Een doode musch
Parijs, 9 December 1935
Den vorigen dag had Thorez, leider der communistische parlementaire fractie, nog gebulderd naar de banken der rechtsche Partijen: ‘Bandieten! Moordenaars!’ Geen twaalf uur later vielen Rechts en Links elkaar met vochtige oogen om den hals, Thorez incluis.
Dat had 's middags kunnen gebeuren. Het gebeurde 's morgens, in een parlement dat slechts dunnetjes bezaaid was met afgevaardigden. Een paar kwartier voor de opening der Beurs. Juist op tijd om de makelaars in effecten lyrisch te stemmen. Onder begeleiding van pindarische jubelkreten vlogen de Fransche Staatsfondsen in de hoogte, met een zoo formidabel crescendo, dat de zuilen van den beroemden tempel schenen mee te zingen als snaren van harpen. Wie was ingewijd, of wiens neus fijn genoeg georganiseerd was om lont te ruiken, had de millioenen voor 't opstrijken en 't oprapen. Het zou tegen alle tradities ingaan wanneer niemand die kans had waargenomen.
Na de lunch verschenen de avondbladen met eerste pagina's als affiches. De aangedaanheid droop uit de chocolade-letters als wasem langs de ruiten. Geen twijfel aan: men begon dubbel te zien; en zelfs dubbel te slaan. Het was een groote dag. Een historische dag. Een datum voor de latere schoolboekjes. Waarlijk, Frankrijk is en blijft het land der miraculeuze omkeeringen. Jeanne d'Arc, Valmy, Marne. Gisteren nog wolven in menschengedaante, klaar om elkaar te verslinden onder de spottende blikken der buitenwacht. En opeens koek van één deeg. Dat zou de buitenlanders leeren om te speculeeren op Fransche verdeeldheden. Waar waren ze, de fascisten, en de antifascisten, het Front National en het Front Populaire? Versmolten. Onafscheidelijk hereenigd als Siameesche tweelingen. Wie had dat ooit gedacht van het Parlement? Men meende, dat het enkel nog maar deugde voor gehaspel en gehannes, en daar overstelpt het de natie eensklaps met de weldaden der Union Sacrée. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Toen de brave menschen daar een nacht over geslapen hadden wreven zij zich de doppen uit. Wat was er eigenlijk aan de hand? Jean Ybarnégaray, in de wandeling Ybar genoemd, omdat zijn naam te lang is, een ridder zonder vrees of blaam, een dier dapperen uit den oorlog van wien men ware sprookjes vertelt, député en lid der Croix de Feu had namens zijn vriend en chef Colonel de la Rocque de ontwapening voorgesteld der Bonden waarover de volksvertegenwoordiging voor de zooveelste maal delibereerde. Nota bene: de ontwapening. Niet de ontbinding. Bij het psychologische moment van Ybar's genereuze redevoering sprong Léon Blum op in zijn bank en zei: ‘Accoord:’ - ‘Spreekt de heer Blum enkel voor de socialisten of ook voor de communisten?’ vroeg Ybar. Op zijn beurt rees Thorez overeind en zei: ‘Top!’ De drie wisten niet precies waarover zij accoord gingen, maar zij gingen accoord. Algemeene verbijstering en ontroering. Laval voelde dat 't ijzer heet genoeg was om te smeden. Tegenover het parlement zit hij eenigszins in zijn maag met het Front National, omdat hij stilzwijgend steunt op Bonden, die de terreur zijn van de Députés. Ieder dacht dat hij zou tuimelen. In 't mooiste geval gaf men hem een meerderheid van 20 à 30 stemmen. Zoodra hij de Kamer zag zwijmelen in een heilig delirium stond hij op en nam acte van de drievoudige verklaring der heeren Ybar, Blum en Thorez. Hij deelde mede, dat hij in den loop van den middag het Parlement drie wetsontwerpen zou voorleggen om de eendracht te bezegelen en liet onmiddellijk een motie van vertrouwen stemmen. Hij kreeg een meerderheid zooals hij er tijdens zijn bewind nog niet gekend had.
Eerste resultaat: Laval was gered en de Bonden waren niet ontbonden. Hij was gered door Ybar, lid der Croix de Feu, die bekend staan voor hun Italiaansche sympathieën, voor hun afkeer van de Soviets, voor hun lauwheid jegens Engeland. Maar hij was ook een beetje gered, en niet zuinig zelfs, door Blum, doodsvijand van Mussolini en vurig pro-Engelsch, door Thorez, handlanger van het Kremlin. Om Ybar's manoeuvre te doen mislukken hadden zij zich slechts koest behoeven te houden. Het was niet moeilijk om met een kwaadaardige interruptie het debat over een geheel anderen boeg te gooien.
