Boter aan de galg
Het spijt me waarlijk een resultaat te moeten boeken welks nietigheid mij blootstelt aan den schijn van partijdigheid. Maar al die weelde was boter aan de galg gesmeerd en waartoe dient het dit te verbloemen? Ten eerste is Rolland's ‘Quatorze Juillet’ wat hij noemt een ‘atmosferisch drama’. Hij teekent voornamelijk de stemming, het klimaat, de temperatuur waarin de dingen gebeurd zijn en niet de nauwkeurige manier waarop ze gebeurden. Op zichzelf genomen is dat geen bezwaar. Voor de wetenschappelijke waarheid gaan wij niet naar het theater doch naar de archieven. Maar juist de atmosfeer, het klimaat, de stemming van 14 Juli 1789 behoort tot de onderwerpen welke de geschiedvorschers der laatste dertig jaren met de strengste nauwgezetheid bestudeerd hebben, en al hun conclusies, zoowel in 't klein als in 't groot, druischen lijnrecht in tegen de wijze waarop Romain Rolland de feiten voorstelt. Ziedaar een hinderpaal van belang. In 1830, 1848, 1870 kon men zich nog verwarmen aan geromantiseerde verdichtsels, zelfs in 1900 kon men zich gewillig laten beetnemen door sprookjes en ficties. Doch niet meer in 1936. Wij weten te exact hoe alles zich heeft toegedragen, vóór, gedurende en na de bestorming der Bastille.
Deze hinderpaal zou misschien niet onoverkomelijk geweest zijn als Romain Rolland over de suggestieve vermogens, de insinueerende poëzie beschikt had van een Shakespeare, die het klimaat van een historisch stuk arrangeerde naar zijn goddelijk believen. Maar deze hypnotische macht, deze mediamieke stroom ontbreekt volkomen aan de natuur van Romain Rolland, gelijk ze zich exterioriseerde in ‘Quatorze Juillet’. Hetgeen uit het gegons, het rumoer, het geschreeuw, het kabaal der deinende volksmenigten bovendrijft is een min of meer gelukte tirade, een rhetorische declamatie, welke men verwerpt of applaudisseert, ieder naar gelang zijner politieke nuance. Doch het is nimmer een accent waar men, om het familiaar uit te drukken, ‘niet van terug heeft’, nimmer is het een intonatie waarbij onder de betoovering van het woord de bedenkingen zwijgen. Wat die tiraden betreft, hier hebt gij er een, welke ontvangen werd met donderend applaus: ‘De wanorde is reeds een begin van rechtvaardigheid.’ Ik beken ronduit zoowel mijn onwil als mijn onmacht om met zulke motto's in te stemmen. Een andere, eveneens toegejuicht met een oorverdoovend lawaai: ‘Lodewijk verliest zijn kroon, een andere koning bestijgt den troon: het canaille!’ Tot mijn stomme verbazing ging deze zin uit den mond van een reactionnair bij 't revolutionnaire publiek (waaronder verschillende ministers) erin als gesneden koek. Ik rekende op meer consequentie in de reflexen der gasten van het Kultuur-Huis.