Een mooie speculatie
Parijs, 25 Februari [1936]
De Fransche leening te Londen, welke wij een poos terug aankondigden als problematisch, is gesloten via Lazard Brothers. Zij bedraagt veertig millioen pond sterling, tegen 3%, voor een termijn van negen maanden. De terugbetaling kan facultatief vervroegd worden. Alles tezamen genomen zijn deze condities gunstig en menig land zou zich ermee gelukwenschen. Of 't kascrediet vergezeld ging van een onderpand in goud of een gelijkwaardige hypotheek bleef twijfelachtig. De eenen beweren van niet, de anderen zeggen ja, en zoowel op de Place de la Bourse als in de City zijn de meeningen daarover onzeker. Men moet zich vergenoegen met de droge mededeeling dat de Engelsche en Fransche Bank met elkaar in bespreking getreden zijn, zonder nadere aanduiding omtrent den aard dier besprekingen. De minister van Financiën laat het ondertusschen voorkomen alsof de Britten philanthropisch genoeg waren om hem drie milliard francs ter beschikking te stellen tegen overgaaf van zijn simpele handteekening.
Naar allerwegen verluidt waren de onderhandelingen zeer laborie[us] en duurden bijna twee maanden. Vanwaar deze dobberingen bij een zoo eenvoudige operatie aan welke al wat Shylocksch is vreemd schijnt? Zelfs wie luisteren achter de deuren kunnen er slechts een slag naar slaan. Daudet en Maurras hebben beiden geschreven dat de leening werd toegestemd in ruil voor de ontbinding der Action Française, die de Engelschen systematisch dwarsboomt in hun Afrikaansche politiek, in hun Vloot-conferentie, en overal. Een hooggeplaatst Engelschman zou die zonderlinge uitwisseling ter kennis gebracht hebben aan een hooggeplaatst Franschman, die haar weer overbriefde aan de royalistische leiders. Hoewel de Action Française herhaaldelijk bewijst dat zij rekenen kan op de onverwachtste medewerkers (op de ministeries, bij de politie, bij de Generale Staven, onder de gelederen der Franc-Maçonnerie) klinkt ons hare uitlegging romantisch en ongeloofelijk. Maar het moet erkend worden dat de Fransche regeering dikwijls aanleiding geeft tot praatjes over inmenging van buitenlandsche gouvernementen in zuiver binnenlandsche aangelegenheden. Deze week nog liet zij op verzoek der Duitsche Ambassade het Zondagsnummer in beslag nemen van Le Journal dat een geïllustreerd artikel bevatte over de vrouwen in het leven van Adolf Hitler. Het onnoozele stuk was slechts in zooverre hinderlijk dat de auteur zich bemoeide met dingen die niemand aangaan. Berlijn had zonder twijfel recht om te vragen hoe de Franschen 't zouden vinden wanneer men in Duitschland een doorknede historie publiceerde over het intieme leven van Albert Sarraut, wien door zijn tegenstanders verweten wordt niet alleen het uiterlijk te hebben van een gorilla maar ook de zeden. Het was echter de plicht der Parijsche regeering om den Duitscher te beletten censuur uit te oefenen en den Franschman te verhinderen om te schermen met groote woorden als onafhankelijkheid, vrijheid van gedachte en de heele
santekraam. Zij had vooral de kwaadwilligen, die haar beschuldigen van buigzaamheid tegenover Engeland, geen argumenten moeten verschaffen, waar 't zoo verleidelijk is om te redeneeren per analogie.
