Staatsmans dilemma
Parijs, 11 April [1936]
Het plan der Paix Française, antwoordend op het plan van den Deutschen Frieden, is door de Franschen zelf verwelkomd met een doffe onverschilligheid. Behoudens enkele kranten als L'Humanité en Le Populaire die den preek voor de visschen met open mond bewonderen, drukt de pers bijna unaniem haar scepticisme uit over het broedsel van den langen Flandin en den korten Boncour. De auteurs mogen op de foto's hun voordeeligste poses aannemen, de een met zijn zes voet zes duim, de ander met zijn golvend kapsel, goedige lobbes of parmantige kemphaan, hun product en hun persoon wekken weinig sympathie en geen greintje geestdrift. Men gelooft hier aan niets meer. Men wantrouwt alles.
Het zou dus normaal zijn wanneer de Franschen de eersten waren om te voelen dat het plan-rataplan hunner afgezanten door den Volkenbond slechts ontvangen kon worden met twijfel en ongeduld, of, gelijk Geneviève Tabouis telegrafeert, met miskenning. Maar neen. Zoo tuk als ze zijn op hun nationale logica zij zullen nimmer toegeven dat Genève niet behoeft te juichen voor een memorandum waarover Parijs meesmuilt. Zeg de Franschen vooral niet dat zij met hun plan gerust thuis hadden kunnen blijven. De opmerking maakt hen woedend. ‘Wat!’ grommen zij, ‘wij zouden de eenigen zijn onder de naties die niet het recht hebben om een plan te berde te brengen? Moet men eerst een verdrag in de snippermand gooien om behandeld te worden met beleefdheid en plichtplegingen?’