De tooverleerling
Parijs, 20 Januari [1936]
Op de Parijsche Rechtsfaculteit doceert Gaston Jèze een specialen cursus voor derde-jaars-studenten die gevolgd wordt door ongeveer vijftig leerlingen. Reeds vroeger hadden zijn hoorders een (rot) appeltje met hem te schillen gehad wegens een ongelukkig woord dat hem ontviel over de reactionnairen, die hij rangschikte onder de uitstervende menschsoorten. Dat was niet alleen onhistorisch, onfilosofisch (niemand kan ageeren zonder ergens op te reageeren; elke actie sluit reactie in) maar bovenal onpsychologisch. Want dat bijna alle hoogleeraren der Sorbonne avant-gardist zijn, en dat bijna alle studenten sinds een tiental jaren hoe langer hoe reactionnairder worden, is een der merkwaardigste verschijnselen in het geestelijke leven van Frankrijk. Het dient tot niets om een fenomeen, dat de leiders der intelligentie zeer onbehaaglijk stemt, te loochenen of te verkleinen. Een feit blijft een feit, ook al noopt het een republikeinsch hart tot de onverkwikkelijkste conclusies. En zonder eenige overdrijving mogen de studenten erop roemen dat het Quartier Latin de eenige wijk is van Parijs waar socialisten en communisten geen toegang hebben. Wie dezen toestand wil verbeteren, zou minstens negentienden der universitaire jeugd moeten onthoofden om haar andere koppen op te zetten.
Vanaf den dag dus dat Gaston Jèze te Genève als advocaat van Ethiopië zijn opzienbarend requisitoir uitsprak tegen Italië en tegen Mussolini's binnenlandsch bestuur, kon men er ongeveer vast op aan dat meer dan tienduizend studenten in de rechten op de gelegenheid zouden aanvliegen om een reeds oude rekening met hun professor te vereffenen. In 't buitenland, waar Jèze's redevoering stormachtigen bijval gevonden heeft, zal men zich misschien over deze opwelling verbazen en ergeren. In Frankrijk echter, waar de uitvallen van Jèze zelfs bij de verdedigers van Ethiopië eenige bedenking verwekt hadden, is die studenten-drift, hoe onsympathiek ook voor sommigen, verklaarbaar en aannemelijk. Een aantal leerlingen der Ecole Normale Supérieure waar het onderwijzend personeel gekweekt wordt, die mannen modelleerde als Romain Rolland en Jules Romains, hebben in een epistel aan den minister van Nationale Opvoeding het ‘geval Jèze’ gedefinieerd met een onpartijdigheid welke niets te wenschen overlaat en die des te opmerkelijker is, daar de Ecole Normale in het universitaire conflict dat ging losbreken, neutraal zou blijven.
Een professor, bezoldigd door het Fransche gouvernement, zoo redeneeren zij, die zijn diensten verhuurt aan een vreemde mogendheid, heeft zonder twijfel vrijheid van meening, doch slechts in beperkten graad vrijheid van handeling. Als woordvoerder van den Negus had hij zijn offensieve redevoering die indruischte tegen de toenmalige tendenties der Fransche regeering, kunnen uitspreken voor een Internationaal Hof. De beslissingen, daar genomen, beïnvloeden nimmer de groote richtingslijnen van een land. Maar zijn pleidooi zooals het was, heftig tegen Italië, contrarieerend voor den Quai d'Orsay, kon hij niet houden tegenover een Diplomatieke Assemblée, waar besluiten vallen welke bindend zijn voor de algemeene politiek van den Staat. Jèze, Fransch ambtenaar, eminent hoogleeraar der Parijsche faculteit, en opgeluisterd door het prestige dat afstraalt van Frankrijks voornaamste universiteit, schiep als antagonist der Fransche delegatie een wanorde, welke een Staat, bezorgd voor zijn prerogatieven, niet had mogen dulden. Het is in principe betreurenswaardig dat een professor door zijn leerlingen verhinderd wordt in de uitoefening van zijn ambt. Met een tweede wanorde poogt men de eerste te remedieeren. Dat is niet rechtmatig maar stellig rechtvaardig. De wanorde der studenten te onderdrukken kan de regeering niet ontheffen van den plicht om de wanorden van professor Jèze te beteugelen welke voor de gansche natie veel ernstiger en gevaarlijker zijn.
Zij hadden goed praten. Tegenover Genève en tegenover Ethiopië had de Fransche regeering de handen niet vrij genoeg om den onbesuisden hoofdleeraar-advocaat in 't openbaar te desavoueeren met een schorsing, en zijn geval werd een der lastigste van de tallooze onontwarbare verwikkelingen welke de Afrikaansche blunder in de wereld bracht.
