Een goede kennis
Parijs, 20 Maart [1936]
Ziehier een gezicht dat wij meer gezien hebben. In de kranten vindt men zijn portret naast den laatsten moordenaar, de nieuwste voorjaars-hoedjes, het jongste wereld-record van sex-appeal, Flandin die lijkt op een rob terwijl de tooverfee hem verandert in een minister, en Anthony Eden die lijkt op Narcis, even voordat een genadige god hem de gestalte zal geven eener bloem. Genadig, zeg ik. Want het is vast niet onaangenamer bloem te zijn dan mens.
De foto is de Os van Mi-Carême, dien wij noemen de Paasch-Os. Hij werd gelauwerd als een Romeinschen Caesar, behangen met festoenen als wijlen de minnaar van Lady Chatterley, en gepoetst alsof hij zich naar een banket begeeft. Hij kijkt daarom niet snuggerder dan een gewone os die stierlijk het land heeft. Hij gaat inderdaad naar een feest. Op een zegekar, tusschen herauten, geëscorteerd door vier magere koeien welke 't zelfde voorstellen als, in den droom van Joseph en de vrouw van Potifar, die hij door elkaar haspelt doch waaraan hij vierkant maling heeft, wordt de Os naar het abattoir geleid. Over een weg van twaalf kilometer, dwars door Parijs, vergezeld van andere triomfwagens en fanfare-korpsen, rolt hij majestueus den dood tegemoet. Verbeeld u niet dat hij onkundig is van zijn lot en van het eindstation. Zeker citeert hij voor zich zelf het zangerige vers van Vergilius over den os die stervend zich de groene velden herinnert waar hij geweid heeft. Dulces moriens reminiscitur Argos... Het was niet precies een viervoeter wiens oogappel dit liefelijk landschap weerkaatste, maar een jeugdig krijger. Maar hij is aangedaan en men kan 't hem niet kwalijk nemen dat hij zich verwart met een held. Hij weegt meer dan duizend kilo, schoon aan den haak.
Om den Donderdag op te vroolijken van Mi-Carême hadden de autoriteiten hun onderdanen dit zeldzame schouwspel aangeboden dat sinds den oorlog niet meer vertoond werd. Men hoopte dat de hooge hoed verdwenen was in de kraters van bommen en granaten. En hij keerde terug. De lange rokken hetzelfde. De Paasch-Os dito. Men dacht dat de wereld verstandig geworden was. ‘Clopinette’, zooals de Franschman vertaalt voor ‘goeie morgen!’ Of ‘la peau!’ Er was een onnoemelijke menschenmenigte op de been om zijne majesteit te huldigen. De Apis der Egyptenaren ondervond niet meer bekijks en vereering wanneer hij als plaatsbekleder der hemelingen gevoerd werd naar zijn tempel. Ook niet de Triomf-marsch uit Aïda. Ook niet Charley Chaplin toen hij Parijs bezocht. Evenmin andere hoog-verhevenen, die de eerbied mij verbiedt te noemen, werden door hun geloovigen of door hun aanhangers ooit verwelkomd met zulk een geestdrift en onder zulk een volksgedrang. Het is niet gemakkelijk te wedijveren met een opgedirkten os. Ziedaar dictatoren, nationale profeten, bekranst, toegejuicht, aangebeden, geflikflooid, de waarde van de populariteit en de populariteit in haar ware gedaante. Gij hadt 't misschien vergeten? Hier wordt het u geleerd, als u 't niet meer weet.
Een os declameert geen holle tirades vanaf een balcon, een estrade en voor de micro. Doch bij het volumen hersens dat hij bezit onder zijn dikken schedel is het niet gewaagd te meenen dat hij denkt. Hij denkt wellicht niet veel, maar hebben de grootste wijzen méér gedacht dan wat men kan samenvatten op een octavo-velletje? De moeilijkheid is om zijn gedachten te raden gedurende zijn rit naar het abattoir. Ten eerste: wie is hij die verdiende uit te varen onder dergelijke Hosanna's? De zielsverhuizers mogen fantaseeren dat hij een keizer belichaamt die terugviel in de benedenste regionen der materie om herboren te worden voor dezen triomf. Waarom niet? Hij zou dan zijn klassieken kennen. Hij zou weten dat de Tarpejische Rots niet ver is van het Kapitool. Zo stapte Julius Caesar uit zijn zegewagen om vermoord te worden door de senatoren. En Nero die Rome amuseerde tot men genoeg van hem had en hij gekeeld werd door een slaaf. Robespierre, die het Opperwezen in processie door Parijs geleidde onder acclamaties, alvorens zelf het schavot te bestijgen onder gejubel. Allemaal Paasch-Ossen. Waar zijn de Paasch-Ossen van straks? Wie garandeert u dat hij in zichzelf niet de zin mompelt die volgens Suetonius de groet was der zwaardvechters: Ave Caesar, Morituri te salutant... De rollen alleen zijn omgekeerd. De Caesar is hij en de ontelbare opgeschrevenen brengen hem hun groet. Ons tijdperk vloeit niet over van vroolijkheid. Wij kunnen elken dag verwachten dat de sterren uit de lucht vallen. Het is echter niet de schuld van den braven os dat onze eeuw hem slechts macabere en isegrimmige beelden voor den geest roept op zijn laatste reis.
Het kan ook zijn dat hij maar een ordinair humorist is, een sarcasticus, die meesmuilt: Als gij niet rond het gouden kalf kunt dansen, danst gij rond een vetten os. Ezels die gij zijt. Myriaden stommerds? Legioenen uilskuikens! Wilt ge weten wie ik ben? Ik incarneer en reïncarneer de onsterfelijke, grondelooze, onuitroeibare Domheid, de onpeilbare, zelfverzekerde, leeghoofdige, onbewuste, logge, loodzware, machtige, onverzettelijke, bulkende, loeiende, kwijlende, grazende, herkauwende Domheid, die gij met bloemen bestrooit, waarmee gij onder geschetter en gedaver van trommen en trompetten door uw stad host. Met het gewicht van één ton weeg ik op deze fleurige kar. Maar met het gewicht van duizenden tonnen druk ik op uw koppen. Ik heb nooit kakelbonte boulevards bewandeld en nooit zoveel benzine-luchtjes opgesnoven. Voor de laatste maal zal ik de zon zien schijnen en de lente ruiken, want gij hebt de pretentie om mij te slachten aan het einde van dezen tocht. Ongeneeslijke idioten! Alsof men de Domheid kon dooden! Gij zult altijd Paasch-Ossen onder u hebben, en altijd zult gij ze bekransen, bekronen, op zetels verheffen, applaudisseeren, kushandjes toewerpen, rondrijden op vier wielen, vleien, aanbidden en gehoorzamen. Zo ging het reeds toen ik Apis heette. Zoo zal het zijn van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Aldus sprak niet de os. Maar als hij niet te goedig was, het arme beest, dan had hij 't kunnen denken zonder overmatig bijdehand te zijn.
[verschenen: 9 april 1936]