De straffers gestraft
Parijs, 31 Januari [1936]
Zoowel uit Italië als uit de Fransche ministeries van Handel en Financiën komen rapporten binnen welke een algemeenen kijk geven op de werking der sancties. De berichten zijn van dien aard dat men ondanks de regeeringswisseling een rumoerige campagne kan verwachten onder de zinspreuk: ‘Is het Recht goed dat de schuldigen niet weet te straffen zonder ook de onschuldigen te treffen?’ Of: ‘Is het geen krom Recht dat de onschuldigen harder straft dan de schuldigen?’
Beide motto's formuleeren een stelling die zonder twijfel voor aanvaller en verdediger onaanvechtbaar blijkt, omdat zij dagelijks bewezen wordt door de feiten. Voorbeeld uit de duizenden: Een handelaar boekt een schadepost van vijf ton omdat een order krachtens de besluiten van Genève niet uitgevoerd kan worden, of omdat het door den Italiaanschen klant bij wijze van représailles geannuleerd is. De Italiaan voorziet zich onder den dekmantel eener Oostenrijksche firma in Tsjechoslovakije; of speent zich van de koopwaar als het een luxe-artikel geldt; of richt zelf een fabriek op welke het product dat hij niet missen wil voortaan vervaardigd. Wie is in de drie gevallen het slachtoffer? Niet de Italiaan. Hij wint in twee opzichten bij den gang van zaken en het derde beperkt zich tot een ongerief. Wie betaalt het gelag? Wie lijdt de schade? Alleenlijk de Franschman. Ten eerste het hoofd van het bedrijf. Ten tweede zijn personeel waarop hij moet bezuinigen, of dat hij zich genoodzaakt ziet te ontslaan. En wat werd bereikt met de procédure en het procédé? Niets, absoluut niets. De Italiaan kan een langen neus maken tegen den sanctionnist; zeggen, schrijven en per radio omroepen dat hij de sancties aan zijn laars lapt, waarvoor hij zich inderdaad niet geneert.
Of men het probleem beredeneert van een Fransch standpunt of vanuit een anderen geografischen gezichtshoek, het blijft even irriteerend, ontgoochelend en om ronduit de waarheid te zeggen, demoraliseerend. Heb slechts zes maanden geduld en de Italianen, waar de chemisten niet stil zitten, zullen in industrieele hoeveelheden wol fabriceeren uit een bijproduct van melk. Wat een kaas had kunnen worden, wordt eenvoudig een kous, een trui, een muts, een das. Des te erger voor de schapen van Australië, Afrika en hunne eigenaars. In 't begin zal die wol een beetje duur zijn. Wat doet dat ertoe?
In een oorlogvoerend land wordt geld spoedig een fictie, en munt slaan uit papier is zeker niet moeilijker dan wol halen uit melk. Of jute uit brem. Of katoen uit cellulose. Of cellulose uit een andere materie. Of vlas uit onvruchtbare gronden die altijd braak lagen. Laat Rusland en zijn vlas, Egypte en zijn katoen, Zweden en zijn cellulose, Britsch-Indië en zijn jute, Australië en zijn wol, een jaartje sanctionneeren en alle condities waaronder deze voortbrengselen totnutoe verhandeld en gefabriceerd werden, zullen gewijzigd zijn tot het onherstelbaar nadeel der natuurlijke producenten.
Dit wordt niet geconstateerd uit sympathie voor Italië doch omdat het een realiteit is waartegen geen haarklooven of sputteren helpt, een realiteit waaraan de twintigste eeuw zich goed- of kwaadschiks zal moeten onderwerpen. Bij den huidigen stand der wetenschappen zijn sancties geen straf meer voor dengene tegen wien ze worden toegepast. Maar een prikkel. Een wonderbaarlijke stimulans. Een zweepslag die den schranderen menschelijken tweevoeter aanspoort tot inspanningen en spitsvondigheden welke zonder die opporring buiten zijn bereik en boven zijn vermogen zouden gebleven zijn. Een soort van verjongingskuur. Een trompetsignaal dat reveille blaast. Steeds waren de beproevingen, zoolang de mensch deze planeet bewoont, de kortste weg en het doelmatigste middel tot een hoogere volmaaktheid. Er is geen lijden, geen tegenspoed, geen ongemak dat niet op een of andere manier de hersenkronkels verrijkt van een welgeschapen hoofd. Hoe konden de Geneefsche comité's vergeten wat alpha en omega vormt der menschelijke historie, wat niet alleen geleerd wordt door de mystici van alle godsdiensten, maar zelfs door Darwin (struggle for life!) en ten overvloede door ervaringen welke geen kwart eeuw oud zijn? Hoe konden zij al die lessen verwaarloozen? Als zij even hadden nagedacht, zonder passie, met koele koppen, zouden zij op het misdrijf geen vergelding gesteld hebben die den dader een dienst bewijst. Een onschatbare dienst welke van-nu af aan reeds beschouwd kan worden als een belooning, als een premie.
