Een sterktemaat
Parijs, 9 Maart [1936]
Er is in de wijde wereld geen chauffeur, geen mecanicien, geen electricien meer die niet weet wat een ampère is. Maar wie kent André-Marie Ampère, die een eeuw geleden stierf? ‘Aux Grands Hommes la Patrie reconnaissante’ staat in gulden letters geschreven op het fronton van het Pantheon en in de kille kelders onder den koepel borg het Dankbare Vaderland naast twee of drie werkelijk beroemde en nuttige mannen, een aantal onbekende grootheden die vooral hadden uitgemunt als woordenkramers en officieele praatjesmakers. Toen echter in 1921 een der wonderbaarlijkste ontdekkingen herdacht werd van alle eeuwen vond men op het kerkhof Montmartre het graf van den ontdekker - en het was Ampère - in den schandaligsten toestand van verwaarloozing. Geen mensch had er sinds jaren naar omgekeken. Als de geleerde wereld hem niet vergat, als de Sorbonne zijn laboratorium-tafel bewaarde met haar instrumenten, - men merkte met verbazing dat een der heilrijkste wereldhervormers nergens zijn monument had in Frankrijk waar het nochtans krioelt van bronzen en steenen celebriteiten in slipjas. Af en toe moeten ze zelfs worden opgeruimd omdat ze in den weg staan, omdat ze werkelijk te leelijk zijn en omdat ze alleen dienen als vluchtheuvel voor de musschen.
Hoewel veranderd in een sterktemaat voor electrischen stroom, in een wijzerplaat die elk uur van het etmaal geraadpleegd wordt door millioenen en millioenen oogen, heeft deze uitvinder geen geluk gehad. Hij heeft geen dankbaarheid, geen werkelijk menschelijk contact gevonden, het onmetelijke genie, welks effect door een Amerikaan, toentertijd president der internationale electrotechnische commissie, geroemd is in deze termen: ‘De electriciteit wordt toegepast in alle wetenschappen, in alle kunsten, in alle industrieën, kortom in alle behoeften, in alle afdeelingen der moderne civilisatie. Wanneer wij die toepassingen afzonderlijk konden bestudeeren zouden wij gewaarworden dat in alle zich electrodynamische acties of reacties, electromagnetische verschijnselen voordoen volgens de beginselen en de theorieën van Ampère. De tooversleutel welke al die wonderbaarlijke poorten geopend heeft, is ons verschaft door Ampère...’
Neen, de eigenaar en de schenker van dien toover-sleutel welke het aanschijn der aarde veranderde, welke de deuren ontsloot van een sprookjesland, waar wij geen tijd meer hebben om al het miraculeuze te beseffen en te waardeeren, neen, deze goede genius heeft geen geluk gehad. Hij was een mensch, overloopend van enthousiasme, bijgevolg even schuchter als gevoelig, en schuw om de eenvoudige reden dat zijn fluïdum, zijn radiaties geen uitweg vonden, niet bruikbaar waren. Een soort van Jean-Jacques Rousseau, van Beethoven der hoogere wiskunde. Op zijn twaalfde jaar las hij de mathematici Euler en Bernouilli in hun latijnschen tekst. Toen te Lyon, waar hij geboren werd in 1775, hem de tijding bereikte van de inneming der Bastille, stortte hij tranen van ontroering. Doch vier jaar later werd zijn vader, fatsoenlijk koopman en onberispelijk vrederechter, geguillotineerd door de revolutionnairen. Hij was toen 18 jaar en had een esperanto uitgevonden om den wereldvrede te bevorderen, om de naties tot elkander te brengen. Te Poleymieux, schilderachtig dorpje op de helling der Saône waar hij woonde (zijn huis is in 1927 gerestaureerd met geld van Amerikaansche burgers!) werd zijn buurman, den kasteelheer Guillin du Montet, oud-gouverneur van Senegal, letterlijk verscheurd door een bloeddronken volksmenigte, in stukjes gesneden door een slager en rondgedeeld onder het gepeupel, dat de tanden zette in het vleesch. In 1794 moest hij vernemen dat het doorluchtige hoofd van Lavoisier, grondlegger der moderne chemie, gevallen was op het schavot. ‘De Republiek had geen geleerden noodig’ zooals men toenmaals zei, zooals nog Pasteur constateerde om de rampen van 1870 te verklaren, en zooals nog bleek in 1921 toen men Ampère's graf moest zoeken onder het onkruid. Gelukkig heeft Frankrijk geleerden ondanks de Republiek.