Maar wie is de dupe? Toen Laval's tamelijk onnoozele wetsvoorstellen 's avonds in behandeling kwamen waren de gemoederen niet gekalmeerd doch veel minder eendrachtig. De gelegenheid om de Bonden eens en voor goed te nekken was te schoon om haar niet met handen en voeten te grijpen. Met tweehonderd amendementen stoven de afgevaardigden aan op Laval's onschuldigen tekst die in een ommezien tot onherkenbaar wordens toe versneden, vermalen, vermorzeld en verknoeid werd. Zooals de Kamer de Wet redigeerde waren de Bonden werkelijk naar de haaien. Zij konden elken dag en onder elk voorwendsel ontbonden worden bij decreet van een Minister van Binnenlandsche Zaken. In hun baldadigen haast hadden de députés een reeks van onjuridische artikelen gebrouwen die onmogelijk zijn omdat zij niet kunnen worden toegepast wijl zij niet enkel vloeken met de grondbeginselen van het staatsrecht maar er lijnrecht tegen indruischen. Sommige paragrafen behooren tot den puursten nonsens. Bijvoorbeeld de paragraaf die verbiedt in 't gelid te loopen, insignes, vaandels, uniformen en uniformachtige kleeren te dragen. Of de paragraaf die beveelt dat alle roerende en onroerende goederen geconfiskeerd zullen worden van ieder die zich laat betrappen met een verboden insigne, vaandel of uniform. Dat is meer dan dwingelandij. Dat is zuivere waanzin van satrapen die de kluts kwijtraken. Laval echter, en ook zijn Minister van Justitie Léon Bérari, liet de overspannenen betijen. Zij broedden hun monster en hij wachtte zich wel om in die atmosfeer van ijlkoorts de kwestie van vertrouwen te stellen. De onuitvoerbare wet werd aangenomen met een magnifieke meerderheid. Er ontbreekt haar niets om in werking te treden dan de goedkeuring van den Senaat. En niet alleen Laval rekent op de wijsheid der Beschreven Vaderen.
Hierna heffen communisten en socialisten bij voorbaat een triomf-ode aan en beginnen een scalp-dans. Alle tropheeën der overwinning zijn voor hen. Een leger van meer dan 700.000 man gaf zich over zonder strijd, gedemoraliseerd door de vuisten van het Front Populaire. Geen etmaal na den historischen datum die opgeteekend zou worden in de schoolboekjes, schelden en snoeven de ‘anti-fascisten’ alsof er nimmer van Union Sacrée sprake was en nimmermeer sprake zal zijn. Colonel de la Rocque, opperbevelhebber der 700.000 confiskeerbaren, en Ybar, zijn spreekbuis, berichtten, dat zij 't niet zoo bedoeld hebben. Zonder een woord van tegemoetkoming of van verslagenheid trekken zij terug op hun oude posities. De twee kampen scharen zich opnieuw in slagorde, ieder achter zijn verschansingen, en elk poetst en borstelt zijn uitrusting. Wat natuurlijk is, hoewel niet normaal. Maar ziehier een effect van den godsvrede dat niemand verwachtte: Tot dusverre leefden Croix de Feu van La Rocque en Jeunesses Patriotes van den député Taittinger in vriendschappelijke termen. Zij waren bondgenooten. Na de theatrale kamerzitting echter schiet Taittinger plotseling uit z'n slof met drie millioen hatelijke tractaatjes en aanplakbiljetten, waarin hij La Rocque verwijt, dat hij willekeurig en opzettelijk de Nationale Bonden (Jeunesses Patriotes, Solidarité, Action Française) weerloos aan hun hypocriete tegenstanders heeft overgeleverd. Het scheelt niet veel of hij maakt den colonel uit voor een verrader.
Tweede resultaat van den ‘grooten dag’: er heerscht onder de Fransche natie nog een beetje meer oneenigheid dan voorheen.
De brave menschen die zich verbaasd de doppen uitwreven, vragen mij of ik weet wat een Baiser Lamourette is. Ik zeg ja en sla een dictionnaire op. Ik lees: ‘kortstondige, onzekere, schijnbare verzoening’. En verder: ‘Lamourette (Adrien) Fransch prelaat, lid der Wetgevende Vergadering waarin hij een oogenblik van vermaardheid verwierf. Op 7 Juli 1792, terwijl betreurenswaardige verdeeldheden de partijen dreigden te verscheuren, hield hij een pathetische redevoering welke een toenadering deed verhopen tusschen links en rechts. De verbitterdste politieke tegenstanders, aangegrepen door een algemeene ontroering, verlieten hun banken en wierpen zich in elkaars armen. Deze broederlijke omhelzingen bleven beroemd onder de ironische benaming Baiser Lamourette. Toen hij in 1794 het schavot besteeg om geguillotineerd te worden riep het volk hem toe: ‘Zoen Charlot, Lamourette’.
Charlot was de populaire benaming van den beul. Het duurde twee jaar alvorens de spreekwoordelijke Lamourette hem zijn hoofd moest toesteken. Vandaag hoor ik Franschen die hun landgenooten kennen, zes maanden geven als eerste termijn. Hoe zal men opereeren? Met de guillotine, waarvoor Links altijd een bepaalde preferentie toonde of met het executiepeloton dat meer een instrument is van Rechts? Moge de hemel en zijn sterren een démenti geven aan alle ongeluksvogels! Doch wij zijn minder zeker van het verloop dan ooit.
[verschenen: 30 december 1935]