Een première
Parijs, 5 November 1935
Zou men het zeggen? Ziehier de Affaire, waarvoor in den avond van 6 Februari 1934 honderdduizend oproerige Parijzenaars de Kamer poogden te omsingelen, waarvoor 23 hunner in het asphalt beten, 900 licht en zwaar gewond werden, de Affaire waaraan de Radicalen te wijten hebben dat zij binnen afzienbaren tijd geen kabinet meer kunnen vormen, niet meer zullen regeeren; de Affaire die, via Doumergue en Flandin, Pierre Laval aan 't bewind bracht; de Affaire die aan genootschappen als de Croix de Feu een stoot gaf welke hun aanhang, hun invloed en hun activiteit verhonderdvoudigde; de Affaire zonder welke Frankrijk misschien nimmer, in ieder geval niet zoo spoedig, vriendschapsbanden geknoopt zou hebben met Italië; de Affaire met behulp van welke Frankrijks politieke oriëntatie waarschijnlijk gewijzigd zal worden voor de rest dezer eeuw; de Affaire die van stukje tot beetje, langzamerhand, zoetjesaan, voetje voor voetje, de vulkanen gewekt heeft welke wij vandaag hooren rommelen uit de verte... de Affaire Stavisky.
Neen, men zou het niet gezegd hebben, gisteren, bij deze eerste audiëntie der Assises de la Seine, waar het doek opging voor een uitverkocht huis. Een Fransche rechtszaal verschilt in zooverre van een Fransch theater, dat in den schouwburg de vertolkers aan het publiek worden voorgesteld, wanneer het scherm valt over 't laatste bedrijf, terwijl de acteurs van een sensationeel proces deze ceremonieele parade uitvoeren tijdens de ouverture.
Het decor is ditmaal ongewoon, de mise-en-scène buitensporig. Men valt binnen in een volle verhuizing. De rechtbank die gedrang en gehos zag aankomen heeft generale repetitie gehouden, maar ondanks deze voorzorg was niemand op zijn plaats. De ruimte is de helft te klein, evenals de Opéra bij een trekking der Loterie Nationale. Supplementaire tafels en stoelen moeten worden aangesleept. Er zijn twintig beklaagden te bergen en te scheiden, de eenen op vrije voeten, de anderen geflankeerd door politie. Zij hebben vijftig of zestig advocaten die zich installeeren voor een langdurig verblijf en door elkaar hollen als bij een inkwartiering. Twaalf juryleden vinden hun aangewezen zetels. Maar omdat de zittingen weken, maanden zullen duren, worden bij loting zes eventueele remplaçanten gekozen om in te vallen als een collega bezwijkt. Om dezelfde reden heeft de president der rechtbank vier assessors benoemd die zullen inspringen voor 't geval hem de krachten ontzinken. Er zijn 51 dossiers welke tezamen 35.000 bladzijden tellen, dag en nacht bewaakt door onomkoopbare gendarmes. De acte van beschuldiging is een foliant van duizend getypte vellen, langer dan een roman van Alexandre Dumas. De griffier die haar moet aflezen, duidelijk en hoorbaar voor de rechters, de jury, de verdediging, de beklaagden, is geëncadreerd door twee helpers om de lectuur voort te zetten wanneer zijn stem mocht stokken in de keel. Er zijn tennaastenbij tweehonderdvijftig getuigen, waarvan de meesten deze galavoorstelling voor geen geld ter wereld zouden willen missen. Er zijn minstens driehonderd journalisten, genummerd als de advocaten. En dan zijn er nog de vrienden en de vriendinnen, de kennissen, de verwanten, de leden der balie, de deurwaarders, de ordebewakers, de fotografen, de loopjongens, de nieuwsgierigen. Een kakelbonte troep die heen en weer schuifelt in het vroolijk geroezemoes eener paardenmarkt. Tijdens de pauze wandelt mevrouw Arlette Stavisky
onbekommerd rond alsof zij bij zich thuis receptie geeft. Zij is in een zwart toilet van gedistingeerde elegantie en draagt een paarsen sjerp om den hals. Haar vage, afwezige glimlach laat de tanden glinsteren tusschen lippen van karmijn. Alle oogen volgen haar, vorschen haar uit, trachten een blik op te vangen, en glijden speurend langs haar rijzig silhouet, wikkend en wegend. Alle oogen vragen elkaar, wellevend maar zonder omslag: Hoe vin je haar? Men vindt haar mooi, jong en bekoorlijk. Doch minder onweerstaanbaar verleidelijk dan haar reputatie en een ietsje te veel mannequin. Zij, mevrouw de weduwe Stavisky, speelt schijnbaar onbewogen en zonder dat een zenuw op haar effen donzig gelaat onrust verraadt door een trilling, de hoofdrol van een stuk waarin achter elke scène een spook zal opschemeren, het spook van haar echtgenoot die gezelfmoord werd in het Vieux Logis. Waarlijk, ziehier een vrouw die voor geen kleintje vervaard is. Na zulk een confrontatie mompelt men onwillekeurig: Wat zou zij niet durven? Wat kan zij niet gedurfd hebben?
