Het Hart
Parijs, 24 December 1935
‘Le Coeur’, het nieuwste stuk van Henri Bernstein, beweegt zich precies in tegenovergestelde lijn van Ibsen's Poppenhuis. Na een serie van knap gedoseerde incidenten ontvlucht Nora den huiselijken haard. In een andere eeuw zou de auteur haar hebben laten blijven waar ze was, en daar de psychologie een zeer elastische materie is, zou hij deze ontknooping even overtuigend gemotiveerd hebben als het besluit waartoe hij overhelde in 1880, den geboortedatum van Poppenhuis. Rose, de hoofdpersoon van Bernstein, kiest de partij van haar man na een serie van incidenten welke niet minder handig gedoseerd zijn dan de peripetieën van Ibsen, en die even logisch hadden kunnen leiden tot een omgekeerde conclusie. Geen drie jaar terug zou Bernstein zelf de hekken wagenwijd hebben opengezet. Niet langer dan drie jaar geleden ware Rose automatisch, omdat 't zoo hoorde, omdat 't nog in de lucht hing, den minnaar gevolgd in plaats van den echtgenoot. Zooveel is er veranderd en zoo snel. In de neigingen van het publiek. In de geesteshouding van een dramaturg wiens antennen bij uitnemendheid zijn afgestemd om hoofd-stroomingen op te vangen. De ‘rechten van het individu’ druischen niet meer in tegen de geschreven wetten, zooals bij Ibsen. Op dit dissolveerende beginsel zijn wij uitgekeken. Wij hebben er mee afgedaan. De vrouw is ook geen pop meer. Noch in haar eigen waardeering. noch in de oogen van den man. En juist omdat de man zijn aanspraken, zijn rechten vestigt op de geschreven wetten, op het contract, omdat hij een beroep doet op haar on-popachtigste, rationeelste eigenschappen, loopt Rose niet weg. Tusschen haakjes: er bestaat niet de minste overeenkomst tusschen Le Coeur en Poppenhuis dan dit cardinale verschil.
Maar aan de extremen van het verschil kan men de afstanden meten die de huidige generatie scheidt van haar voorgangers. Wanneer Rose model wordt gelijk Nora een soort van prototype is geweest zou de Fransche mentaliteit een fameuze zwenking maken in de richting der conservatiefste traditie. Dat verwondert mij volstrekt niet. Ook buiten het tooneel kan men talrijke aanwijzingen waarnemen eener veranderende oriëntatie. Het zal mij evenmin verbazen als de ingezette richting duurzaam blijkt. Bernstein is gewend te copieeren naar de natuur. Om als gelijkend erkend te worden op de Parijsche Boulevards moet het origineel reeds in een menigte exemplaren aanwezig zijn.
Laten wij ook het drama bezien, na een verschijnsel geconstateerd te hebben dat wegens zijn merkwaardigheid de prioriteit verdiende. Het speelt te Biarritz, in 1935, bij de Magueyran's, die sinds drie geslachten de architectuur beoefenden in deze badplaats welke haar opkomst dankte aan keizerin Eugénie. De vader, Vincent Magueyran, is even in de vijftig. Hij was dus dertig in 1914, zag den oorlog komen, onderging hem, draagt er de gevolgen van. In een huis dat te groot werd leeft hij eenzaam met zijn herinneringen. Zijn eerste vrouw bedroog hem en liet hem in den steek met twee kinderen. Zijn tweede vrouw, twintig jaar jonger dan hij en gehuwd uit liefde, stierf aan een kortstondige ziekte. De kinderen trouwden. Zijn zoon Jean-Claude met de mooie, elegante en niets-doende Rose, een schoolvriendinnetje. Zijn dochter Cécile, bekoorlijk maar koel, cerebraal en arbeidzaam, met een historicus die een officieele reis maakt door Canada en in het stuk niet optreedt. De zoon, preciseert Bernstein, is Front National: de dochter Front Populaire. Als ‘Le Coeur’ begint komen Vincent Margueyran en Cécile juist terug van een tocht in het rijk der Soviets.
Omdat de bouwkunst te Biarritz niet meer rendeert, werkt Jean-Claude voor een firma te Parijs en tijdens zijn herhaalde afwezigheden vertrouwt hij zijn echtgenoot toe aan de hoede en aan den invloed van een romantischen, onbestendigen schoonvader. Hun laatste scheiding duurde veertig dagen welke Rose sleet in een leege woning, onder een zachten hemel, met haar jong hart en warm bloed. Gedurende die lange afzondering en vasten ts zij volgens de regelen der kunst omsingeld, belegerd, veroverd en bijna ingenomen door Patrick de Pérugnas, een jeugd-vriend van Jean-Claude. Hij is gefortuneerd, sportief, charmant en onderhoudend. Hij had den tijd om te leeren hoe men praat met vrouwen die men lijmen wil, den tijd voor aardigheden en tierlantijntjes, want zijn leven is een lange vacantie. Hij spreekt over de liefde als een troubadour. Alles zal hij voor Rose opofferen wanneer zij wil echtscheiden om met hem te trouwen. Terwijl Jean-Claude ploetert te Parijs, kirt en koert Patrick te Biarritz. Het zou wonderbaarlijk zijn wanneer Rose niet werd ingepalmd. Een vriendin geeft den laatsten stoot die komt vertellen hoe zij van het eene avontuur in het andere verzeilde omdat zij zich liet koppelen aan een man van wien zij eigenlijk niet hield, in plaats van alles te laten varen voor den man dien zij beminde. Geen geaarzel meer na zulk een bekentenis. De eerste die door Rose wordt ingelicht van haar besluit tot echtscheiding is haar schoonvader. Vincent, negentiende-eeuwsch, hersenschimmig, passief en vrijzinnig genoeg om te vergeten dat Jean-Claude zijn zoon is, antwoordt niets dan ‘Wat jammer’. Het begrip echtscheiding behoort tot zijn denkgewoonten. Afgesproken: Rose zal haar vrijheid terugeischen om te leven met Patrick en denzelfden avond zullen zij samen dineeren bij diens oom.