En een vergelding welke op de toepassers der wet terugvalt als een onverdiende, zware en absurde straf. Lyoneesche firma's hadden een vordering van ongeveer honderd millioen francs op Italië welke zij niet kunnen innen. Wie derft deze som? Wie profiteert ervan? De Italiaan drinkt geen champagne meer, geen Bourgogne, geen Chartreuse, geen Benedictine. Hij parfumeert zich niet meer met Coty of Houbigant. Wie is ermee gebaat? Wie wordt het kind van de rekening? De omzet in de textiel daalde met 10%. De hars met 40%. Er is geen branche in den handel, de industrie, de kunstnijverheid, den landbouw, van de ganzeveeren tot het kantwerk van Calais, van de pharmaceutische producten tot het naaigaren, van de soldaten-dekens tot de zijde-weefsels, van de meststoffen tot het verguldsel, van de machines tot schoenpoets, knoopen en dierenhuiden, er is geen tak van de Fransche bedrijvigheid die wegens de sluiting der Italiaansche markt niet zeer gevoelige verliezen boekt, loopend in honderdtallen van millioenen. Wie is de benadeelde? Wat Italië niet van Frankrijk krijgt, koopt het in Duitschland of elders. Maar wie is de dupe? Wien worden de duimschroeven aangezet? Misschien den Italiaan. Doch buiten kijf knellen zij den Franschman het ergst. Wie is de gestrafte? Iedereen die de sancties toepast. Iedereen behalve de Italiaan.
De Staat die de sancties uitvoert is een abstractie, welke elke kwestie automatisch transformeert in statistiek. Genève, dat de sancties uitvaardigde, is een verzameling van zulke abstracties. Zij zijn als de God van Kloos: ze zien niet, hooren niet, voelen niet, denken niet. Zij zijn zeldzame wezenheden die zich uitdrukken in cijfers en tabellen. Het gebied echter waarover zij decreteeren bestaat uit legioenen van kwetsbare, bijna weerlooze, stumperige stervelingen. Wat een getal is op een handelsbalans, een simpel plus of minus, concretiseert zich voor duizenden en tienduizenden in een faillissement, in armoede, in werkloosheid, in ziekte, in ontbering, in kinderen die hun studies moeten onderbreken, in myriaden van kwellingen, verdrietigheden, plagen. Twee abstracties, de Staat en de Super-Staat, eischen deze offers van hen in naam van een Ideaal, in naam van het Recht. Wat deert dat Staat en Super-Staat? Weinig of niets. Maar wie kan loochenen en hoe zal men het tallooze stakkers uit het hoofd praten dat Ideaal en Recht op hen neerkomen als een onverdiende, onduldbare straf? Als een straf, die hoofdzakelijk en haast uitsluitend onschuldigen treft. En waarvoor? Met welk nut? Noch het Ideaal, noch het Recht zullen door het aanrichten van ontelbare groote en kleine nooden versterkt of bevredigd worden. Zulk Recht daarentegen brengt de slaperigste gewetens tot opstand.
Zal het nog ooit lukken zulke ongerijmdheden te laten rijmen? Wij zitten in 't schuitje en moeten varen. Het is echter meer dan tijd om een der doorslaandste en gevaarlijkste argumenten die tegen Genève worden uitgespeeld te ontzenuwen. Het is meer dan ooit geraden om een reeds klemmende argumentatie niet te verzwaren met nieuwe motieven tot ongeloof en wrevel.
[verschenen: 19 februari 1936]