, gevuld met kastanjes, in Frankrijk de rol spelen welke elders opgedragen wordt aan de kalkoenen. Het biljet van duizend was de eenheids-prijs van een gemiddeld oud-jaarsmaal, en men noteert dat met opgetogenheid als een politieke zegepraal. Grappig: toen de socialisten nog niet aan 't bewind waren, doch in de oppositie, werden al die braspartijen, dat geschrans, gezuip en gedans regelmatig uitgekreten en geschandvlekt als egoïstische zwelgerijen eener hartelooze, schaamtelooze bourgeoisie en de marxistische karikaturisten teekenden uitgemergelde kinderen die met bleeke neuzen op de ruiten der restaurants hun maag vulden met de geuren van het geroosterd gevogelte.
Nu Blum regeert zijn de schranserijen in een handomdraaien het onomstootelijke bewijs geworden van de uitstekendheid der socialistische theorieën en een aansporing tot optimisme. Hoewel de straten nog krioelen van bedelaars, wat niemand die Parijs aandeed, mij zal tegenspreken.