Coup de théâtre: Jean-Claude komt een dag eer binnenvallen dan hij verwacht werd. De gansche familie, klaar voor het diner, ontvangt hem met verlegen gezichten. Zal men met hem praten voor of na het eten? Neen, daarna. Om de treinkosten uit te sparen profiteerde hij van de auto van een vriend. Slaperig van acht honderd kilometer frissche lucht dommelt hij weg in een fauteuil. Hij wordt gewekt door Patrick die het idee niet zetten kan dat Jean-Claude nog een nacht zal doorbrengen naast Rose. Met het egoïsme en de ongegeneerdheid van charmante jongens voor wie alles van een leien dakje gaat, vraagt Patrick aan zijn kameraad zijn vrouw. Jean-Claude die bij de thuiskomst wel eenig onraad bespeurd had maar niet gissen kon dat de zaak reeds buiten hem om beklonken was, reageert aanvankelijk slap. Hij moet zich inspannen om het nieuws te realiseeren. Zijn latente energie ontwaakt geleidelijk onder den schok. Hij bewaart zijn kalmte. Als Patrick uitgepraat is voegt hij hem bedaard toe: ‘Ga daar niet verder op door of ik schiet je neer.’ Tot Rose zegt hij: ‘Jij zoudt verliefd zijn op dien mooien marionet? Nonsens. Je bent mijn vrouw en je blijft 't. Wij sloten een contract en ik houd van je. Ik wil niet dat je je vergooit aan een hansworst. Je zoudt er nooit aan gedacht hebben als je je tijd nuttiger besteed hadt. Voortaan zijn we vennooten. Je gaat met me mee. Je werkt met me. We zullen kinderen krijgen. Een echte vrouw zul je zijn en geen stuk speelgoed.’ Hij zegt dat aardig, vriendelijk, doch met klem, met overtuiging, gedecideerd, en zonder poespas. Hij doet geen beroep op de zenuwen, of op de zinnen. Uitsluitend op de verstandelijke vermogens, op de zuivere rede. En Rose begrijpt. Zij laat zich overhalen en herwinnen zonder de klassieke grande scène tusschen man en vrouw. Neen. De groote uitpak- en aanpak-scène is tusschen vader en zoon. Vincent belichaamt het verleden. Het Verleden met zijn aria's over
amour en passion, in hoofdletters, dat geringschattend neerkijkt op vandaag. De generatie van gisteren die zich voortreffelijker acht omdat zij haar sentimentjes instrumenteerde voor vol orchest, omdat zij tijd te verbeuzelen had aan droomerijen, aan romans, aan liefdeshistories, aan gevoeligheidjes en andere liflafferij. De vaders die meenen dat hun zoons geen gemoed hebben omdat zij moeten zwoegen in de geruïneerde wereld welke zij van de ouderen meekregen als erfdeel. De failliete voorgangers die op den koop toe nog probeeren de jonge vrouwen van de wijs te brengen met romantiekerigheden, met den enerveerenden humbug hunner voorbije jeugd, terwijl de jongeren zich uitsloven om den boel te beredderen en op te lappen waarin zij werden achtergelaten.
Met deze botsing, waarin het derde bedrijf culmineert, had het stuk kunnen eindigen. Om de spanning die langzaam opzwelt naar dezen climax regelmatig af te vloeien vond Bernstein verdere bedrijven niet te veel. Als variaties op zijn hoofdthema toont hij de weerkaatsingen van het nieuwe geluid waarmee Jean-Claude's hart eensklaps losbreekt. Vincent die afziet van een 3de huwelijks-experiment. De snibbige, intellectueele Cécile, die van blauwkous ontbolstert tot vergeet-mij-niet. De meeste critici hebben den schrijver deze zijlijnen verweten en misschien hebben zij gelijk, want na de explosie van het derde bedrijf luwt met de spanning ook de aandacht. Wat mij betreft, ik beschouw constructieve of aesthetische eigenaardigheden, waarover men uren kan debateeren in het oneindige, als van ondergeschikt belang, zoolang ze niet absoluut onoverkomelijk zijn. Voor gebrekkigheden echter waarborgt Bernstein's techniek. Zooals ‘Le Coeur’ is zal het ongetwijfeld een jaar lang de zaal vullen van het Théâtre du Gymnase. Dit effect kan bereikt worden met de meest verschillende middelen. Maar dat een dramaturg dit succes kan behalen met een zoo uitzonderlijk en geprononceerd mannen-type als Jean-Claude, met een zoo onmodisch en onschoolsch vrouwen-type als Rose, is een fenomeen waarbij artistieke bijkomstigheden eclipseeren. Het is een verschijnsel dat nu reeds gedateerd kan worden als een evenement in de Fransche mentaliteit en de Fransche maatschappij.
[verschenen: 15 januari 1936]