Eén droge dag
Maar neen, de eindelooze regen is werkelijkheid. Toen het per ongeluk één dag zoo goed als droog bleef, en juist op den dag der monster-betooging waarbij één millioen vuisten en knuisten werden opgestoken ter eere van den Haat (‘zij zijn met hun Haat door het leven gegaan’) gnuifden de hofnarren van de triomfeerende regeerders: ‘Drommels, zelfs le Bon Dieu is Front Populaire geworden. Hij heeft een petje opgezet in plaats van zijn ouden stralenkrans.’ Dat was niet kwaad bedacht, meenden zij. In den avond opende le Bon Dieu opnieuw de hemelsche sluizen toen de laatste heethoofden die een koud bad noodig hadden onder dak waren. Het scheelde niet veel of voor zulk een gunst zouden de geestverwanten der Spaansche kerkverbranders en gravenschenders, de Sansdieusistes zooals ze zich noemen (letterlijk: de Zondergoddelingen) le Bon Dieu op hun knieën bedankt hebben.
Tot stichting dezer snaken, die zoowaar een vaandel bezitten, moest Georges Duhamel een Civilisation II schrijven. Helaas, hij zal 't niet doen, want gelijk de Moloch voor de Carthagers is de Democratie heilig voor de Intellectueelen.
Terwijl 't almaar regende rijpte het graan zooals 't kon. Geen phosphaat, of super-phosphaat vermag de stengels voldoende veerkracht te verleenen, om de aren te torsen in een zomer zonder zon. Hoewel, mager van korrel, wijl het onkruid de weligste sappen had opgeslorpt, zwikten koren, haver en gerst, helden over, bogen om en legden zich neer, topzwaar van het vocht. Voor de ouderwetsche zeisen was dat niet erg; het werk duurde alleen wat langer. Met de moderne maaimachines-schovenbinders zijn de gevallen halmen evenzooveel calamiteuze struikelblokken. De messen pakken niet; ze glijden er over heen; of zij happen in 't honderd en snijden waar zij grijpen kunnen. Dat vertelt tenminste de boer van wien men zegt dat hij, gelijk zijn varken, knorrende vet wordt.
Er is geen jaar waarin hij harder gemopperd heeft. Zoo miserabel de oogst uitviel, hoe kreeg hij hem binnen met dat onophoudelijk kletsende water? De garven moeten drogen alvorens geladen te worden in de schuren of opgestapeld in mijten. En alles samengerekend, met vrouwen en kinderen, zijn er in dit land twintig millioen boeren, allen gelijkelijk slecht bedeeld, wat zij ook verbouwden, en allen gelijkelijk slecht gehumeurd.
Vanaf den dag dat het groen der velden ging vervloeien in stroogeel rumineerden de exploitanten der 2.421.933 landbouwetablissementen van Frankrijk het verdrietige idee van redden wat te redden valt. Dat is een gemoedstoestand waarin men geen flauwe aardigheden verdraagt en vooral geen tegenwerking. Het is ook een situatie waarin men het meest bloot staat aan de kwaadwilligen die laf genoeg zijn om te speculeeren op een ongeluk. Zij mankeeren niet in onzen tijd.
Wie zou ooit geloofd hebben dat er na zulk een rampspoedig seizoen menschen te vinden waren om stakingen te kweeken op het moment van den oogst?
Een akker is geen fabriek, waar men het bedrijf naar believen kan stop zetten zonder directe schade voor de productie in wording. Alles wat de boer voortbrengt is onderworpen aan de wetten der organische natuur. Elke onderbreking is dood, ontbinding, verrotting. Meer dan eenig ander ambachtsman slijt de landbouwer zijn leven temidden van vergankelijkheden. Dit zijn zonder twijfel waarheden als koeien die loeien zoodra men ze een half uur te laat melkt. Wanneer de agitators deze waarheden niet kennen zijn ze te dom om voor den duivel te dansen. Zoo zij ze kennen, en desondanks op het kritiekste uur den loop der zaken trachtten te stremmen, zijn zij misdadigers. Voor den gemiddelden particulier was met hun sabotage een som gemoeid van enkele duizenden francs. Voor de natie, voor de collectiviteit, een bedrag van milliarden.
Van waar kwamen die verderfelijke [op]ruiers? Men beweert dat de meesten vreemdelingen zijn, zoowel ten opzichte van het Fransche volk als ten opzichte van den landbouw. In Rusland zouden zij zonder vorm van proces gefusilleerd zijn. Overal elders waren zij onschadelijk gemaakt op menschelijker manier. In Frankrijk hebben ophitsers nog het recht om in naam der vrijheid de helft der bevolking rechtstreeks te ruïneeren en de andere helft door den weeromstuit. Weet gij een woord voor zulk een graad van verblinding? Mocht iemand nog aarzelen omtrent de gezindheid welke deze gouvernementeele non-activiteit heeft opgewekt bij de boeren, bij de burgers die niet tot het proletariaat behooren en die geen importeurs zijn van graan, stel u dan voor dat u hetzelfde gebeurde.