De tijd, die galant'uomo is gelijk de Italianen beweren en die alles arrangeert, bleek niet bij machte om een monster-proces definitief te verdagen waarvan hij de instructie 22 maanden met de beste bedoelingen wist te rekken. Maar de scherpe kanten van een bij uitstek stekelige historie heeft de oude gentleman tenminste afgerond. Aan de jury zullen twee duizend vragen voorgelegd worden. Men vermoedt dat drie etmalen juist genoeg zullen zijn om ze te beantwoorden. En daar volgens de wet een jury tijdens haar beraadslagingen geen verstandhouding mag hebben met de buitenwereld (evenmin als kardinalen die een paus kiezen op een conclaaf) pijnigen de scrupuleuze hersens zich reeds af met den puzzle hoe men dit gezelschap genoegzaam zal afzonderen, hoe men ze zal voeden, laven en soigneeren zonder dat een kellner of een soubrette papiertjes binnensmokkelt. Want het Parijsche Paleis van Justitie is op dit gebied minder vertrouwbaar georganiseerd dan het Vaticaan en een college van kardinalen.
Wie echter meenen zou, dat dergelijke angstvalligheden nog passies veronderstellen, heeft de plank mis. Chronos, de galante man met den zandlooper, is geen debutant. Hij heeft uitmuntend werk verricht gedurende den tijd waarin de maan drie en twintig maal hare baan beschreef. Wanneer de president der rechtbank zegt dat hij de brieven der getuigen die zich excuseeren nog niet heeft kunnen ordenen en een advocaat geeft hem ten bescheid, met het gezicht van een droog-komiek: ‘Dit proces komt een beetje te vroeg’, dan mag iedereen schateren van 't lachen, met een luchtig hart en niettegenstaande het spook. Raadpleeg slechts de lijst van beklaagden en getuigen. Waar zijn de bonzen en mandarijnen der politiek die twee jaar geleden zóó intiem in deze zaak betrokken raakten dat hun carrière geen oortje meer waard leek? Waar is Chautemps die den voortvluchtigen Stavisky achterna reisde als liefhebber van wintersport? Waar is René Renoult die den schavuit voor 50.000 francs ziekenbriefjes leverde welke hem vrijwaarden voor de justitie? Waar is de ex-minister Dalimier die aan de oplichterij met twee ministerieele circulaires zijn zegen schonk? Waar is Georges Bonnet die met het seduisante boefje lunchte te Stresa? Waar Chéron onder wiens toezicht de compromitteerendste talons der chèques werden weggemoffeld? Waar zijn de ministers die de kas spekten van Albert Dubarry, directeur van La Volonté, orgaan der jong-turksche radicalen, en handlanger van den oplichter? Absent; absent. ‘Van den prins geen kwaad weten’ is een spreekwoord dat ook past in een Republiek, en lang niet slecht. Zij hebben zich laten escamoteeren. Sommigen zijn zelfs zonder eenige moeite tot senator gekozen. Bonnet is weer minister. De overigen houden zich koest. Is het niet een waar mirakel dat Dubarry nog op het beklaagdenbankje zit tusschen twee agenten? Op dezelfde rij als Garrat en Bonnaure, radicale députés en
nog altijd in functie. Bewonder deze arme zondenbokken, deze zoenoffers. Zij boeten voor de grootere heeren. Zij koopen ze los. En maak er u niet benauwd over dat zij uit hun schooltje zouden klappen. Wie zou daar baat van hebben? De ‘fascisten’.
Het jaar 1935 zal waarschijnlijk eer geëindigd zijn dan dit proces. Een verborgen stem fluistert mij in dat de advocaten af en toe gewèldig met hun mouwen zullen zwaaien die wijd zijn en dreigend als de vlerken van een pterodactylus, dat zij nu en dan dramatisch zullen brieschen, maar dat de debatten met oogluikende toestemming van alle gegadigden grosso modo zullen verloopen als de dialogen van een banaal flesschentrekkersgevalletje, als het ordinaire zaakje van iemand die valsche lommerdbriefjes uitgaf, deze valsche lommerdbriefjes garandeerde met valsche juweelen en met de opbrengst mooi weer speelde tegenover onnoozele halzen, die te goedig en te goedgeloovig waren om vuil te merken aan den knikker. Doch voor wat hoort wat; en joost zelf weet niet eens wat er kan gebeuren, welke getuigen men zal opscharrelen, wat voor corpus delicti men zal oprakelen en welke wending de discussies zullen nemen, wanneer een der geëscamoteerden of de partij-genooten van een der geëscamoteerden zouden wagen om een vinger te verroeren. Wanneer zij bij voorbaat zouden probeeren Laval te wippen. Zoover gaat de oude gentleman niet, de galante, geduldige Chronos. Dat zal hij nimmer dulden. Wat op zijn lei werd uitgewischt zou hij weer te voorschijn tooveren als een document, geschreven met geheime inkt.
[verschenen: 21 november 1935]