De man van de straat
Parijs, 15 Maart [1936]
Zeven dagen gingen heen nadat het zwaard van Siegfried Wotan's speer verbrijzelde, welke de Verdragen beschermt. Zie ‘Der Ring des Nibelungen’, van het ontwaken der Rheintöchter tot den brandstapel van Brünnhilde en het wegschemeren der goden. Het mankeert daar niet aan teksten en voorspellingen. Op een dag zal ik ze alle citeeren, den heelen levensloop van Hitler, bovennatuurlijk product (ectoplasma zouden de spiritisten zeggen) der Wagneriaansche muziek. Voor vandaag wilde ik alleen gadeslaan hoe de Franschen zich gedragen onder het weerlichten en het getrappel van dezen nieuwen rit der Walküren.
Men observeert in de eerste plaats het curieuze en komieke verschijnsel eener omgekeerde wereld. Alles staat op z'n kop. De Briandisten, d.i. zij die reeds pro-duitsch waren in 1914, en pro-duitsch bleven tijdens den geheelen oorlog, de Briandisten die na 1918 aan hun boezem een addertje voedden waarvan zij niet geloofden dat 't ooit gif-tandjes zou krijgen, deze Cocus Magnifiques kraaien op 't oogenblik het hardst van allen Cocorico. Deze anti-militairisten, waarvan de meesten regelmatig vertikt hebben voor de oorlogscredieten te stemmen, deze beroepspacifisten die de milliarden der fortificaties van de ‘Ligne Maginot’ bejammerden als door de ramen gesmeten geld, werden plotseling ‘de soldaten van Valmy’, ‘les soldats de l'an Deux’. Zij belichamen het grootste mirakel dat Hitler ooit verrichtte en ooit verrichten zal. Zij maken nog een licht onderscheid tusschen het Duitsche volk en zijn ‘onderdrukkers’ doch als 't van hen afhing, stemde de Volkenbond onverwijld sancties tegen Berlijn, om ‘de bruine pest’ te wurgen. Zij, die Engeland een maand terug het ijverigst steunden, vinden den Britschen Leeuw bij deze gelegenheid lijzig, slaperig, suf en zij verbergen niet eens hun gehumeurdheid. Als 't aan hen lag zouden zij op staanden voet van leer trekken. Het eenige wat hen weerhoudt zijn de verkiezingen. Zij hebben slinks getracht ze te verschuiven, maar dat is mislukt, en voor hun kiezers te komen met een oorlogszuchtig program lijkt een gewaagde onderneming. Dat geeft heel wat complicaties en tribulaties onder het Front Populaire dat ik u altijd geraden heb te wantrouwen als gentlemen-inbrekers en te schuwen als de ‘Roode Dood’. Een halve week reeds dreigen zij in nauwelijks bedekte termen om uit den Volkenbond te treden, hun voormalig ‘schild ende betrouwen’. Zij zijn ertoe in staat. Zij zijn ook in staat om in naam der wet (‘Recht geschiede al valle de
Hemel!’ gelijk ik onlangs herinnerde) de geburen van Duitschland mee te sleepen in het avontuur der sancties. En hoe zoudt gij dat vinden?
Ook bij de anti-Briandisten, de z.g. patriotten en nationalisten ligt alles ondersteboven. In 1914 offerden zij met geestdrift goed en bloed. Na 1918 koesterden zij tegen Duitschland een onverslijtbaren wrok wegens de noodelooze en menigvuldige wandaden welke de vijand bedreef in hun vaderland. Als men geluisterd had naar hen zouden ‘bek en klauwen van het roofdier’ nimmer zijn aangegroeid. Om dit te verhinderen hebben zij niet gedaan wat zij konden, doch om het te doen hadden zij de Japansche methode moeten volgen. Vandaag verschijnt juist Charles Maurras, poëet en prozaïst die lauweren verdient, voor den rechter van instructie omdat hij redeneert als Mitsuru Toyama, hoofd van den Kokuryukai, alias de Zwarte Draak. De zwarte draken echter waren niet talrijk genoeg in Frankrijk, en nog om andere redenen voelden zij zich gekortwiekt. Maar nu, terwijl de situatie is zooals zij geleidelijk werd, accepteeren zij haar. Zij foeteren niet tegen Duitschland, zij hakken en schelden uitsluitend op hun eigen gouvernement dat voor den eersten keer na 1918 standvastigheid toont. Dit is het tweede mirakel, volbracht door Hitler, minder compleet dan het vorige, maar niet minder verbluffend. Te beweren dat de anti-Briandistische patriotten pro-duitsch geworden zijn zou op 't moment niet geheel beantwoorden aan de waarheid. Doch zij zijn flink op weg. Zij werden reeds drommels neutraal. Op een vergadering der Francisten heeft men kunnen roepen: Heil Hitler! zonder het geringste protest. Alle patriotten weliswaar zijn geen Francisten. Doch geen enkel patriot zal sancties veroorloven tegen Berlijn. Zij blijven op dit punt consequent want zij vervloekten de sancties toen 't Italië betrof. Zij kunnen echter ronduit hun meening van de daken schreeuwen. Juist wegens de verkiezingen. Want de gemiddelde Franschman, die wenscht te leven in pais en vree, verfoeit alles wat den toestand kan verergeren.
