Geheimzinnigheid
Hoe meer de Bank en het gouvernement zich hullen in geheimzinnigheid hoe minder men hen zal vertrouwen. Dat kan niet anders want de Franschen zijn geen schapen doch wijsneuzige kinderen die voortdurend aankomen met een nieuw waarom. Zij houden niet op met zeuren tot zij een antwoord krijgen dat hen den mond stopt. Zoo hadden zij nauwelijks het communiqué onder oogen waarmee de gouverneur Labeyrie de functionneering van het stabilisatiefonds poogt te verduidelijken of zij sloegen aan 't zaniken. Waarom is dat communiqué gesteld in een taal die wij niet verstaan en die wij nauwelijks spreken? Waarom is het geschreven in een Fransch dat wij op vijf, zes manieren kunnen interpreteeren? Als men ons niets vertellen wil wat wij kunnen snappen, waarom zwijgt men dan niet liever? Waarom al die foefjes en draaierijen? Wanneer metterdaad vrede gesloten is op de slagvelden der valuta, in ieder geval wapenstilstand, zooals men voorwendt, waarom dan al die stiekemheid, dat gekruip in het donker, dat gesmoes alsof men ons niet hooren mag? We zijn dus nog niet veilig? En waarom zijn we niet in veiligheid? Gaven Amerika en Engeland niet hun zegen over de devaluatie? Wat zouden wij dan nog te duchten hebben, als onze eigen ministers ons tenminste niet beetgenomen hebben? Wanneer de speculanten, of wanneer zelfs Pond en Dollar in eigen persoon iets achter de mouw hebben, niettegenstaande de verzekeringen van het gouvernement, waarom looft men dan als 't ware een premie uit aan de defaitisten, een aanmoediging aan de paniekzaaiers door het publiceeren eener onzuivere balans en het verkondigen van onontwarbare orakeltaal? De gouverneur der Bank is geen beginneling. Hij is geen leerjongen meer. Was het zijn bedoeling om alle kaarten te verhaspelen? Maar waarom zulk een bedoeling temidden der algemeene eendrachtigheid? Was die eendracht slechts geveinsd? Waarom veinsde men haar dan sapperdekriek? En wat zit daar allemaal achter? Wat zal ons dat nog kosten? Al die
tegenstrijdigheden immers worden vroeg of laat betaald en vermoedelijk zelfs duur betaald.
De Beurs doet niets om deze voorgevoelens van naderende onheilen te kalmeeren. De Beurs is niet almachtig, zij is echter ook niet machteloos. Doch zij is vertoornd tegen het gouvernement wegens de heffing van 50% welke Blum heeft laten stemmen op alle valuta-transacties welke zijn gesloten tusschen 21 en 25 September. Het gaat bij die verbolgenheid minder om de knikkers dan om het spel. Waarom 21 September en niet 15 Augustus, 1 Juli of 31 Mei? De gekozen datum is een schreeuwende ongerechtigheid. De draconische belasting treft en straft den gemiddelden en den kleinen valuta-handel, de werklieden ter elfde ure, maar laat de groote wisselaars ongedeerd, de vrijbuiters die over kapitaal genoeg beschikten om drie, zes, negen maanden van te voren positie te nemen ten opzichte van een evenement dat zij met een gerust hart voor onafwendbaar konden houden. Ten overvloede heeft de regeering aan bankiers en makelaars opgave bevolen van alle namen en adressen der buitenlandsche klanten die tusschen 21 en 25 September beurs-operaties verricht hebben in Fransche effecten. Dat zijn bekrompen plagerijen zoowel voor den lastgever als voor hem die de opdracht uitvoert. Waarom zonder noemenswaardig profijt zooveel menschen kwaad te maken op een moment dat men hun welwillendheid 't hardst noodig heeft?