Gehengel
De gewone sterveling, die dollar, pond en gulden enkele onbeduidende fracties ziet schommelen begrijpt niets meer van dat gehengel en van deze permanente neigingen tot consternatie. Hij leest de commentaren der pers.
Maar wanneer hij een linksch orgaan openslaat als L'Oeuvre, dat harde kastijdingen eischt voor de misdadigers die aansprakelijk zijn voor de financieele paniek, dan wordt hem uitgelegd hoe de fascisten den schrik en het defaitisme organiseeren op de geldmarkt om het republikeinsch bewind te ondermijnen.
Wanneer hij daarentegen een rechtsch blad raadpleegt als Je Suis Partout, of tien andere, dan wordt hem met doorslaande bewijzen aangetoond dat het gouvernement van nu, en in heviger mate nog het gouvernement van straks, de eenige aanstichter is van de onrust, den argwaan en de nachtmerries.
Wie te gelooven of wie te vertrouwen? Tot zekere hoogte hebben beiden gelijk. Het is onloochenbaar dat de zoogenaamde fascisten een vleug van angst en onbehaaglijkheid exploiteeren welke als een dunne mist zweeft over het gansche land. Of die uitbuiting der latente vrees een gezonde, patriottische tactiek is, laat ik in 't midden; à la guerre comme à la guerre. Doch om die gure stemming te misbruiken moest zij eerst aanwezig zijn en het lijkt mij onbetwistbaar dat elk der vele kabinetten welke elkaar sedert 1932 als meteoren opvolgden (flauw schemerende, fluks uitgedoofde meteoren trouwens) heeft bijgedragen tot het leveren der portie angst en der dosis onveiligheidsgevoel welke de tegenstander kon benuttigen als uitgangspunt. Onnoodig om op te rakelen wat voorbij is, dikwijls herkauwd werd, en overvloeit van argumenten voor achterdocht. Wilt gij een frappant voorbeeld dat dateert van de vorige maand?