De huid van den beer
Parijs, 9 Mei [1936]
Wat denken de Franschen over de bezetting van Addis Abeba en de daaruit voortvloeiende gebeurtenissen, zoowel in Rome als in Abessynië? Niet veel goeds. Het hindert speciaal de militaire vaklui (minder hen die in kranten schrijven dan hen die men onder vier oogen spreekt) dat het foudroyante van den Italiaanschen opmarsch als gelijksoortig element vergeleken wordt met het slakkengangetje der Fransche penetratie in Algiers en in Marokko. Zeven maanden voor Badoglio! Tien, twintig jaren voor Bugeaud, voor Lyautey! De disproportie is te excessief om een militair niet te ergeren wanneer hij meent te bespeuren dat in het contrast een aanduiding ligt opgesloten van de superioriteit der Italiaansche legers en der Italiaansche oorlogsvoering.
Deze deskundigen hebben hun antwoord klaar. Ten eerste, zeggen zij, opereerden wij te voet, de Italianen op wielen. Al hadden wij over honderden auto's beschikt in Marokko en Algiers, ze zouden ons van weinig of geen nut geweest zijn, omdat de terreingesteldheid en de transportmogelijkheden in Noord-Afrika diametraal verschilden met de omstandigheden tegenover welke Badoglio zich geplaatst zag in Ethiopië. Tot aan den buitenomtrek der rijken van Sultan en Bey vonden wij passabele verkeerswegen, doch nauwelijks hadden wij de grens overschreden of het land werd onbegaanbaar en hoe dieper wij doordrongen hoe meer wij ontmoetten die ons tempo vertraagden. Voor de Italianen was de toestand juist andersom. Langs de peripherie van Ethiopië werden zij geremd door een onontgonnen terrein doch toen deze wildernis gebaand en doortrokken was, lagen berijdbare wegen voor hen open en hoe dichter zij 't centrum naderden van het land hoe meer zij hun vaart konden versnellen.
Ten tweede hadden de Italianen overvloed van vliegtuigen welke de Franschen in de aanvangsperiodes der Marokkaansche verovering moesten missen om de eenvoudige reden dat ze niet bestonden. Men geeft er zich in 't algemeen onvoldoende rekenschap van tot welken graad het vliegtuig de oplossing van strategische en tactische problemen vergemakkelijkt tegenover een tegenstander die geen vliegtuigen of slechts een miniem aantal vliegtuigen bezit, wat het geval was met den Negus.
De vliegmachine dient niet alleen tot het bombardeeren van steden en kampementen of tot het mitrailleeren van troepen. Dat zijn haast bijkomstigheden in een oorlog als de Ethiopische. Men doet dat op den koop toe. Het terroriseeren, demoraliseeren en decimeeren van den vijand is altijd meegenomen. Dat staat buiten twijfel. Maar de principale, de onwaardeerbare rol der vliegtuigen was in Abessynië dat zij gefungeerd hebben als oog der bevelvoerders. Badoglio zag. Zijn generaals zagen. De Negus daarentegen en zijn generaals waren zoo goed als blind. De Italianen konden alle bewegingen uitvoeren welke zij wenschten zonder dat de tegenpartij ooit tijdig of tennaastenbij was ingelicht. De Ethiopiërs konden geen regiment verplaatsen, zij konden zich zelfs niet verroeren, zonder dat de patrouilleerendc vliegtuigen hun manoeuvre onmiddellijk ter kennis brachten van het Italiaansche opperbevel. Onder dergelijke voorwaarden gevechten te leveren in geregelde slagorde is pure waanzin. Als het waar blijkt wat men beweert: dat deze funeste en in dit geval boven alles te vermijden krijgsvoering den Negus werd aangeraden door Europeesche adviseurs, dan mogen die adviseurs onbegrijpelijke uilskuikens heeten van den eersten rang.