Andere geit en andere kool
Parijs, 13 November 1935
Langer dan een maand spreekt men wederom over een bezoek van Joachim von Ribbentrop aan den Quai d'Orsay, over een Fransch-Duitsche verzoening en zelfs over een accoord. ‘Binnen drie weken zal 't gebeuren’ werd gezegd toen het loopend gerucht zich in beweging zette. ‘Over veertien dagen’ beweert men op het oogenblik. Het zal mij niet verwonderen na twee weken als nieuwe datum te hooren opgeven ‘In de buurt van Kerstmis’.
Ondertusschen is Fernand de Brinon, journalistiek amanuensis uit de naaste omgeving van Pierre Laval, met een officieuze zending naar Berlijn gereisd, waar hij in een onderhoud van bijna drie uren de gedachten van zijn lastgever heeft pogen te toetsen aan de zienswijzen van Hitler. Men wordt verzocht het woord pogen te onderstrepen, want volgens de inlichtingen van uiterst competente lieden die zulke gesprekken als een pest beschouwen en de aarde liever in tweeën zagen splijten dan zich te laten beheksen en besmetten met Arischen hocuspocus, zou de Reichsführer geen boe of geen ba geantwoord hebben op de uitweidingen van den Franschen boodschapper die zich moest vergenoegen met een monoloog. In de helderste termen: Hitler zou kwaad zijn en de lomperd Laval kreeg den kous op zijn kop, wat buitengewoon onaangenaam is voor een eersten minister met wien groote en kleine mogendheden reeds voldoende sollen.
Moeten wij echter geloof hechten aan den ongepasten solo van iemand, die verleden jaar Hitler een interview afnam dat als de klaroen-signalen van een tweeden wapenstilstand den Franschen door merg en been voer? Brinon zweeg onder de schimpscheuten en deed in zijn krant (L'Information) niet het minste verslag. Maar de Duitschers richtten een Association Franco-Allemande op, een vereeniging als het Genootschap Nederland-Frankrijk, waarvan de inaugurale vergadering te Berlijn wordt bijgewoond door den Ambassadeur André François-Poncet, Von Ribbentrop, het alter ego, de tolk van Hitler, en verschillende Nazi-chefs in uniform. Hermann Goering wijdt de brug in die zijn naam draagt, die een Duitschen oever verbindt aan een Franschen oever, en waarover volgens zijn wensch en geloften slechts de eendracht zal passeeren naast de vriendschap. Waren een symbool en een invitatie ooit duidelijker? Mag men uit dergelijke en andere min of meer officieele wenken niet afleiden dat er iets ‘aan de hand’ is? Dat aan beide kanten de hoop en het geduld. niet raakten uitgeput? Dat er geprobeerd en gepolst wordt? Dat de kansen nog niet verkeken zijn? Toen Poncet in de tweede week van November onvoorziens den trein naar Parijs nam (zoogenaamd voor familie-aangelegenheden) meenden alle wichelaars voor een tastbaar feit te staan. Toch had hij Von Ribbentrop niet bij zich als clandestien passagier in zijn valise diplomatique. Maar in de verbeelding der voor- en tegenstanders van een Fransch-Duitsch vergelijk was Hitlers confident weer onderweg en op komst.
Zoo zijn de gegevens van den roman waaraan de ontknooping ontbreekt. Zoo zijn de sporen die wij volgen, de teekens welke wij trachten te lezen. Interpreteeren wij ze juist, wanneer wij in den boezem van het Fransche gouvernement een soortgelijk conflict, een zelfden tweespalt en gewetensstrijd veronderstellen als die welke in den zomer en den herfst van 1934 voorafging aan de sluiting der overeenkomst met Italië? De aarzelingen rondom de Fransche reis naar Rome, eerst bij Barthou, en toen Barthou vermoord was, het gedobber bij Laval, zullen een apart hoofdstuk beslaan als ooit de voorgeschiedenis geschreven moet worden van nieuwe catastrofen. Hoe dikwijls werd de datum bepaald? Hoe dikwijls werd hij verschoven? De Quai d'Orsay, de Commissie van Buitenlandsche Zaken, de regeerders achter de schermen waren zóó verdeeld, zoo weifelend, zoo besluiteloos, en zoovele malen staakten de stemmen, dat een ja of een neen ten langen leste slechts verkregen scheen te kunnen worden door strootje trekken. Gaan? Niet gaan? Een half uur voordat de trein vertrok was men nog in 't ongewisse over de afreis. En maar weinigen begrepen toenmaals de reden van dat onophoudelijke terugdeinzen. Waren de Fransche staatslieden malende geworden? Neen. Mussolini had hen enkel verzocht om een oogje dicht te doen aan de Roode Zee en den Blauwen Nijl. Zij moesten kiezen tusschen Engeland en Italië. Keuze tusschen twee onzekerheden. Hachelijke keuze, aan beide kanten bezwaard door de onvoorzienbaarste gevolgen.
Dezelfde tragi-comedie schijnt zich te herhalen met Von Ribbentrop. Men kan een roos ontbladeren op het motief: Komt hij? Komt hij niet? De vraag trekt een scheidslijn tusschen twee partijen, twee kampen. Zij bekogelen elkaar met hoofdartikelen, met polemieken, met insinuaties, met dreigementen, met voorspellingen, en weldra, als 't zoo doorgaat, ongetwijfeld met manifesten. Ieder heeft geraden dat dit bezoek niet gerangschikt kan worden onder de formaliteiten: dat het niet minder definitief beslissend zal zijn wanneer het plaats vindt, dan wanneer het wordt afgewimpeld; dat het evenals de Roomsche Reis gemerkt is met het sfinxachtige motto dat Beethoven boven een strijkkwartet zette: Der schwer gefasste Entschluss; dat goed en bloed, wel en wee, vrede en oorlog afhangen van een ja of neen; dat geschipper is uitgesloten. De verantwoordelijken consulteeren elkaar verbouwereerd: Muss es sein? Zij durfden nog niet antwoorden: Es soll sein.