Klamp dien gemiddelden Franschman aan op straat. Vraag hem niet: ‘Wordt het oorlog?’ Hij geeft daarop geen bescheid. Maar zeg hem met een glimlach: ‘Zoo, beste kerel, ga je je laarzen insmeren?’ Dat is de klassieke uitdrukking. Dat begrijpt hij en hij zal u antwoorden: ‘Wij hebben tien oorvegen gekregen zonder nijdig te worden, waarom zouden wij ons kwaad maken om de elfde?’ Praat hem niet over de eeuwigheid van Verdragen! Hij heeft daarover de opinie van de beroemdste juristen en staatslieden, Hugo de Groot, Richelieu en... Hitler. Verdragen eindigen zoodra iemand [regel ontbreekt] voor te steken. Volg hem in de arbeidersbuurten, aan den zinken toonbank der tappers en zeg hem langs uw neus weg: ‘Een mooie gelegenheid om Thaelmann te bevrijden!’ Hij zal u platonisch aankijken, zonder te informeeren overigens waar 't u scheelt. Maar op slag wordt gij verdacht. Schuifel met hem binnen in de bioscopen, de accuraatste van alle thermometers. Op 8 Maart werd te Cocherel de sterfdag van Briand herdacht door Paul Boncour, temidden eener deputatie van kachelpijpen. De scène wordt afgedraaid en de heele zaal sist, fluit en brult: Au poteau Boncour! A bas Sarraut! A la porte Flandin! Op 7 Maart trokken de Duitsche soldaten Rijnland binnen en ook die tafereelen verschijnen op het doek. Niemand verroert. Men geeft taal noch teeken. Men gnuift zelfs niet om den burlesken parade-pas.
Het ware overdreven te beweren dat er niet een beetje deining te bespeuren viel onder de Parijzenaars toen de kranten verschenen met letters als koeien, wijl men het in Keulen hoorde donderen. Maar onmiddellijk herwon iedereen zijn zelfbeheersching, zijn dagelijksch scepticisme. En dit, dunkt mij, kenmerkt het klimaat met zijn atmosfeer. En hierop moet gewezen worden als op het voornaamste der symptomen: Alle opwinding, alle enerveering, alle excitatie, alle intransigentie emaneert uit de regionen van het gouvernement. De gouvernementale theatraliteit vertolkt volstrekt niet de opinies van de Fransche natie en in zooverre is zij zuiver kunstmatig. Om deze reden echter zijn de ministerieele declamaties des te merkwaardiger en misschien des te bedenkelijker. Waarop stuurt het gouvernement aan? Op een oorlog met Duitschland? Stellig niet. Stellig niet ten minste volgens menschelijke berekening, welke kan falen met onzekere factoren als een overspannen Sarraut die zich op dreef moet houden, gelijk hij zelf bekende, door piqûres van caféïne. Doch als het Fransche gouvernement geen oorlog wenscht (omdat oorlog na tien oorvijgen pure krankzinnigheid ware en als zoodanig opgevat zou worden door drie kwart der bevolking!) wat beoogt het dan met zijn onverzoenlijkheid? Ziedaar een raadsel dat ik zou trachten te verhelderen, als 't op dit gebied vergund was hypotheses te vormen. Eén punt slechts wil ik aanstippen, hoewel het u paradoxaal zal lijken: Men krijgt hier niet de impressie dat de hoofdmanoeuvre gericht is tegen Duitschland.
[verschenen: 30 maart 1936]