Het stond geschreven
Parijs, 22 Januari [1936]
De astrologen hebben de teekenen in den hemel niet misduid. Laval, zeiden zij, zal niet vallen in November, en ook niet in December, hoewel de sterren hem ongunstig zijn. Maar half-Januari toont zijn horoscoop en de horoscoop van zijn Kabinet aspecten, die moeilijkheden aankondigen (in het 7e huis o.a. dat de contracten voorstelt) waaraan hij slechts zal kunnen ontsnappen, door de wijsheid der slang te paren aan haar sluwheid. Die bovennatuurlijke en voor menschen ietwat antipathieke mengeling van vermogens heeft niet meer tot zijn beschikking gestaan. In de vervalsching van stembriefjes welke ik signaleerde op 31 December, uitte zich de laatste en heftigste stuiptrekking van energie die hem veroorloofd was.
Zoo boekt de astrologie nieuwe lauweren als Laval de zijne voorloopig verliest. Versmaad haar niet, deze ondoorgrondelijke wetenschap. Hitler heeft zijn wichelaar. Hij had zelfs een wichelaar, vertelt men, die zijn eigen onzalig einde niet wist te voorzien, in ieder geval niet kon verijdelen. Mussolini heeft zijn sterrenlezer en hij onderneemt niets, zelfs geen eenvoudige reis, zonder vergunning der planeten. De meeste Fransche ministers hebben hun kaartlegsters en horoscooptrekkers. Zij raadplegen de orakels. Zij laten de uitspraken openbaar maken. Of die waarzeggers geïnspireerde occultisten zijn, laat ik in 't midden, maar zij toonen zich eminente politici. Eminent genoeg om ongeloovigen de verdenking in te boezemen dat er uit den mond der profeten de stem spreekt van een regisseur, gelijk er in de godenbeelden der Egyptenaren een mannetje verborgen zat en gelijk de Delphische Pythia zich bij wijlen liet suggereeren door geschenken. Voor de eerste helft van Februari kondigen de Parijsche astrologen een serie bloedige botsingen en andere gewelddadigheden aan. Een uitstekende gelegenheid om hen wantrouwend te verifieeren.
Wat mij aangaat, ik heb in begin November zonder hulp der sterren geschreven dat Laval 't even lang zou uithouden als het proces van Stavisky. Als ik mij verder had durven wagen op deze uiteraard gladde en onzekere banen zou ik gezegd hebben: en geen dag langer. Op enkele uren na ware mijn voorspelling uitgekomen. Inderdaad: toen de juryleden in de zaal hunner beraadslagingen soldaten-kribben opsloegen om het antwoord op de bijna twee duizend vragen te overwegen in de armen van Morpheus, begonnen Herriot en het Uitvoerend Comité der Radicale Partij het waggelend ministerie van Laval zoodanig te rammeien, van voren en van achteren, dat er geen twijfel kon bestaan of de aanvallers beschikten over verjongde krachten en hadden voortaan vrij spel.
Dit is geen gissing. Het is gevolgtrekking uit waarneembare gegevens. De Affaire die Doumergue aan 't bewind had gebracht, hield Laval nog in evenwicht op het slappe koord. Zoolang de instructie traineerde, kon geen enkel Radicaal de verwoestingen schatten welke het schandaal zou aanrichten in zijn groep, in de electorale en gouvernementeele positie zijner partij. Zoolang de debatten duurden, kon géén Radicaal zich veilig achten. Scabreuze en menigvuldige medeplichtigheden der politie en der magistraten hadden het ergste van de Radicalen afgewend. Maar dat ergste waarin een compleet débâcle dreigde, kon elk oogenblik opdoemen uit het verhoor of uit de simpele oproeping van een getuige. Zelfs al zou Laval als hoofd der Regeering, als hoofd der Justitie, dit vermorzelende wapen niet gehanteerd hebben, de Radicale Partij kon niet besluiten tot beslissende manoeuvres voordat de eindvonnissen waren uitgesproken.
Volgens gewoonte heeft Laval, in plaats van een standpunt te kiezen dat conform zou geweest zijn aan de zuivere, strikte rechtvaardigheid, laten smokkelen. Het heele proces is getruqueerd.
Wilt gij bij het scheiden dezer markt van sjacheraars nog een voorbeeld om toe te lichten hoe diep de Radicalen in de modder raakten en hoe zij eruit zijn gebaggerd?
