Merkwaardige differentiatie
Men zou ook zeggen dat Blum zijn tramontane kwijt raakte. Zijn wetsontwerp maakt onderscheid tusschen groote en kleine kranten. Hij wil de groote zwaarder beboeten dan de kleine. Wat beduidt dat? Een faciliteit voor den kapitaalkrachtigen overtreder. Bijna een aanmoediging hoewel zij duur kan kosten. Wie echter niet wenscht te dokken, loost zijn critiek (zijn hoon, zijn schimp, zijn laster) in een der kleine weekblaadjes, die krioelen, die slechts een kortstondig bestaan hebben, doch waar alle ‘schandalen’ aanvangen. Is die ‘kleine pers’ minder gevaarlijk, dus minder strafbaar dan de groote? Verre vandaar. Zij brengt alle zaken aan 't rollen en juist daar wordt alles op touw gezet.
Hij vergaloppeert zich nog erger in het artikel (No. 42!), dat naast den schrijver niet meer den gérant aansprakelijk stelt voor den inhoud van een blad doch den eigenlijken directeur. Op zichzelf is dit een uitstekende bepaling. Maar dikwijls zal het gebeuren dat de directeur een politicus is, zooals Léon Blum b.v., Paul Faure, Cachin en anderen, gedekt door de parlementaire immuniteit. Wat dan? Het billijkst schijnt u waarschijnlijk dat voor pers-delicten de parlementaire immuniteit automatisch worde opgeheven? Gij vergist u. Blum wenscht haar speciaal in dit geval te handhaven. Wanneer de schuldige tot het parlement behoort zal de verantwoordelijkheid gedragen worden door een rits van personen die zich uitstrekt van den schrijver tot den afficheplakker en waar de justitie de keuze heeft tusschen den auteur, den gérant, den uitgever, den drukker, den hoofdredacteur, den verkooper, den verspreider. Waarom ook niet de postbode, te drommel, nu men toch aan 't opsommen slaat?
Zonderling en draconisch is het artikel dat bedoelt de buitenlandsche pers te censureeren door haar eventueel den toegang te verbieden op Fransch territorium. De Franschman zou niet meer mogen weten wat men over de grenzen denkt van Blum's regeering! Zoo handelen ook Hitler, Mussolini en Stalin ten aanzien hunner onderhoorigen. Merkwaardiger echter nog luidt artikel 35 volgens welk de rechtbank gemachtigd wordt om een beklaagde die vrijgesproken is, niettemin schadevergoeding op te leggen, zelfs al bewijst hij de gegrondheid der beschuldiging welke hij een politicus aanwrijft! Extravagant is zonder twijfel artikel 27 dat ‘valsche berichten’ (zonder onderscheid van goede of kwade trouw) straft met een boete die kan stijgen tot honderd duizend francs. Daarmee kan elke krant die niet op een wit voetje verkeert met het gouvernement van Léon Blum in de kortste keeren genekt worden. Wat immers is een ‘valsch bericht’? Was het een valsch bericht toen het gouvernement bekend maakte onder géén voorwendsel te zullen devalueeren (en er ondertusschen hard aan werkte) of was het een valsch bericht toen de Straatsburger journalist meldde dat de devaluatie met rassche schreden naderde? Het ware bericht was valsch, het valsche bericht bleek waar.
Doch het monumentaalste is dat Léon Blum in eigen persoon en categorisch geprotesteerd heeft tegen het wetsontwerp dat hij deze week verdedigen moet. Want bij elk schandaal, waarvan de modder afspat op de regeering wordt een minister bekropen door de onweerstaanbare lust om de pers te muilkorven. Het laatst onder Chautemps, wiens minister van Justitie, gecompromitteerd in de Affaire-Stavisky, een in vele opzichten gelijkluidenden tekst op de proppen bracht tot ringelooring van de pers.
Blum schreef toen, in Le Populaire van 15 Januari 1934, over de uitschakeling der Jury en haar vervanging door professioneele rechters:
‘Geheel de Republikeinsche doctrine, sinds de Fransche Revolutie, vloekt met deze nieuwigheid, want ik wil mij niet bedienen van het woord hervorming. De negentiende eeuw is vervuld van deze debatten. Altijd hebben de Republikeinen de competentie der Jury in zake politiek als een der substantieele voorwaarden beschouwd der vrijheid van drukpers. Men zal mij antwoorden met het tafereel van een groot deel der actueele pers; men zal mij aantoonen dat de omkoopbaarheid, de onderwerping aan geldmachten sommige vormen van laster nog minder duldbaar maken. Ik weet dat allemaal...
Het doet er niet toe. Liever nog een ontaarde pers, dan een geknechte pers. Wat ik in ieder geval ontoelaatbaar acht is het optreden van een répressieven rechter, dit wil zeggen van een rechter wiens beroep bestaat om te veroordeelen in naam van het Staatsgezag in processen waar datzelfde Staatsgezag in 't gedrang is. Ik zou mijn plicht meenen te verzaken als ik dezen alarmkreet niet uitstiet.’
Wanneer dit citaat nog dateerde van twintig jaren her, in plaats van twee! Om zich in een avontuur te storten dat hem geen geluk zal bezorgen, en hoogstens schande, noemt hij vandaag zwart wit en wit zwart. Wat scheelt hem? Hij merkt niet eens dat hij ‘fascistische’ wapenen smeedt welke tegen hemzelf gehanteerd zullen worden op den eersten dag dat hij niet meer aan het bewind zal zijn en eenvoudig directeur van Le Populaire.
[verschenen: 15 december 1936]