Nieuw object van verzekering
Dat alles stemt weinig tot feesten, noch om wat is, noch om wat het te worden dreigt. Een kennis toonde mij dezer dagen een schrijven dat hij ontving van lieden die zich assureurs noemen. De brief was persoonlijk en confidentieel. Doch op den afstand, in tijd en ruimte welke Soerabaja nog scheidt van de Ville-Lumière, schijnt de schending van een geheim, dat trouwens slechts unilateraal werd toegezegd, mij geen zaak om scrupules in te boezemen. Ik openbaar dus den inhoud met een gerust geweten.
Bedoelde assureurs, die tot dusverre verzekerden tegen diefstal, brand, hagel, overlijden, zelfmoord en anders ongevallen, verwittigden hun cliënt dat zij in de tegenwoordige omstandigheden aanleiding hebben gevonden om hun activiteit uit te breiden tot assurantie tegen buitenlandschen oorlog, bombardementen (lucht-bombardementen inbegrepen), oproeren, burgeroorlog, troebelen, onwettige bezetting, confiscatie van eigendommen, en, als aanhangsel, kwaadwilligheid - in 't Fransch malveillance. De verzekeraars wijzen erop dat de premies voor deze soorten van risico, uiteraard onderhevig aan schommelingen en afhankelijk van wisselende factoren, op 't oogenblik een neiging vertoonen tot stijgen. Voorts wordt gespecificeerd dat de slachtoffers der vernoemde onheilen hun schadevergoeding zullen ontvangen in sterlings, betaalbaar te Londen. In de huidige conjunctuur behoort deze laatste clausule tot de modellen van welsprekendheid. Een der ‘kwaadwilligheden’ waarvoor men zich te Parijs zal wenschen te dekken in de eerste plaats is een sluiting der banken.
Een epistel als dit kan gecommentarieerd worden met boekdoelen. Daarvoor werd de formule uitgevonden van ‘commentaar overbodig’. Zij is meestal een recept tegen voorbarige zwartgalligheid. Laten wij 't toepassen. Want het is niet prettig en nog minder geruststellend om in den breede te gaan constateeren dat er geen maatschappij bestaat die verzekeren kan tegen een cataclysme, en dat Frankrijk ongeveer het eenige land is op de beide halfronden waar de hypothese van een algemeene, grandioze, totale ontwrichting in ernst kan worden overwogen en in ponden sterling geprijsd... terwijl in alle tingeltangels, op alle instrumenten en uit alle borsten het liedje klinkt Tout va très bien, Madame la Marquise! Het charmante deuntje keerde terug uit de oude doos onzer betovergrootmoeders, met of zonder ‘Universalia’. Gelijk Robespierre, tenslotte, die 't misschien al geneuried heeft en direct met deze muziek op zijn gemak en op dreef zal zijn.
[verschenen: 26 juni 1936]