Overbodigheden
Parijs, 18 Maart [1936]
Natuurlijk moet ik schrijven over ‘Bolivar’ en ‘Oedipe’, de twee evenementen van het artistieke demi-saison. Gaarne had ik u deze moeite bespaard. Kent gij Bolivar? Zoo ja, dan behoeft gij niet naar de Comédie Française te gaan waar de keerpunten zijner geschiedenis vertoond worden, met de praal, de overdaad en het klatergoud van een historischen optocht. Zoo neen dan behoeft gij evenmin naar de Comédie Française te gaan want de vertooning zal u niets leeren. De tekst van Jules Supervielle, een aristocratisch dichter en charmant sprookjes-verteller, is broos als spinrag en ijl als de kringetjes die insecten teekenen op het water. Hij vond dat ruim voldoende voor een drama omdat hij, hoewel Fransch poëet, uit Zuid-Amerika komt, waar zijn vrijheidsheld, verlosser van Venezuela en stichter van Bolivia geleefd en gestreefd heeft voor zijn ideaal. Hij is ermee opgegroeid, zooals wij met Garibaldi. Het huwelijk van Bolivar, de schielijke dood zijner jonge vrouw in de wittebroodsweken, het aandenken harer vrijheidslievendheid dat hem achtervolgde en bezielde als een gelofte die vervuld moest worden, Bolivar's triomfwagen die getrokken wordt door jonge meisjes (waarvan hij 't mooiste uitkiest als maîtresse), het nachtelijk bal van den Spaanschen generaal die de weduwen en dochters der gefusilleerde insurgenten dwingt te dansen met de fusilleurs, en na elke ronde een paar danseressen laat executeeren (Kermesse héroïque!), de samenzweringen tegen Bolivar, afgeweerd door zijn betooverende minnares, zijn abdicatie, de schim zijner nooit vergeten echtgenoote die zijn laatste oogenblikken troost, dat waren denkelijk allemaal onderwerpen van de gravures welke hingen in de kinderkamer van Jules Supervielle toen de dichter het alphabet begon te spellen. Later had hij slechts zijn gedachten even terugwaarts te wenden om die herinneringsbeelden op te roepen met al hun aroom. Zonder woorden. Doch
wij zijn minder familiair met Bolivar dan hij. Minder familiair met Bolivar dan met Richard III, en Shakespeare oordeelde tekst en uitleg niet overbodig. Wat is Bolivar met zijn talrijke tafereelen en zijn ontelbare requisieten? Een mislukte film. Wat zouden wij den ganschen avond aanvangen ondanks bewonderenswaardige tooneelen als de overtocht der Andes? Zonder de ontvlammende gratie van Marle Bell (de maîtresse) zouden wij ons vervelen. Zonder de muziek van Darius Milhaud zouden wij alle moeite en kosten van het schouwspel verloren achten. Maar de componist van het Sionistische volkslied hervond den muziek-ader van zijn ‘Saudades de Brezil’ en het is meer dan waarschijnlijk dat van Bolivar niets zal overblijven dan een Suite voor orchest en een stel gramofoon-platen.
Ik durf nauwelijks vragen of gij Oedipus kent, de jeugdige held die trouwt met een vrouw welke lichtelijk ouder is dan hijzelf, tenslotte zijn moeder blijkt, waardoor hij tegelijk zijn eigen vader, zijn eigen stiefvader, de vader, de oom en de stiefbroer werd zijner kinderen. Misschien nog meer, doch ik laat dat over aan uw scherpzinnigheid. Het thema is in de mode als de militaire reminiscenties in de kleeding der dames. Freud maakte er een complex van. Stravinsky bezong het met aria's en koren. Jean Cocteau en André Gide varieerden het in proza. Om te zwijgen van Sophocles! Doch voor het bijna onmogelijke geval dat iemand de biografie van Oedipus vergat, of lacunes zou hebben in zijn memorie, kan hij zijn geheugen opfrisschen in de Groote Opera. De librettist Edmond Fleg hervat het verhaal vanaf Oedipus' wieg om te eindigen in het Heilige Bosschage, waar de zondaar kwijtschelding van de goden verwerft voor fouten die zij hem werkelijk niet konden aanrekenen en waarover zij homerisch behoorden te lachen in hun olympische baarden. Op dit gegeven construeerde de beroemde viool-virtuoos Georges Enesco een enorme muzikale machine, buitengewoon gecompliceerd, die hij zijn levenswerk noemt, en welke wij moeten eerbiedigen met het ontzag dat honderdduizenden noten inboezemen. Met alle respect gesproken, liever u dan ik. Het is een werk dat men volgens de gangbare formule verscheidene malen moet hooren, om te ontwarren wat het bevat aan genie, talent, ambitie, handigheid, raffinement en rompslomp. Ik endosseer deze schifting aan den tand des tijds, die aan dezen nieuwen Oedipus een kluifje heeft dat hem misschien verheugen zal. De uitvoering, de koren, de decors, de costumeering, de solisten zijn magnifiek en als ooit de vorm den inhoud behoorde te dekken en te redden, dan hier.