De député Louis Proust is president van het Comité Mascuraud, het voornaamste en zeer invloedrijke Radicale verkiezings-agentschap. Bij de instructie der Affaire was hij door de mand gevallen. Hij kon niet ontkennen stappen ondernomen te hebben om de rooverijen van Stavisky te begunstigen hoewel hij op de hoogte was van alle verdenkingen die op de manipulaties van zijn beschermeling rustten. De souche van een der chèques draagt zijn naam met vermelding van twee-en-een-half millioen. Stavisky's banklooper getuigde dat hij meermalen dikke enveloppes overhandigd heeft aan Louis Proust. Het was zonneklaar dat Proust voor zijn Comité de belangrijkste sommen incasseerde welke Stavisky gedistribueerd heeft om onmisbare diensten te beloonen. Genoemde Proust echter wordt niet in staat van beschuldiging gesteld.
Een deel der juryleden vindt dat zonderling en verlangt dat Proust tenminste gehoord worde als getuige. Met tegenzin belooft het Hof hun voldoening van dezen wensch. Maar gelijkertijd strooit men het gerucht rond dat Proust vertrokken is naar Afrika. Men geeft de verzekering dat hij op 5 Januari terug zal zijn. Men bericht dat hij de boot miste doch arriveeren zal op den 11den, juist tijdig genoeg om te getuigen. Hij komt noch den 5den, noch den 11den, en op 16 Jan. zijn de debatten definitief gesloten. Denzelfden dag echter verschijnt hij in de Kamer. Hij heeft deze onbeschaamde poets kunnen bakken aan de Jury, aan het Gerecht, aan de Moraal zonder dat iemand er een hand voor omdraait. De bewering dat de verkiezingen van 1932 gefinancierd zijn door Stavisky blijft een praatje. Niets is bewezen.
Zulke doodelijke zwakheden, en tientallen andere, leverden de Radicale Partij genadeloos over aan een regeerder die de macht bezat, en per ongeluk den moed kon hebben, om haar 't mes op de keel te zetten. Maar als Laval gedacht heeft uit die verschrikkelijk kwetsbare plekken munt te slaan door ze te sparen (gelijk reeds Doumergue deed) en zijn ministerieel bestaan te rekken door ze te ontzien, dan vergiste hij zich deerlijk. De Radicalen kennen evenmin dank als zij weten van bescheidenheid of gewetensknagingen. Zij kennen slechts hun belangen en hun politieke stokpaardjes. Van den député Henri Garat zei de president der Rechtbank Barnaud, die onmogelijk verdacht kan worden van anti-radicale of onrepublikeinsche gevoelens: ‘Ik heb een schuldige tegenover mij, een zwaar schuldige wiens bestraffing ik vraag. Nooit was schuldigheid beter bewezen dan de uwe!’ en nauwelijks was het verdict gevallen, nauwelijks was Garat, door een milde jury veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, in hooger beroep en voorloopig op vrije voeten, of hij ijlde naar de Kamer waar hij door de vrienden in triomf verwelkomd en met een apotheose gehuldigd werd.
En nauwelijks was de zaak Stavisky met een zachtzinnig vonnis provisorisch uit de wereld of het Uitvoerend Comité der Radicale Partij spoorde uit alle hoeken van Frankrijk naar Parijs om de demissie te bewerken van Laval door de ontslagneming af te troggelen der radicale leden van het ministerie. Om Laval, zooals zij zich uitdrukten, weg te jagen met een schop onder een zeker lichaamsdeel. Hun soviet telde ongeveer acht honderd wraakgierige koppen en vergaderde in het blinkende klatergoud en het roode pluche der receptie-zaal van het Hôtel Continental. Laval die den dag te voren in de Kamer nog een meerderheid behaalde van 64 stemmen (en ditmaal zonder fraude met bulletins) werd door deze club gewipt.
Zij hadden geen enkel ander mandaat dan hun lidmaatschap der Radicale Partij. Hun ingrijpen was anti-parlementair en anti-constitutioneel. Doch op dit gebied hebben Links en Rechts elkaar niets te verwijten. Ook de verjaging van Daladier op 6 Februari 1934 (de man van het ‘smeltend geld’ dien zij met acclamaties op den voorzitters-zetel heschen) was onparlementair en onconstitutioneel. Gelijk de President der Republiek toenmaals zwichtte voor den drang der Nationalisten, zoo homologeert hij vandaag de revanche, de rehabilitatie der Staviskianen. Even deemoedig als Doumergue zijn biezen pakte, even onderdanig knijpt Laval uit.
Werkelijk, ik zou liever hebben dat al deze kromheden (de chèque van Proust inbegrepen) tot het rijk der fabels behoorden. Het is niet prettig dat een onpartijdig waarnemer alleen reeds door ze te vernoemen den indruk kan wekken van vooroordeelen. Maar helaas, die kromheden zijn geen verzinsels. Het zijn nachtmerries. Want van zulke buitensporigheden kan ten slotte niet alleen het lot afhangen van ons continent, doch van den ganschen aardbol.
[verschenen: 11 februari 1936]