Het kan een gouvernement onverschillig zijn om de massa der studenten tegen zich te hebben, maar het blijkt nimmer raadzaam ze in 't harnas te jagen. Alle groote en kleine beroeringen, in 't Westen en in 't Oosten, beginnen met een gisting op de hoogescholen. Het is het voorrecht en de eigenschap der jeugd om te voelen wat waggelt en wat hecht staat, om den eersten stoot te geven voor een stap verder, om hindernissen te nemen zonder ze vooraf te meten. Hun élan daarbij is onberekenbaar. Men weet waar ze starten. Men weet nooit waar ze aankomen. Men weet vooral nooit wat ze onderweg met zich meesleepen. Hun voorbeeld is aanstekelijk en wat ze zich in 't hoofd gehaald hebben, krijgt men er nimmer uit met geweld.
Ditmaal hadden zij in hun kop gezet dat de advocaat van den Negus niet meer zou doceeren in een Fransche universiteit. Zij volgen de traditioneele tactiek van kabaal, optochten en stinkbommen, gecompleteerd met traangassen. Wat zou een autoritair en ondubbelzinnig gouvernement gedaan hebben? Het hadde de vijftig leerlingen van Jèze zorgvuldig gefilterd aan den ingang van het les-lokaal, ieder geflankeerd met een of twee klabakken en de deuren versperd met schildwachten. De cursus van Jèze ware doorgegaan. Maar wat doet de regeering van Pierre Laval, die nooit imperatief en nog minder recht-door-zee kon zijn? Hij laat schreeuwen, joelen, fluiten en zwavelen. Daarna sluit hij de gansche Rechtsfaculteit en geeft vrijen tijd aan 14.050 studenten. Zelfs dit onbeduidende relletje beschouwt hij met zijn dubbel-aangezicht. De eene kant lacht naar den Volkenbond. De andere kant toont hoe moeilijk hem alles gemaakt wordt. Aan beide zijden vraagt hij excuus.
Zijn systeem voert hem in een impasse waar hij voor- noch achteruit kan. Langs de straat spannen de studenten een enorme banderolle met het opschrift: ‘Jèze, sac au dos’. Zij zegt wat ieder denkt. In het onderbewustzijn der Franschen heeft de term sac au dos een hatelijken klank waarvan geen enkele taal het equivalent bezit. De drie woorden vatten alle misère samen van de kazerne en van de slagvelden, de landerige en de onmenschelijke. Terwijl overal elders de oorspronkelijke beteekenis van ‘ransel’ verdoezeld of verbloemd is, behield sac au dos, ransel op den rug, voor de Franschen heel de expressie der armzaligheid in uniform. Sinds zes maanden werd sac au dos de oppermachtige spreuk die de menschen opzweept of den mond snoert, aanhitst of versteent.
Onder het motto ‘Jèze, sac au dos’ wordt een waarschuwings-staking geproclameerd van acht-en-veertig uren. Vijf en dertig duizend toekomstige meesters en doctors leggen het werk neer. Den eersten dag regent het achter de beslagen ruiten. Slecht weer om over de boulevards te hossen. Den tweeden dag schijnt de zon en zes honderd stakers moeten worden gearresteerd. De onrust slaat over naar Dijon, Lyon, Grenoble, Marseille, Toulouse. ‘Dat is tenminste één overwinning welke Mussolini zonder te liegen kan rondbazuinen’, spotten de linksche bladen.
De vergelijking zou misschien juister zijn wanneer het succes der staking de poorten heropend had van de Rechtsfaculteit. Doch de Rechtsfaculteit blijft gesloten en de lock-out gehandhaafd. Er is geen gouvernement op aarde dat onder dezelfde omstandigheden vrijwillig zou terugkrabbelen. Heeft men echter ooit studenten de nederlaag zien lijden wanneer zij in opstand komen tegen hun regeering? Kan Jèze ongelijk bekennen door zichzelf af te danken? Zijn vrienden zouden 't hem nooit veroorloven en om twintig geldige redenen is hij aan zijn zaak standvastigheid schuldig.
Men zoekt een Salomons-oordeel in een conflict dat alleen schijnt beslecht te kunnen worden met gummistokken en ander wapentuig. Ik ken geen oplossing, zelfs al zou de tooverleerling die ook dezen bezem in beweging zette, verdwijnen door een valluik. Dat is het zonderlingst. Hij schijnt pas weg te duiken nu alles schots en scheef gaat.
[verschenen: 8 februari 1936]