De onbekende mensch
Parijs, 27 Augustus [1936]
Toen de film L'Appel du Silence (De roep der stilte) voor 't eerst op het doek verscheen van een bioscoop der Champs-Elysées was het Maart. Het is de geschiedenis van Charles de Foucauld, Lotharingsch edelman, geboren te Straatsburg vóór den oorlog van 1870, die van brillant cavalerie-officier apostel werd der Afrikaansche woestijnen, in dienst van een dubbel geloof: God en Vaderland. Ik weet niet of hij ooit verheven zal worden op de altaren.
Maar zijn leven verliep als bij een ander aantal heiligen: de ziel ontwaakt langzaam te midden der aangenaamste verstrooiingen, zij maakt zich geleidelijk meester van de geheele persoonlijkheid, zij ontwortelt den mensch als 't ware van den aardschen bodem waaruit hij groeide, bevrijdt hem van alle banden, van alle betrekkelijkheden, en doortrilt hem met haar stralen tot elk atoom onderworpen is aan haar wet. Het koninkrijk der hemelen, gelijk geschreven staat, lijdt geweld. Zij zijn de geweldigen die het innemen met opoffering van hun gansche zelf. Het onderwerp van L'Appel du Silence, zooals men ziet, heeft niets gemeen met de gebruikelijke bioscoop en niets aanlokkelijks voor een publiek als het Parijsche, dat men meestal houdt voor wat het oppervlakkig schijnt.
Zoo dachten alle specialisten der film-industrie, waarvan de Franschen, vooral na den exodus der Duitsche bannelingen, de contrôle verloren. Toen Léon Poirier, auteur nochtans van successen als ‘Verdun’ en ‘La Croisière Noire’, met zijn scenario, ontleend aan de biografie van Charles de Foucauld, aanklopte bij machtige firma's die zonder gevaar een mogelijke strop kunnen riskeeren, vond hij nergens gehoor. Geen der magnaten van de internationale rolprent had lust om op zijn enorme budgetten, waar zooveel verspild wordt aan prullen en bocht, een sommetje uit te trekken voor een plan dat volgens hem commercieel niet slagen kon wegens het onactueele, het ernstige, het onverstaanbare, het confessioneele van het hoofd-thema. Zij formuleerden hun gehechtheid aan het profane en het vulgaire, hun afkeer voor het hoogere in minder uitgelezen woorden, wat hun ongunst niet kon verergeren maar wat ieder ander dan Poirier ontmoedigd zou hebben.