De Ganzen van het Kapitool
Parijs, 29 October [1935]
Eerst hebben zij gesnaterd wat ze konden bij de Senaats-verkiezingen. Laval moest vallen. Hij kon en zou voorgoed den nek breken. Dat was 't behoud van Frankrijk. De redding der wereld. Onze slimme rakker, de sjacheraar, de marskamer, had zich op twee plaatsen candidaat gesteld. Te Parijs, waar hij Duc d'Aubervilliers heet. Te Clermont-Ferrand, zijn geboorteland, waar men hem Comte d'Auvergne noemt. Een tweeloop. Wanneer het hier niet lukt dan lukt het ginds. De looze vos ruikt nattigheid. Hij doet een paraplu open voor de dakpannen die het op zijn neus gaat regenen. ‘Kordaat, jongens. Bedenk wat wij zullen binnenloodsen. We krijgen nog meer dan we verwachten. Een andere buitenlandsche politiek. Een uppercut voor Mussolini. Een oplawaai voor Casimir de la Rocque. De genadeslag voor het fascisme. Het einde der deflatie. De kelders der Banque de France. Het bewind, het bewind. Een Kabinet dat naar onze pijpen danst. A bas Laval. Laval au poteau. Als hij op een der twee plaatsen bot vangt moet hij opdoeken. Wanneer hij in allebei druipt is hij ridicuul. En dat kan niet missen. We hebben de stemmen geteld en herteld. Ze zijn overdadig in ons voordeel. Als niemand verraad pleegt, als geen enkel gedelegeerde zijn mandaat misbruikt, - en dat mag niet, dat kan niet, dat zal niet - dan moet de overwinning van het Front Populaire de reactie op de gevoeligste plek treffen. Wij hebben hem te pakken, Laval, en zullen hem zien bengelen met plezier.’
Zoo sprak ongeveer de profeet die brood eet: Léon Blum, het opperhoofd der fascisten-vreters, en natuurlijk gebeurden de dingen juist andersom dan hij ze aankondigde. Dit orakel is een specialiteit in blunders. De historicus Pierre Gaxotte heeft een lange lijst aangelegd der voorspellingen van Blum die averechts uitkwamen (alsof hij 't expres doet!) en hij kan deze laatste aan zijn collectie toevoegen. Laval werd dubbel gekozen, als Duc en als Comte. Bij de eerste stemming; met een overweldigende meerderheid. Blum mag zijn schedel met asch bestrooien en jammerend zich de borst openkrassen met de nagels. Er is verraad gepleegd. En hoe! Bij de vleet. Zijn heele program werd afgewimpeld. Hetgeen een graf had moeten worden voor Laval werd een kuil voor het Front Populaire. Groote goden, ik zei dat reeds dikwijls, doch mag het bij deze gelegenheid nog wel even herhalen: Wat wordt Frankrijk goed geregeerd! Hoe naïef zijn zij, die vlasten en vlassen op het aftreden van Laval! Morgen brengen... Achter de horretjes van louter gebazel, declamatorisch boerenbedrog is alles geregeld als een ballet.
Toen raakten zij - de ganzen - aan 't kwaken over de nationale bonden: De Jeunesses Patriotes, de Croix de Feu, de Action Française, de Solidarité Française. Allemaal oproerlingen. Binnen de vier en twintig uur kunnen zij één millioen man op de been brengen. Geregeld houden zij mobilisatie-oefeningen. Zij staan klaar om de Centrales van Post en Telegraaf te bespringen. Als zij ergens aan den horizon verschijnen gieren de sirenes en loopt het proletariaat te wapen. Zooals in de middeleeuwen toen de vijand uit Amsterdam te Halfweg gesignaleerd werd in Haarlem, of omgekeerd. Zijn zulke toestanden duldbaar in een Republiek? Hoe lang reeds heeft Laval gepaaid met de vooruitzichten dat hij die Bonden onschadelijk zou maken? Het regent decreet-wetten. Wanneer komt hij op de proppen met een decreet dat ze opheft, ontbindt, fnuikt en kortwiekt? Genoeg van die samenzweerders, oproerkraaiers, omwentelaars, mussolinianen.
Laval komt op de proppen. Hij verordent dat ieder die zich een revolver aanschaft, een mitraillette, een geweer of een ploertendooder zijn uitrusting binnen acht dagen moet declareeren bij de politie. Wat men er tijdens die acht dagen mee doet is geen regeeringszaak. Hij gebiedt dat voor alle manifestaties of exercities op den openbaren weg te voren vergunning aangevraagd moet worden bij de autoriteiten. Verder niets. En laten wij bekennen dat de Bonden ondankbaar zouden zijn wanneer zij voor zulke maatregelen Laval's mantel uitveegden. Zij hebben den openbaren weg niet noodig voor hun oefeningen. Zij kunnen verzamelen blazen op de groote hofsteden van een agrariër; in het park van een kasteelheer; exerceeren over het grasveld, het gemaaide koren, de gerooide aardappelen. Bij duizenden, bij tienduizenden. Wie doet ze wat? Ze zijn op particulier terrein, exterritoriaal gebied.