Maar welke plannen mag een Duitsch diplomaat voor te leggen hebben waarover de Franschen zoo lang en moeizaam moeten nadenken alvorens erop in te gaan? ‘Territoriale kwesties bestaan er niet meer tusschen Frankrijk en Duitschland sinds de Saar-kwestie is geregeld’ hebben Hitler, Goebbels, Goering gezegd en herhaald. Voor de Oostenrijksche onafhankelijkheid zorgen zooveel landen dat Frankrijk zich niet in 't bijzonder ervoor behoeft op te winden. De behandeling van courante zaken, zelfs die het daglicht schuwen, eischt niet de komst van een specialen gezant, dat is de taak der kanselarijen, en als het Hitler beliefde om Von Ribbentrop af te vaardigen voor peulschilletjes, zou men hem niet weken en maanden aan de deur laten kloppen.
Von Ribbentrop antichambreert dus met een gewichtiger opdracht. Met een opdracht die de Duitschers dermate aan 't hart ligt dat de Franschen haar niet kortweg willen afwijzen, maar die de Franschen zoodanig beroert dat zij er eveneens voor huiveren om haar in overweging te nemen. Hij meldt zich aan met voorstellen die wegens al hun consequenties even moeilijk kunnen worden geweigerd als ingewilligd. Met bedoelingen waaraan men reeds consistentie verleent, waaraan men medeplichtig wordt, waaruit men zich niet meer geheel kan loswerken, die vat geven op den partner zoodra hij toestemt in een ernstige discussie.
De prijs voor de Fransch-Italiaansche vriendschap, voor den vrede op de Alpen en in de Middellandsche Zee, was Ethiopië. Mussolini vroeg de neutraliteit van Parijs in een hoek waar hij met Frankrijk tegen zich niets kon aanvangen; en het contract wordt nagekomen. Welken prijs eischt Hitler voor de Fransch-Duitsche vriendschap, voor den vrede aan den Rijn? In het Europeesche dwangbuis bestaan er voor Duitschland slechts twee moeilijkheden van ontwikkeling en bevrijding: Westwaartsch of Oostwaartsch. Als wij geenszins overdreven conclusies mogen maken uit het feit dat het Fransch-Russisch verdrag nog steeds niet geratificeerd is door de Kamers; uit de zichtbare verkoeling tusschen Laval en Litvinoff, uit de arrestatie van het factotum der Soviets Hugo Eberlein (een dubbelagent, maar honderdmaal compromitteerender voor Moskou dan voor Berlijn); uit de verwoede perscampagne die Herriot (‘mon ami Litvinoff’) den toegang tot het bewind te gelegener tijd versperd heeft, uit de wanhopige pogingen van het Front populaire om de situatie voor de Soviets te redden, uit verschillende alarm-signalen en andere voorboden, dan koos Duitschland de gemakkelijkste richting. En Frankrijk waarschijnlijk ook, hoewel Parijs zich nog pas in 't stadium bevindt van preparatieven, stemmingmakerij en proefballons.
‘Fatale, stupide, onzinnige politiek à la Napoléon III’, profeteeren de beschermers van Rusland. ‘De positie van 1866, toen Oostenrijk verpletterd werd door Pruisen, toen Parijs illumineerde voor de nederlaag van Sadowa. Dezelfde fouten in het heden. Dezelfde onheilen in 't verschiet.’
‘Liever een hypothetisch gevaar dan de onvermijdelijkheid van een oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk, met zijn onberekenbare wederzijdsche verwoestingen en zijn gebrek aan perspectief’, redeneeren degenen die Hitler noch goede, noch kwade gevoelens toedragen, maar eer goede dan kwade, en die een geleidelijke infiltratie van het communisme (zelfs van Stalins gesuikerd communisme) noodlottig achten. ‘Het staat nog te bezien of de Duitsche adelaar bek en klauwen zal scherpen op den Russischen beer. Hij kan ze ook beschadigen en verslijten. Een oorlog van 1936 is geen militaire wandeling van 1866.’
Binnenkort vermoedelijk zullen wij voor de tweede maal stelling moeten kiezen. Frankrijk alleen, helaas, kan den vrede voor zichzelf niet handhaven zonder elders oorlog te dulden. Het is sterk, maar niet sterk genoeg om in den Europeeschen chaos een Pax Gallica op te dwingen. Zijn zelfbehoud en minimum veiligheid wordt geconditionneerd door de verzwakking zijner naaste buren, Italië niet uitgezonderd. Verschrikkelijke verzoeking om die verzwakking onderhands te bevorderen: Maar aan wie de schuld? Hunkeren en hollen die buren zelf niet naar hun avontuur? Worden ze niet tureluursch wanneer men ze waarschuwend even de hand op den schouder legt? Als het Von Ribbentrop lukt den Quai d'Orsay te betreden, weten wij in ieder geval waaraan wij ons te houden hebben. De tribulaties van den Volkenbond zijn nog niet geëindigd. Op alle denkbare sancties heeft de Duitsche economie zich sinds maanden ingesteld. Zullen vijftig naties de Soviets ter hulp snellen met doeltreffender wapenen? De vijftig ‘burgerlijke’ naties die vanaf 1918 belegerd, bestookt, ondermijnd, geharceleerd worden door de Moscovieten? Werkelijk, dat ware het toppunt.
[verschenen: 6 december 1935]