Als iedereen gaarne zou vernemen welke inschikkelijkheden de leening vergemakkelijkten, men kan ook grosso modo zeggen dat niemand zich in zijn sas voelt over de operatie, behalve de schatmeester Marcel Répnier, bijgenaamd de dwerg van Vichy. Die gemelijkheid en die voldoening zijn beide verklaarbaar. De makelaars zien hun commissie langs den neus gaan. De spaarders missen hun rente. Régnier evenwel heeft drie milliard, of liever veertig millioen pond, loopt geen kans de loketten te moeten sluiten en kan de verkiezingen kalmpjes afwachten. Houd in 't oog, om de ontevredenheid der bankiers en spaarders te gissen, dat er veertig milliard verborgen en bevroren liggen in particuliere schuilhoekjes van allerlei soort, klinkende munt onttrokken aan de circulatie. Het is een ongehoorde meevaller voor Régnier dat hij dezen weerbarstigen geld-klomp, die voor geen 3% en ook voor geen 4 of 5% aan 't rollen komt, nog éénmaal braveeren en tarten kan met een spotlach. Dat is minder prettig voor de eigenaars. ‘Gij pocht op die 3%, antwoorden zij den minister. Gij vergelijkt het crediet dat de Fransche Staat geniet in 't buitenland met het crediet dat zijn onderdanen hem toekennen. Een kunst! Wij ook willen uitleenen tegen 3%, maar dan zonder uw moordende belastingen, zonder inkorting op de coupons, zonder uw fiscale inquisitie en zonder de voortdurende bedreiging van morgen wakker geschud en leeggeplunderd te worden door een bewind van communisten.’
Maar als de Fransche markt hopeloos geblokkeerd is voor den Franschen Staat, waarmee zal dan Régnier of zijn opvolger de 40 millioen pond terugbetalen? ‘Een gewone seizoen-leening’ noemde de minister het Londensche kas-crediet. Een kleine besproeiing voor een periode van lagen waterstand. Doch in 1933, '34 en '35 waren er ook seizoen-leeningen. Zij konden nog geplaatst worden in Frankrijk. Geen enkele der drie echter werd gerembourseerd. Negen maanden dat is kort dag. Zij vliegen snel voorbij. Is er eenige kijk op dat de Schatkist in November over drie milliard aan contanten zal beschikken? Geen denken aan. Alles loopt spaak. Het resultaat der elf nieuwe handelsverdragen welke Georges Bonnet bedisselde en teekende in 1935 (met Zuid-Afrika, Canada, Finland, Zweden, Noorwegen, Holland, Griekenland, Hongarije, Duitschland, Turkije en Portugal) eindigden allen met een gevoelig deficit. De zaken gaan hoe langer hoe slechter. Twaalf groote hotels in Parijs sloten hun deuren. Alle overigen zitten tot over de ooren in de schuld, en staan op springen. Wekelijks vermenigvuldigen de werkloozen regelmatig met 6 à 7000 zielen. Waar geld vandaan te halen? De wettelijke marge der schatkist-bons (15 milliard) is reeds ruimschoots overschreden. Voor Maart had men drie milliard noodig en men heeft ze dank zij Londen. Maar in Juni is er een lek van zeven milliard. Tusschen Juli en December gaapt een gat van tien milliard. Deze cijfers zijn onderhevig aan schommelingen. In één richting echter. Zij kunnen niet minderen. Zij kunnen vermeerderen.
Wat dan? Zullen de drie milliard der Engelschen geconsolideerd worden? De Nationale Schuld van Frankrijk zou daarmee klimmen tot heli astronomische bedrag van drie derd zestig milliard. Is dit getal eindeloos uitzetbaar als het Heelal van sommige sterrenkundigen? Op papier misschien. Of in een droom tusschen waken en slapen. Doch als het cijfer niet meer rekbaar blijkt omdat het nationale inkomen, in 1935 gezakt tot beneden de 150 milliard, de interesten niet meer kan opbrengen?
Wacht tot Mei, evenals Marcel Régnier. Niet veel later dan bloeimaand zullen de gebeurtenissen het wellicht als een sauve-qui-peut van de daken schreeuwen. Want laat 't u eens en voor altijd gezegd zijn dat het Front Populaire zich openlijk, onomwonden en onveranderlijk uitgesproken heeft voor de devaluatie. De stembus derhalve (misschien ‘gecompleteerd door het geweer’ zooals de socialist Jules Guesde schreef) zal beslissen of de veertig millioen pond worden geconsolideerd, dan wel of zij aan Lazard Brothers worden terug betaald in den vorm van vier à vijf milliard francs, wat om-en-om hun waarde kan worden wanneer de goudvoorraad der Banque de France opnieuw gemonsterd en geschat is. Niet alleen Lazard Brothers zullen zich dan de handen wrijven van genoegen. Doch zelfs het gouvernement of het Comité de Salut Public dat twintig milliard schoon geld in kas zal hebben. Tot hoe lang?
Bah! Après nous le Déluge...
[verschenen: 16 maart 1936]