De steppen hebben dorst
Parijs, 7 Januari [1936]
Sommigen noemen hem Monsieur Loyal, wat ongeveer het midden houdt tusschen een hypocrieten, zoetsappigen deurwaarder van Molière en August de Domme van een circus. Het is geen eerenaam. Het is meer een titel om er diensten mee te bewijzen dan groot op te gaan. Maar wilt gij knap werk bewonderen van een diplomaat die in het politieke spel van een-twee-drie-klaveraas voor de gladste kwartjes-vinders uit Oosten en Westen niet onderdoet?
Op een goeden dag treedt een vertegenwoordiger der Soviets bij hem binnen en zegt na de gebruikelijke complimenten: ‘Wij hebben geld noodig in Moskou.’ Monsieur Loyal antwoordt: ‘Hm!’ Dat hm klinkt universeel en hij specificeert, terwijl zijn hand aandachtig over het mozaiek der tafel strijkt: ‘Met het meeste genoegen, voor zoover 't van mij afhangt. Hoeveel?’ Hij had dat verzoek sinds maanden zien aankomen. Het maakte hem bijna ongeduldig dat het uitbleef. Daarom ten slotte draaiden de bioscopen in Parijs gastronomische kruidenierswinkels af uit het bolsjewistisch paradijs. Daarom ging Stalin op bezoek bij zijn oude moeder. Daarom werden de militaire graden in eere hersteld en het Vierde Gebod. Daarom benoemden zij een ris Maarschalken aan 't hoofd der roode heerscharen.
Terwijl Monsieur Loyal zich verkneutert aan deze idyllische tafereelen en in zijn binnenste een beroemd coupletje neuriet (‘Ça ne valait pas la peine, assurément - De changer de gouvernement’) legt de Moscovietische gezant zijn verlangens bloot: ‘Acht honderd millioen, een klein milliard.’ Tusschen twee vingers aait Monsieur Loyal het koord der telefoon en herhaalt zijn volapuksche monosyllabe: ‘Hm! Accoord; een milliardje om mee te beginnen. Dat is niet te veel. Juist genoeg voor den vorm. Kleine geschenken onderhouden de vriendschap. De kunst alleen zal zijn om het eerste schaap over de brug te krijgen. Ronduit gesproken, als Fransche Regeering behoeven wij 't niet te probeeren. Onze onderdanen zijn zoo kolossaal te grazen genomen! Onnoodig om 't geheugen op te frisschen met détails, het uwe niet noch het mijne. Tusschen 1889 en 1914 gaf Rusland 47 leeningen uit in Frankrijk. Alles bijeengerekend, schulden van den Staat en schulden van particulieren, kapitaal en achterstallige rente, hebben wij een te goed van 107 milliard papieren franken. Er niet meer over te praten ware verreweg het beste. Maar de honderdduizenden Franzoeski die met gecalligrafeerde vignetten van den Tsaar in hun kast en in hun maag zitten zullen dat nimmer permitteeren. Nimmer! Niet zoozeer om de knikkers als wel om 't spel. Begrijp dat tenminste. Een schuld welke de Soviet-Unie in beginsel niet wil erkennen, kan de rest der wereld in beginsel niet prijsgeven. Al gelooven onze Franzoeski niet dat ze er nog ooit een halven cent van zullen innen, van de kern der zaak kunnen zij niet afstappen. Dat is een fundamenteele kwestie. Rood en zwart. Anti-kapitalisme of kapitalisme. De schuld te erkennen zonder te betalen zou minder fnuikend zijn voor de moraal, het recht en de gemoedsrust, dan de schuld te betalen zonder ze te willen erkennen. Wat zouden de andere naties zeggen wanneer wij toegaven op dit chapiter? Hoe zou de rest onzer
schuldenaars redeneeren? Om een schoone lei te hebben is er niets meer noodig dan de Soviets uit te roepen in een land. Het zal lang duren alvorens wij zulk een premie kunnen uitloven voor ieder die communist wordt. Onmogelijk. Een officieele leening aan Rusland op dergelijke basis behoort tot de luchtkasteelen. Doch wij laten het hoofd daarom niet zakken. Gij hebt al kruidenierswinkels, maarschalken en andere tsaristische souvenirs die herleven. Gij zult niet eeuwig tegenstribbelen voor tsaristische schulden. Wij moeten daar iets op vinden.’
