Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdEen erbarmelijk bankroetParijs, 24 Nov. [1936]Ruim drie jaren geleden bekeerde André Gide zich tot het bolsjewisme. De aanwerving van een wereldberoemd schrijver, rijk en onafhankelijk, die sinds den oorlog voor de jonge generatie van de beide halfronden den toon aangeeft als ware hij dirigent eener Harmonie der Sferen, beduidde voor de Soviets een aanwinst die gelijkstond een overwinning. Een onbedaarlijk gejubel steeg op uit de gelederen der revolutionnairen, terwijl de anti's van verslagenheid niet wisten waar zij 't zoeken moesten. Wij hebben mee gejammerd in hun koor. Het was niet moeilijk te voorzien dat onder Gide's herdersstaf een groot deel van de aankomende Intelligentsia in het communisme zou verzeilen. Wat ook geschiedde. Met al haar aria's van vrijgevochtenheid is de tegenwoordige jeugd niet slimmer dan die van vroeger. Als één schaap over den dam is, volgt de rest. Gelijk de pelgrim ter bedevaart tijgt naar Rome, het Heilige Land en Mekka, zoo reisde de nieuwe gelovige naar Moscou. Men zag hem met nieuwsgierigheid vertrekken en met ongeduld verbeidde men zijn terugkeer, want het stond vast dat hij een boek zou meebrengen van zijn tocht. Het mankeert niet aan inlichtingen over Rusland maar zoowel aan de slechtste als aan de beste hangt steeds een luchtje van partijdigheid. Een boek van Gide daarentegen garandeert in ieder geval een aangeboren waarheidsliefde. Hij is de geïncarneerde Geest der Kritiek. Sommigen hebben hem vereenzelvigd met den baarlijken Duivel, wat mij overdreven schijnt omdat hij véél loochent doch niet alles. Het boek is verschenen (Retour de l'U.R.S.S.) en als 't degenen niet geheel bevredigt die de Moscovieten verfoeien, het zal nog minder bevallen aan hen die zweren bij het Kremlin. Eén ding is zeker: wanneer Gide's ‘Reis naar den Congo’ (een eenzijdige aanval op de Europeesche kolonisatie-methoden) tot de werken behoort die de Komsomols het gretigst lezen, dit rapport over zijn bevindingen van het bolsjewistische civilisatie-systeem zal de grenzen van Rusland niet overschrijden. Behalve als contrabande. Hij proclameert nog zijn gloeiende liefde voor het communisme, zijn rotsvast geloof in de marxistische utopie, zijn hoop dat de ondergang zal worden afgewend, of het essentieele gered. Maar die drie deugden verwarmen hem niet meer en om te doen alsof, moet hij reeds al zijn autosuggestieve krachten samenrapen. In elk van de drie nestelde zich de worm van den twijfel. Een menigte zijner teleurstellingen en demoraliseerende ervaringen bekent hij onbewimpeld. Maar waar hij er doekjes om windt sijpelt uit iedere bladzijde, uit iedere regel de beklemmende gewaarwording eener ontgoocheling, de knagende wroeging van een kapitale fout begaan te hebben en aansprakelijk te zijn voor de dwaling van ontelbare andere. Op zichzelf zijn zulke uitingen van een ex-profeet reeds merkwaardig. Zij zijn nog opmerkelijker daar de auteur zich volkomen bewust is welk een strijdmiddel hij in handen geeft aan hen die hij reactionnairen noemt. Wij moeten Gide danken dat hij den tweestrijd waarin dit besef hem wikkelde besliste ten gunste der waarheid, door zijn boek te schrijven en te publiceeren. Het is gemakkelijker genie te hebben dan karakter. De man die ‘Retour de l'U.R.S.S.’ uitgaf, verdient onze hulde. | |
Wat bracht het?Wie zal zeggen wat het roode Rusland voor Gide en zijn volgelingen geweest is? Meer dan het vaderland van zijn keuze: een voorbeeld, een gids. En wat vindt hij er? Hij resumeert in zijn voorrede hetgeen hij in verdere hoofdstukken zal toelichten, en wij citeeren letterlijk: ‘Er is daarginds goeds en kwaads; ik zou moeten zeggen: uitmuntends en van het ergste. Het uitmuntende werd verworven ten koste, dikwijls, van een ontzaglijke inspanning. De inspanning heeft niet altijd verkregen wat zij beweerde te verkrijgen. Soms kan men denken: nog niet. Soms vergezelt en doubleert het ergste het beste, men zou haast zeggen dat het ergste de consequentie is van het beste. En van het meest stralende gaat men met een ontstellende onverhoedschheid over in het meest sombere.’ Wat is voor Gide het meest stralende? De cultuurparken, de kindertuinen, de fabrieken, de hotels van enkele badplaatsen, en de parade ter gelegenheid van Gorki's begrafenis. Het was misschien noodzakelijk in Rusland om daarvoor een revolutie te maken doch het zal lichtelijk overdreven lijken om daarvoor enkele miljoenen menschen af te slachten. Bij het defilé voor Gorki verbaast hij zich over de pracht van het urenlange schouwspel. ‘Natuurlijk, zegt hij, waren die volmaakte wezens getraind, geprepareerd en gekozen; maar hoe zou men niet een land en een regiem bewonderen dat in staat is ze voort te brengen?’ Onnoozele vraag, met alle respect voor Gide. In praal van parades doet het land van Hitler en Mussolini niet onder voor de Soviets. Maar een pagina verder schildert hij het gewone volk, dat langs de catafalk defileert na de soldaten: Een grauwe, gore, doodsche, peniebele, eindelooze massa van mannen, vrouwen, kinderen, grijsaards, allen sjofel gekleed, die er ongelukkig en ellendig uitzien. Waarom vraagt hij niet eveneens en even naïef: ‘hoe zou men niet een land en een régime verachten dat zulke havelooze wezens voortbrengt?’ Dat ware tenminste logisch. Het stralende in de Sovjet-Unie is dus schaarsch en beperkt zich tot manifestaties; die men niet slechter, meestal even goed en dikwijls beter in elk beschaafd land aantreft. | |
