Het crediet
Als eenden in een water-vijver kan een verzameling ministers voortaan plassen en plonzen in het goud, in het fortuin, in de financiën der Fransche natie. De ministers zullen dat misschien niet doen. Zij maakten misschien de heiligste voornemens om nimmer te knoeien. Maar zij gaven zich de macht.
Zij zullen deze macht wellicht niet misbruiken? Dat is mogelijk. Doch waarom ruimden zij alle beletselen welke hen kunnen dwarsboomen uit den weg? Het crediet bleef tot dusverre een verdienste. Het kan zijn dat het crediet soms of dikwijls een privilege was. In een roman van den socialistischen auteur Pierre Hamp (L'Or) vindt men het magnifieke hoofdstuk van een industrieel die in een onderaardsche kluis der Bank zijn vruchteloos gebed stort en vruchteloos op de knieën valt voor een onverbiddellijk gouverneur. Dergelijke scènes zullen waarschijnlijk niet meer plaatsgrijpen. Maar als het crediet, zooals in dit geval, geen kwestie meer is van verdienste, of, zooals vermoedelijk in andere gevallen, geen kwestie meer van privilege, dan kan het nog slechts functionneeren als een gunst. Daar beslissen niet meer de cijfers van een balans noch de voorrechten eener kaste, doch de bloote willekeur en eigendunk.
Men zal spoedig merken of het nieuwe systeem een verbetering is op het oude. De betrokkenen en onterfden, ci-devant heerschers over de Fransche financiën, hebben de hervorming aanvaard zonder een pink te verroeren. Terwijl onder alle vorige gouvernementen, zelfs onder het bewind van Doumergue en Laval, het goud bij 't geringste alarm op de vlucht sloeg, toont het tegenover de wetten van Blum, welke logischerwijze een sauve-qui-peut moeten veroorzaken, veeleer neiging tot de terugreis. De Beurs, die om de haverklap koorts kreeg, bewaart haar kalmte. Wat beduidt deze wonderbaarlijke en onverklaarbare koelbloedigheid? Is het de stilte voor den storm, de geslotenheid van een complot? Of het zwijgen van een graf en het besef der machteloosheid? De oogenschijnlijke bedaardheid heeft een onrustbarende keerzijde. Tusschen 1 Januari en 15 Juli is er in de spaarkassen van den Staat 1.947.405.837 francs méér teruggehaald dan ingelegd! Voor de eerste helft van Juli alleen bedraagt het deficit 261.133.055 francs. Het zijn niet de kapitalisten die met deze terugvorderingen het gouvernement plebisciteeren doch de kleine luyden waarvan de meerderheid gestemd heeft voor het Front Populaire. Hun hart moge linksch zijn, hun portemonnaie bleef instinctmatig rechtsch.