Een mand vol krabben
Parijs, 27 Mei [1936]
Zoo gaat 't. Herriot, een dikke vriend der Soviets, had Laval getorpedeerd omdat diens buitenlandsche politiek hem niet beviel. Daar komt Blum, prijsgekroond als een nieuwe Maccabeeër, en biedt hem den Quai d'Orsay aan. Hij bidt en smeekt. Hij soebat dagen lang. Maar Herriot weigert. En als gij weten wilt waarom, zegt hij tot de reporters die hem onderwerpen aan de pijnbank, vraag het dan aan Blum.
Op dit punt echter is Blum stom als een karper. Hij zoekt naar een Minister van Buitenlandsche Zaken als Diogenes naar een mensch, als de raaf der Arke Noach's naar een tak. Hij tracht te lachen voor de camera's, hij steekt een vuist op (tegen wie?) bij revolutionnaire plechtigheden, doch onder een gekschering en een gebaar van dreigement verbergt hij in somber zwijgen zijn kwellend geheim.
Kan onze Fransche Dauphin belijden dat hij zelf reeds getorpedeerd is en vóórdat hij den troon besteeg? Neen, geen denken aan. Alles verbiedt hem die bekentenis. Zijn positie als kroon-pretendent. Zijn eigenliefde. Zijn spijt. De volleerde list waarmee het projectiel is afgeschoten dat hem gevaarlijke averij berokkent. De kanonniers die zoogenaamde vrienden zijn, kameraden tegenover wie hij mooi weer moet spelen, zelfs al draaien zij hem een loer. Neen, verwacht niet dat hij misères aan 't licht brengt welke hem in 't donker al genoegzaam verontrusten. Doen alsof, is de eenige gedragslijn van een triomfator die niet verraden mag dat zijn wagen rolt met losse schroeven.
De torpedeering nochtans werd verricht, en door een man met wien Blum bij uitstek moest rekenen, op wien hij zelfs voorwendde te bouwen. Door Léon Jouhaux, secretaris-generaal der Confédération Générale du Travail en tegelijk een der opzichters van het Internationaal Arbeidsbureau te Genève. Hij heeft de civiele lijst en de macht van een hofmeier. Dit belet hem niet om in theorie anti-kapitalist te zijn. In de praktijk is hij glad als een aal, opportunist als een kameleon, tacticus als de slang. Wanneer ik arrebeider was zou ik hem aan de galg wenschen. In mijn kwaliteit van affreus bourgeois neem ik mijn hoed voor hem af, met een idéetje van waardeering in mijn groet dat te kennen geeft: prachtig gemanoeuvreerd.