Nagelaten brieven
Maar wist Roger Salengro zelf, tot even voor de klok zijn laatste uur sloeg, dat geen andere uitkomst hem overbleef dan het gebaar, dat hem van alle aardsche kwelling bevrijdde? Hij liet 3 brieven na als testament. Twee zijn gedateerd van 16 November. Op den derden is de 16 doorgeschrapt en vervangen door een 17, datum van zijn overlijden. Het is dus waarschijnlijk, dat alle drie geschreven werden op denzelfden dag, en dat Salengro vergat zijn vergissing op de twee eersten te corrigeeren. Doch hoe die aarzeling ook uitgelegd moete worden, op denzelfden 17den Nov. schreef Salengro een vierden brief aan Emile Roche, directeur van het dagblad La République en hoofdman der anticommunistische radicalen. Het was de invitatie tot een feest, en ik vertaal den tekst woordelijk omdat hij psychologisch van 't hoogste gewicht is:
‘Dus Zondag wachten wij u op het perron van den trein uit Parijs. Een optocht zal ons van het station naar het stadhuis geleiden, waar achtereenvolgens het woord zullen voeren Roger Salengro, Emile Roche, Arthur Ramette, Georges Dumoulins, Léon Blum.
Wegens den beschikbaren tijd, en omdat het bovendien slechts een saluut aan het gouvernement betreft, zal elke redenaar slechts vijf minuten spreken.
Wij hebben afgezien van het plan om te lunchen.
Ik wacht met ongeduld uw instemming.
Mijn toegenegen gevoelens. Mijn levendige sympathie.
Roger Salengro.’
Hoe is het mogelijk, zegt Emile Roche, die dit schrijven publiceerde, dat de man die Dinsdagavond zulk een brief dicteerde en teekende, zich enkele uren later kon zelfmoorden? Is dit de taal van een bedrukte, van een hopelooze, van iemand die geen raad meer weet? Welke walging heeft hem plotseling aangegrepen en overstelpt? Wat dreef hem om zich te verlossen van zijn zorgen?
Of hij wil of niet, Emile Roche geeft aan iemand die den tragischen knoop poogt te ontwarren, deze redeneering in den mond: Wat gebeurde er gedurende de paar uren die Roger Salengro eenzaam doorbracht in zijn woning op den Boulevard Carnot te Rijssel, waar de dienstbode afwezig was, waar niets hem wachtte dan twee borden koud eten? Werd hij getelefoneerd? Kreeg hij een bezoek? Ontving hij een brief van een particulier boodschapper? Want het kan bijna niet anders: in de stilte en de eenzaamheid van den nacht welke Salengro omringde greep een incident plaats. Hij zag zich plotseling wankelen op den rand van een afgrond. Hij voelde zich eensklaps verloren. En radeloos begaf hij zich naar den stoel in de keuken waar zijn vrouw achttien maanden geleden bezweek in een schielijke bloedspuwing.
Wij kennen dus niet alle elementen van het drama. Wij missen het gewichtigste: de stonde waarin misschien een Deus ex machina optrad met een aankondiging, waarover wij niet de minste hypothese mogen vormen, maar die een raadsel stelt dat niemand vermag te ontwijken. Gedachtig aan den spreuk ‘van de dooden niets dan goeds’ zouden wij dezen overledene willen laten rusten in den vrede welken hij gezocht heeft. Eigenlijk was Salengro een beklagenswaardige stakker. Hij leed aan tering en aan een hartkwaal. Hij heeft zijn opklimming naar het Kapitaal verschrikkelijk duur betaald aan de Nemesis, die alles en allen meet met haar onbedrieglijken maatstok. Maar zullen de omstandigheden veroorloven dat de schim een rust deelachtig wordt welke den levende ontzegd bleef?