Verlaging van den menschMaar wat verstaat Gide onder het sombere? Zonder vrees om de bedoelingen van den auteur te verdraaien kunnen wij het definieeren als: de degradatie van de mensch, de vermindering, de bederving zijner uiterlijke en innerlijke kwaliteit. Zij heeft Gide meer bekommerd en meer leed gedaan dan hij op 't oogenblik zeggen wil. Maar hij verheelt haar niet, want hij ontmoette haar op alle trappen van de Soviet-maatschappij, welke maatschappij, zooals men weet, die door uitmoording van twee klassen de trappen had afgeschaft. Hij ontmoette haar in de grenzenlooze gedweeheid van het volk dat in lange rijen voor de winkels wacht waar niets anders verkocht wordt dan bocht, rommel en smakelooze prullen. In de opmerking van een ambtenaar: ‘waarom zouden wij de kwaliteit verzorgen? De Staat, eenig producent en eenig consument, heeft geen concurrent!’ In het reusachtige model-kippenhok, ingericht als een paleis, maar dat geen versche eieren vermag te leveren. In de indolentie der arbeiders, voor wie men het ‘stakhanovisme’Ga naar voetnoot79 heeft moeten uitvinden en de ongelijkheid van de salarissen weer moest instellen om ze aan 't werk te krijgen. In de verafgoding van Stalin aan wien Gide geen telegram mag zenden zonder hem te flikflooien. In de onuitstaanbare wijsneuzigheid van het jonge grut (hier is alles zóó prachtig, zegt hem een enthousiaste knaap, dat zelfs de kinderen zich verwonderen!), in de stompzinnige betweterigheid der universitaire jeugd (‘wij studeeren geen vreemde talen meer omdat wij niets meer van andere volken kunnen leeren.’), in de botte verwatenheid van een officier die uitroept ‘Om alles te vertellen wat er voor nieuws, moois en groots verricht wordt in U.R.S.S. zou men niet genoeg papier vinden in de heele wereld!’ | |
Nederigheid en arrogantieHij herkende die degradatie aan de gewelddadige fatsoeneering van alle hersens naar hetzelfde model. Aan de manier waarop de onderdanen van Stalin een ‘superioriteitscomplex’ wordt ingepompt. Aan het kunstmatig onderhouden obscurantisme: een onderwezen arbeider vraagt hem of er ‘reeds trams en autobussen rijden in Parijs’! Aan de nederigheid van de kleinen, de laatdunkende arrogantie van de grooten. Aan de slaafschheid van allen. Aan het conformisme van de geesten. Aan de despotische onderdrukking van elke vrije gedachte, van elke critiek, en van de gewilligheid, de natuurlijkheid waarmee die onderdrukking aanvaard wordt. Ieder denkt en redeneert ‘in de lijn’, in de lijn die de kranten aangeven. Wie zich een seconde buiten de lijn waagt is een onherroepelijk verloren mensch. In de eerste plaats de kunstenaars. Types als Beethoven, Keats, Baudelaire, die van nature ‘buiten de schreef’ gaan, zijn er in de Soviet-Unie leelijker aan toe dan paria's en ‘besprizornis’ (verlaten kinderen): zij hebben alle kansen op bestaan verbeurd. Gide kennende, geloof ik, dat hij graag zijn gansche fortuin en zelfs zijn leven gegeven zou hebben, wanneer hij zich daarmee kon loskoopen van conclusies als deze, die het geweten hem dicteerde: ‘In alle geval is er deceptie. Als 't niet Stalin is, dan is het de mensch, het menschelijk wezen, dat teleurstelt.’ Wat men beproefde, wat men wilde, wat men bijna bereikt meende, na zooveel bloed, na zooveel tranen, was dus ‘boven de menschelijke macht’? Moet men nog wachten, berusten, of zijn hoop naar later verleggen? Dat is het wat men zich in U.R.S.S. met benardheid afvraagt. En dat deze vraag u bekruipt is reeds te veel. Na zooveel maanden, zooveel jaren inspanning had men 't recht zich af te vragen: zullen zij eindelijk het hoofd een beetje kunnen oprichten? - ‘Nooit zijn de hoofden dieper gebogen geweest.’ - ‘En ik twijfel of vandaag in eenig land, al was 't in het Duitschland van Hitler, de geest minder vrij, meer gebukt, meer vreesachtig (geterroriseerd) en meer gevazaliseerd is.’ Onder het reisgezelschap van Gide bevond zich een Nederlander, bewonderaar van Gide en bewonderaar van de Soviets. Hij heet Jef Last. Als hij een fatsoenlijk man is zal hij uit alle macht tot de verbreiding bijdragen van het boek dat iets veel ergers uitspreekt dan een materieel failliet: een moreel failliet. [verschenen: 9 december 1936] |
|