Wijlen de vrijheid
Parijs, 29 October 1936
Wij hadden 't onlangs over de plannen van Pomaret député, in geestelijke lijn afstammeling van Pomaré IV, laatste vorstin van Tahiti, op wier zee-omstroomd machtsgebied de Oudjes verplicht waren jaarlijks in een klapperboom te klauteren, waarna men den stam schudde en het leven spaarde van hem en haar die er niet uitviel. Daar de overigen niet opgevangen werden in een tapijt van hare majesteits brandweer bewezen zij afdoende nuttig te zijn tot niets. Een pittoreske variatie op mastklimmen en een verzetje voor de jeugd. De Europeesche naamgenoot der vorstin, moderner dan het doorluchtig voorbeeld dat hem inspireerde, had wat humaners bedacht. Hij diende eenvoudig een wetsontwerp in om de uitoefening van een beroep te verbieden aan dokters en andere intellectueelen boven den leeftijd van 65 jaar. De wet werd nog niet gestemd. Zij staat nog te pruttelen in den heksenbrouwketel eener commissie. Maar gestemd of niet, men mag honderden patriarchen die het menschdom gesierd hebben met hun wijsheid en genie, vanaf Melchissedech tot aan Hokusai, gelukkig achten dat zij onze tijdgenooten niet geweest zijn. Men zou hen gewoon den mond gesnoerd hebben in een civilisatie waar het kindsche dreigt te triomfeeren zonder medewerking van een enkelen grijsaard.
Het was niet mogelijk voor den wetgever om een overtreffende trap te verzinnen van een wetsontwerp dat een moreel doodvonnis bedoelde te vellen over tienduizenden evenmenschen, meestal respectabel, dikwijls verdienstelijk, soms onschatbaar en onvervangbaar, aan wien men niets te verwijten had dan dat ze nog leefden. Men moet het onmogelijke dus niet vergen. Maar zich niet kunnende overtreffen heeft de wetgever zich geëvenaard. Het is echter niet een député die een hengel uitgooit om een monster te visschen, doch het gouvernement zelf. Met den ernst en de waardigheid die zijn functie aankleeft, heeft het een decreet overwogen om paria's te maken.
't Is zooals ik het zeg. Op 20 Juni was er een wet gestemd welke voorschreef dat voor staatsambtenaars de cumulatie van pensioenen en andere emolumenten gesupprimeerd zou worden. Wat verstaat gij daaronder? Natuurlijk dat dezelfde ambtenaar niet pensioen kon trekken en tegelijk een of anderen staats-post kon bekleeden. Zoo bedoeld en zoo verstaan was de maatregel billijk hoewel hard. Aldus werd de wet geratificeerd door Kamer en Senaat. Maar met aanhangsel van een apart artikel, specificeerend dat de wijze van toepassing der genoemde wet bepaald zou worden door decreten van den ministerraad, uit te vaardigen vóór 31 October.
Hoe die decreten straks zullen uitvallen doet er vandaag niet meer toe. Het interessante is hoe ze geweest zijn, hoe ze konden opkomen in het brein van een minister als Auriol, die, naar algemeene opvatting, nog niet getikt is van lotje, en die reeds de verzuchting doet slaken: wat zou het zijn als er een streep doorliep? Want de decreten zijn gedrukt geweest, enkele exemplaren raakten kwijt, circuleerden clandestien, kwamen terecht op redactie-bureaux van kranten. Men heeft ze gezien, gelezen. En waarlijk, hun strekking, hun inhoud, ongeloofelijk en onbegrijpelijk, stond in evenredige verhouding tot het kabaal dat één millioen staatsambtenaars kunnen veroorzaken die in hun dierbaarste belangen en overtuigingen worden aangetast.
Wat behelsde dat satrapische edict? Het vaardigde 't verbod uit om een staatspensioen te cumuleeren met eenig particulier salaris, welk ook. Het zou voortaan niet strikt verboden zijn om op een zekeren ouderdom, die voor een aantal categorieën begint op vijftigjarigen leeftijd, te arbeiden. Maar wie persisteerde om voort te werken, om de levensvoorwaarden van zijn huisgezin te verbeteren, om een klontje boter te voegen in de spinazie, een stukje kaas op het brood (de pensioenen zijn niet fameus) mocht jaarlijks zes duizend francs van het oververdiende voor zichzelf behouden doch moest het overschot storten in de Schatkist. Zelfs de toekomstige smokkelaars had Auriol niet vergeten. Op straffe van boete was de werkgever der gepensionneerden gebonden om op het Ministerie van Financiën aangifte te doen van hun arbeid en van hun loon.