Ampère was dermate verbouwereerd, verpletterd door de terugslagen eener gebeurtenis welke hij met tranen had toegejuicht, dat hij bijna het verstand verloor, en een jaar lang zoo ontzind bleef dat hij niets kon doen dan bloemen plukken en met zand spelen als kinderen. Een jong meisje, Julie Caron, redde hem van deze verbijstering. Langzaam ging hij weer aan 't werk en uit dezen tijd van wedergeboorte dateeren de verrukkelijke brieven, idyllisch als zomer-dauw, de melodieuze versjes, ontroerend en simpel als Japansche haikai, die eertijds zijn uitgegeven, waarvan bewonderaars reeds in 1921 een herdruk vroegen, waarop men zelfs nog in het jaar van zijn eeuwfeest tevergeefs wacht. Zou men ergens waar een Ampère kon geboren worden zoo handelen met een weergalooze nagedachtenis? Het dankbare vaderland! Woorden, woorden...
‘Le bonheur qui charme la bergère’... zooals gezongen wordt in 't liedje, ‘le bonheur ne dure qu'un instant.’ Eerst in 1799 trouwde hij met zijn goede fee daar Ampère toen pas zijn kost kon verdienen. Om een plaats te krijgen als gymnasium-leeraar schreef hij een memorie over de kansberekening (Considerations sur la théorie mathématique du jeu), die niemand kon begrijpen die Ampère niet evenaarde in de wiskunde. Zijn traktement echter was zóó laag dat hij zich moest scheiden van vrouw en kind om te gaan onderwijzen in Bourg, en toen hij zich in 1804 eindelijk kon installeeren als leeraar te Lyon, stierf Julie tengevolge van gebrek en ontbering. De periode van licht had vijf jaren geduurd. Zijn eenige, zijn groote liefde was onvervulbaar geworden door den dood. Opnieuw verviel hij in den nacht der wanhoop. En opnieuw ging hij aan het werk. Arm, eenzaam, maar weldra beroemd onder zijn collega's van den aardbol. Het lag echter in zijn lotsbestemming dat hij een der groote mannen zou blijven die zoowel ontsnapte aan de aandacht van Bonaparte als van Napoleon I.
Wat men opmerkt in Beethoven treft in gelijke mate bij Ampère. Zijn moreel was even bewonderenswaardig als zijn genie. Zijn hart even goed, even zuiver, even rijk als zijn verstand. Niet enkel wegens zijn uitvindingen verdiende hij vereenzelvigd te worden met een sterktemeter, maar ook wegens zijn psychische hoedanigheden. Zijn ingeboren goedheid werd onder de beproevingen die hij leed niet alleen nimmer vertroebeld, maar langzaam gelouterd steeg zij tot mystieke hoogten. Wij moeten hem danken omdat de duizenden dynamo's, de duizenden fabrieken en alles wat verband houdt met electriciteit rechtstreeks ontspringt aan zijn brein, maar wel beschouwd zouden wij hem nog meer moeten huldigen als een der helden of heiligen die vereerd worden als beschermers en voorbeelden. Doch dit is een andere zijde zijner persoonlijkheid en hier raakt hij, als vriend van Ozanam, den herontdekker der franciscaansche poëzie, den godsdienst. Alles bij elkaar genomen echter, zijn beteekenis onder een tijdelijken en een eeuwigen gezichtshoek, kan men zich moeilijk weerhouden om de feestelijkheden welke Frankrijk aanricht voor dit jubileum zeer mager te oordeelen. En is het een voldoende verontschuldiging dat men ampère's kent, maar niet Ampère?
[verschenen: 26 maart 1936]