Met die lapmiddelen namen de Bonden inderdaad genoegen. Maar niet de generaals van het Front Populaire, en ze hebben schoon gelijk. Meer dan gelijk! Bewonder echter hun consequentie, hun logica, hun acrobatische positie. Dat zijn lieden (marxisten, socialisten, communisten, anarchisten, democraten) die, zoover ieders geheugen reikt, hun mond vol gehad hebben over vrijheid-van-dit en vrijheid-van-dat, over revolutie, Grand Soir, chambardement universel, mort aux bourgeois, les Soviets partout, en weet ik wat nog. Nu de anderen, dit is de brave middenstander en de onnoozele werkgever die hen veertig, vijftig jaar geduldig heeft laten razen en tieren, nu de ter-dood-veroordeelden dezelfde refreintjes (een beetje verzacht) overnemen, zich op dezelfde wijze organiseeren, meetings uitschrijven, vergaderingen houden, propaganda maken, zieltjes winnen en africhten, nu roepen de professioneele klassen-strijders met verontwaardigde gezichten: dat most niet maggen. Zij worden plotseling anti-revolutionnair. Zij aanbidden wat zij verbrand en verbranden wat zij aanbeden hebben. Vrijheid van gedachte? Larie en apenkool wanneer gij niet denkt zooals wij. Vrijheid van vergadering? Naar den duivel ermee. Vrijheid van drukpers? Voor de pornografie, ja, zooveel je lust. Voor de politiek, handen thuis en bek toe. Zijn ze niet onbetaalbaar deze tyrannen en autocraten? Zij eischen wetten welke zij en hunne voorvaders eeuwen hebben verafschuwd en dikwijls met mannenmoed hebben bekampt.
Zij krijgen ze niet en ziedaar de ganzen van het Radicaal-Socialistische Congres met fieren tred in opmarsch naar de Salle Wagram. De crème van het Republikeinsche Frankrijk, de ruggegraat, het merg. Een machtige, ongeëvenaard gedrilde, krijgshaftige troep. De meesters der stembus. Meesters van de administratie en de baantjes. Bewust van hun kracht. Men behoefde hen slechts te hooren dreigen op den vooravond van hun jaarlijksch concilie. Zij zouden hun president Herriot het vuur zoodanig aan de schenen leggen dat hem geen andere uitweg overbleef dan zijn ontslag in te dienen bij Laval. Zij hadden Poincaré reeds die poets gebakken en Doumergue. Alle goeie dingen in drieën. Herriot uit het Kabinet, dat was het ministerie tegen den grond. Het ministerie te gruzelementen, dat was een radicaal-socialistisch gouvernement, beantwoordend aan den wil des volks. Edouard I (Herriot) op den Quai d'Orsay. Edouard II (Daladier) aan Binnenlandsche Zaken. Het duizendjarig godsrijk. Alles zou op rolletjes loopen met Londen, met Genève, met Moskou, met den Negus-Negusti, met de financiën, met de honderdkoppige hydra der crisis. Een paar dagen geleden weliswaar konden Edouard I en II elkaar niet luchten of zien. Zij slingerden wederzijdsche banbliksems naar elkaars hoofden. Edouard I maakte zelfs aanstalten om er den brui aan te geven. Wanneer men hem niet aan de slippen van zijn jas had teruggehouden, ware hij uit de Partij gedrost. Maar wat zou dat? Is 't niet altijd hommeles geweest onder de Radicaal-Socialisten, gelijk 't altijd hommeles is in de Comédie Française? Zij hebben hun clans, hun klieken, hun tendenties, hun rossinanten en oude knollen, hun jong-Turken en raddraaiers, hun schismatieken, hun intriganten, hun tafelschuimers en hun gecompromitteerden. Wat maakt dat uit? Vlug een edelmoedige, larmoyante redevoering met de hand op het hart als een tenor, vlug een litanie van onverslijtbare rhetorische tiraden, een
banket, een uitstekend menu besproeid met nectar en ambrozijn van Bourgogne, Beaujolais, Bordeaux en Champagne, een speech, een toast, nog een toast, een plechtige bezwering, een eed, een koor van eed-genooten als in de Hugenoten, een pousse-café en allen vallen elkaar om den hals. Algemeene omhelzing. Edouard I wordt bij acclamatie gekozen tot president.
L'Union fait la Force. Zij stemmen dagorders, moties, ultimatums, resoluties. Wat verhindert dat ‘snaterend slobberend kroos’ om in een optocht door de Parijsche straten te trekken naar het Elysée, naar het Parlement, om Laval aan den dijk te zetten, om de teugels van het bewind te grijpen die hen constitutioneel en krachtens de stembus toekomen?
Hè, altijd die Bonden. De Bonden hebben samengezworen tot in den tempel van het Congres. Uit den nok is geheimzinnig in honderden exemplaren neergedwarreld het ‘nominale appèl der 140’, d.w.z. het tractaatje waarin de vervaarlijke Maurras de 140 parlementsleden die manifesteerden voor de sancties verwittigt, dat zij gefusilleerd zullen worden bij het eerste schot dat per ongeluk zou afgaan tegen Italië. Sinds een maand beroemt hij zich elken dag op dit deurwaarders-exploot en er is niemand die hem den mond durft snoeren.
Maar zoodra de Kamer bijeen is zullen zij tegen die Bonden een motie indienen. Een motie waarvan zij zelf bij voorbaat al rillen en beven. Een motie van emotie. De zooveelste!
[verschenen: 16 november 1935]