‘Inderdaad, wij moeten daar iets op verzinnen’, beaamde de zendeling van Stalin. ‘Een poosje geleden’, hernam Monsieur Loyal met een vertrouwelijken glimlach, ‘hadden wij een soortgelijk geval met Joegoslavië dat krap bij kas was, doch uit overwegingen van anderen aard niet in de termen viel voor officieelen steun. Wij hebben de moeilijkheid netjes ontdoken. A propos, is er niet een bankier, een fabrikant, een handelsfirma, die u uit eigen zak, laten wij zeggen twee honderd millioen voorschiet? Met een kleinen wenk aan de Caisse des Dépôts et Consignations zouden wij 't sommetje kunnen afronden tot één milliard. In principe verstrekt deze Kas geen voorschotten aan particulieren doch slechts aan gemeenten, provincies en openbare instellingen. Dat is waar. Maar de Kas kan aan den Staat leenen en wat verhindert den Staat om te leenen aan particulieren? De Caisse des Dépôts gireert acht honderd millioen op de Schatkist. De Schatkist gireert hetzelfde bedrag op rekening van den heer X. Deze heer X, die de welwillendheid had om twee honderd millioen ter beschikking te stellen van de Soviets gireert een milliard op Moskou. De moeilijkheid om garant te zijn zonder te garandeeren is daarmee uit den weg geruimd. Een simpel procédé van boekhouding. Wie heeft er iets tegen in te brengen? Hebt gij een bankier?’ De gedelegeerde van het Kremlin had niet enkel één bankier die geneigd was om een stapeltje millioenen te verschaffen als eerste inleg. Hij had er twee, en op zulke voorwaarden had hij er gemakkelijk twintig gevonden. ‘Uitstekend’, besloot Monsieur Loyal, ‘de affaire is in orde.’ En hij belde het Ministerie van Financiën op.
De zaakwaarnemer van Moskou was in de wolken. Hetgeen mislukte te Londen (een crediet van twintig millioen pond) lukte te Parijs. Hij zag het gezicht al der Engelschen. Achter de Britsche grimassen de woedende tronies der Duitschers. Welk een charmante verrassing voor Berlijn, deze gecamoufleerde leening! Ook Monsieur Loyal voelde zich in zijn nopjes. Wat kon men hem verwijten? Geen zier links. Hoogstens een verdachte inschikkelijkheid rechts. Een hoop onmisbare menschen had hij door zijn schappelijkheid aan zich verplicht. Voor de Soviets en hun vrienden ging hij vrij uit. Hij had gedaan wat hij kon, wat hij moest, wat men van hem verwachtte en vergde. Zij wisten dat er eenig blameerend risico verbonden was aan de machinatie. De blaam kon niet terugvallen op Monsieur Loyal want wie zou hem op dit punt openlijk durven berispen?
De weg echter van de Caisse des Dépôts naar de Schatkist, van de Schatkist naar de twee bankiers, is lang en bezaaid met valstrikken. Wat doodeenvoudig schijnt in theorie (enkele handteekeningen op een gezegeld papier) blijkt ontzettend gecompliceerd in de practijk. De gewoonste operatie eischt weken en maanden. Kan Monsieur Loyal dat helpen? Het is de vloek en de zegen der bureaucratie. Ligt de fout bij hem als de telefoons ooren hebben, als er ergens een duplicaat slingert, een brouillon wegwaait en in verkeerde handen verdwaalt? Weet iemand overigens hoe het gebeurd is, hoe het geheele complot bij een financieel specialist belandde die het onthulde in het weekblad Gringoire? Elk ministerie heeft van ouds zijn lekken. Er bestaat geen brandkluis die zich voor zekere bezweringen niet automatisch ontsluit, op den juisten tijd, als een klokkespel dat begint te tinkelen wanneer het uur vol is. Het departement van Monsieur Loyal heeft meer lekkage dan eenig ander, en als bij toeval, lekken die immer van pas komen. Hij vloeit niet over van sympathie voor de Soviets. Mag men hem daarom aansprakelijk stellen voor een pech waarbij de heele onderneming spaakloopt? Dat zou overdreven zijn. Tot 't laatste toe toonde hij zijn goeden wil door den ijver der groote dagbladen drie weken in te toornen. Slechts bij stukjes en beetjes liet hij het schandaal eener vermomde Soviet-leening doorsijpelen tot de eigenlijke informatie-pers.
Het is zonder twijfel ook nog te danken aan Monsieur Loyal dat men zich niet verontwaardigt doch ironisch spot. Fichtre! De Moscovieten die onophoudelijk snoeven op hun economisch en financieel herstel, op hun bloei, hun welvaart, hun wonderbaarlijken voorspoed, die voortdurend pochen dat ze geen werkloozen hebben, wier binnenlandsche leeningen als bij tooverslag werden volteekend en overteekend, wel drommels! deze onvolprezen en onovertrefbare wereldhervormers zitten om een schepje geld verlegen!?! Waarvoor? Wat zouden zij ermee aanvangen? Verlangen zij misschien dat de Franzoeski zelf de communistische propaganda betalen in Frankrijk en Koloniën? Terwijl de eenen lachen, kijken de handlangers op hun neus. Moeten zij een dementi wenschen of een zwijgende bekentenis? Het eerste komt even ongelegen als het tweede. De eenige die de goed gebakken poets met een stalen gezicht bijwoont is Monsieur Loyal. Maar al past dit bij zijn rol, bewijst het dat hij de streek heeft uitgevoerd of begunstigd?
Hij weet van niets.
[verschenen: 30 januari 1936]