Ongehoord! Een waardig pendant tenslotte der wet-Pomaret-I, en dat noemen de marxistische regeerders van Frankrijk Democratie! Nóg een dier socialistische decreten waarover de gefortuneerde jongens, de stamhouders der Twee Honderd Families, zich niet behoeven te verontrusten. Maar de burgers met een modest fortuintje? Neem twee leerlingen van een der hoogescholen. De een gaat in staatsdienst, de ander in een particuliere onderneming. De eerste heeft het vooruitzicht tot zijn laatsten snik slaaf te worden van de Schatkist. De tweede bewaart zijn vrijheid. Een Pierre Loti b.v., gepensionneerd als zee-officier, zal tot zijn dood boeken schrijven doch het Ministerie van Financiën zal zijn honoraria opstrijken - minus 6000 francs voor den auteur! Een prachtige aanmoediging om zijn krachten te wijden aan het leger, de vloot, de administratie van het Vaderland! Behalve in de uiterste mate onrechtvaardig was het decreet ook nog schadelijk, en het paarde zijn stompzinnigheid aan de ergerlijkste schennis der Rechten van den Mensch. En dat van zoogenaamde democraten! Men was verstomd, ontsteld, verbijsterd, onthutst. Zelfs de Société des Gens de Lettres, waar men diverse gouvernementen liefst te vrind houdt, uitte haar verbazing in een unaniem en verontwaardigd protest.
Als men lust had tot lachen zou het vermakelijk zijn om sommige lieden aan wien het beleid van een volk en een land is toevertrouwd, bezig te zien met denken. Met het elaboreeren eener gedachte die bij hen meestal het uitgangspunt is eener daad met al haar vervaarlijke gevolgen. Camille Chautemps, Minister van Staat, advocaat van zijn vak en als zoodanig geen ongeletterde, geen ezel, verklaarde vorige week op een groot banket te Orléans, in tegenwoordigheid van verschillende ministers, dat er in onze dagen geen sprake meer kan zijn van erfelijkheid voor patroons, van een hereditair patronaat. De scepter en de kroon aan de besten, ook in handelszaken, in de fabrieksbedrijven, dat lijkt een lumineus idee en men applaudisseerde met frenesie. Dat is misschien nog een onteigening op komst: het verbod aan den vader om een onderneming na te laten aan zijn zoon. Maar dat is niet het slimste, en trouwens ook niet amusant. Het komische, het clowneske ligt in wat Chautemps, een man van ontwikkeling, zich verbeeldde toen hij zijn gedachte uitbroedde. Hij waant dat een koopman, een bedrijfsleider zich nestelt in een directeurszetel met nog minder daadwerkelijke deelneming in den gang van zaken dan een constitutioneel koning op zijn troon. Hij geeft er zich geen seconde rekenschap van dat, wanneer de opvolger niet deugt, de onderneming wis en zeker op de flesch gaat. Hij schijnt er niet de flauwste notie van te hebben dat, overal waar een commercieele of industrieele dynastie bestaat, die continuïteit juist te danken is aan de gaven, de eigenschappen, de energie, de vindingrijkheid, de waarde van den opvolger, dien men zou willen straffen en fnuiken omdat hij per ongeluk wettig erfgenaam is. Het drong niet tot hem door dat precies daarom, wegens de vereischte persoonlijke waarde, zaken-dynastieën uiterst schaarsch zijn (op den grooten hoop) en dat minstens 90% der bedrijven gemiddeld om de vijftig jaar automatisch van eigenaar verwisselen.
Kan een absurd, onhoudbaar idee lichtzinniger geconcipieerd, geformuleerd en toegejuicht worden? Ik weet niet of zulke dwaze, geborneerde, scheeve en gevaarlijke invallen ooit opduiken in de richting-gevende hoofden van landen waar de vrijheid van pers zeer beperkt is, waar de journalisten schrijven op dictee. In Frankrijk worden de malle inspiraties gecontroleerd, gecorrigeerd, vertraagd of afgewimpeld door een pers die geen blad voor haar mond neemt en desnoods alarm blaast. Stel u voor wat er in de kortste keeren hier gebeuren zou wanneer de Pomaré's en overige Auriols hun gezag uitoefenden zonder toezicht. Een niet te overzien aantal onherstelbare stommiteiten. En deze rem, onmisbare contrôle, deze onontbeerlijke veiligheidsinrichting, deze regulator, deze garantie tegen halve garen, deze assurantie tegen dolkoppen zou Léon Blum in ongereede en onbruik willen brengen door nieuwe wetten on de vrijheid van drukpers? Men moet er niet aan denken... Omdat het een ramp zou zijn, tenminste een ramp in petto.
Maar dat is een andere historie. Dit brouwsel is nog niet gaar. Het staat te stoven onder een schedel welks eigenaar hoofdredacteur-directeur is van een krant die herhaaldelijk wegens misbruik der drukpers-vrijheid veroordeeld werd toen zijn patroon Blum nog niet aan 't bewind was. Savoureer de ironie van het parodistische aphorisme dat men uit Blum's gedragslijn zou mogen afleiden: opdat niemand de drukpers-vrijheid overtrede is het beter haar direct te nekken. Savoureer het tot de affaire actueel wordt.
[verschenen: 10 november 1936]