Maar deed ik niet oneindig beter met u te schrijven over het succes van André Birabeau's ‘Fiston’? Fiston beduidt zooveel als Ventje, Jongen, en is tenminste actueel. Een bescheiden bediende trouwt, zijn vrouw schenkt hem een zoon en gaat er mee op den loop voor een voordeeliger partij. Sinds dertig jaar heeft hij eega noch kind teruggezien. Hij werd modest portier eener ministerieele anti-chambre, stipt op zijn post, waar hij excellenties ziet komen en gaan bij dozijnen. Zijn wettige echtgenoote ontwikkelt zich ondertusschen tot een courtisane eersteklas, die haar zoon bombardeert tot radico-socialistisch minister. Geen haar op 't hoofd van den vader denkt eraan dat de minister die op een goeden dag binnenstapt zijn zoon zou kunnen zijn. Tot de moeder verschijnt waarin hij zijn vrouw herkent. Tableau, wat men noemt! Zij willen hem loozen en bieden hem een schitterende betrekking aan. Hij weigert, want als zijn zoon geen minister meer is, zal hij altijd nog portier zijn. Wijl hij lid is van de vakvereeniging kunnen zij hem niet aan den dijk zetten. Men verdraagt hem dus in stilte en incognito. Dat gaat uitstekend tot ‘Ventje’, getrouwd met een aardige vrouw, zich verslingert aan een actrice die met alle ministers die de portier meemaakte hetzelfde spelletje speelde. Hij waarschuwt ‘Fiston’ die niet luisteren wil. Hij wordt kwaad en geeft den minister een draai om de ooren. Omdat er getuigen waren wordt hij op staanden voet ontslagen. De communisten verheffen hem tot martelaar van het proletariaat. Zij kiezen hem tot député. Het ministerie valt. Er wordt een Front-Populalre-cabinet geformeerd en de vader krijgt de portefeuille van den zoon.
Dit is een tikje geforceerd, maar komiek, en het verbazingwekkende blijft binnen de grenzen der waarschijnlijkheid. Wie in Parijs tegenwoordig gekscheert met ministers en parlement zal altijd de lachers op zijn hand vinden. Wanneer dit knappe stuk echter een reis om de wereld doet, kan men voor den millioensten keer zeggen dat de Fransche auteurs (Birabeau note bene is volstrekt geen ‘reactionnair’!) een zonderling begrip hebben over propaganda.
Maar is het propaganda wanneer men leest dat Emile Cohl zich heeft moeten laten inschrijven als werklooze? Deze humoristische teekenaar is de uitvinder van de techniek der levende prentjes waarmee Mickey Mouse de wereld veroverde. Toen Walt Disney den vorigen zomer Parijs bezocht, ontving Emile Cohl het Legioen van Eer met een huldigende toespraak van Mickey's schepper. Daar kon de schoorsteen niet van rooken. En weet gij hoe oud deze uitvinder is in het jaar dat hij om een ondersteuning moet bedelen? Twee en negentig! En raad eens wat men hem als belooning uitkeert? Tien francs per dag!
Waarlijk, er is veel niet in den haak waarover men moeilijk kan spotten... Zelfs na ‘Fiston’ denkt menigeen: ‘De grappen hebben lang genoeg geduurd.’
[verschenen: 2 april 1936]