Op zoek naar een publieke opinie II
De overheerschende toon
Parijs, 19 Oct. 1935
Sedert gisteren worden de Franschen binnen drie weken aangezocht door een derde manifest van intellectueelen en alle drie tractaatjes zijn van verschillende strekking.
Het eene, geredigeerd door de leiders van links, betreurt, dat impertinente en lichtzinnige lieden juist op het uur dat de Volkenbond voor alle bona-fide-menschen zijn bestaan rechtvaardigt, een aanval ondernemen tegen het Geneefsche genootschap. Het andere, opgesteld door Henri Massis, directeur der Revue Universelle, en een der gedegenste litteraire critici, komt op, in naam der Rede, der idealen van het Westen, tegen het broedermoorderig conflict dat door het foutieve universalisme der Volkenbonders wordt uitgebroed en dat de Europeesche civilisatie, dit wil zeggen de eenige waarde welke telt voor het heden en de toekomst van het menschdom, voor immer dreigt te vernietigen. Het derde werd uitgegeven door de democratische Katholieken die in het weekblad ‘Sept’ en in het dagblad L'Aube onder de hoede der Dominicanen een maatschappelijk systeem bouwen dat voor de modernste niet onderdoet. Het protesteert tegen ‘het valsche sophisme van de ongelijkheid der rassen’, beroept zich op ‘la justice et les valeurs éternelles’, kiest vierkant partij tegen Italië, maar betoogt tevens dat een Europeesche oorlog een onherstelbare ramp zou zijn.
Deze drie groepen van denkers meenen alle drie gelijk te hebben en de hemel beware mij om arbiter te willen spelen tusschen zooveel hoofden, en zooveel zinnen. Alleen reeds over ‘l'inégalité des races humaines’ kan men een debat openen dat duren zou tot de volgende eeuw wanneer het niet door een Hitler, leerling van den Franschman Gobineau, beslecht wordt op de wijze van den Gordiaanschen knoop. Wie gelijk heeft is trouwens niet van direct belang. Dat zullen wij God en den molenaar laten scheiden. Wat wij zoeken, zijn niet de beweegredenen, maar de kracht waarmee de beweegredenen worden voortgestuwd. Wij laten het geding-zelf in 't midden en vragen slechts naar het aantal en de kwaliteit der advocaten die door hun onderteekening de drie verschillende stellingen verdedigen. Alleen waar het aantal zich paart aan de kwaliteit schijnt het mij aanspraak te mogen maken op een lichte preferentie. Bij een proces als dit, waar de hoogste belangen gemoeid zijn, lijkt de stem van het onbekende lid eener vakvereeniging mij van minder gewicht dan de stem van een algemeen gerenommeerd geleerde, kunstenaar of geneesheer, hoewel wij gaarne toegeven dat ook de geleerde, de kunstenaar en de dokter zich somtijds vergissen.
Wij vinden dan onmiddellijk dat op het manifest der democratische, progressistische Katholieken alle namen van werkelijke beteekenis ontbreken. De beroemdste dien zij hadden kunnen aanwerven, Mgr. Baudrillart, rector der Katholieke Universiteit en lid der Académie Française, teekende het manifest van Henri Massis, en het is niet van eigenaardigheid ontbloot een doorluchtig prelaat in oppositie te zien tegen een voortvarende categorie zijner geloofsgenooten. Wij leggen dus het tractaat van Sept. en L'Aube terzijde als interessant but not interesting en schakelen het uit als factor die in de publieke opinie merkbaar medeweegt.
Wat is het dynamisch vermogen van het manifest van links, den omroep van het Front Populaire? Als namen die over de gansche wereld klank hebben, ontmoeten wij er Romain Rolland, André Gide, André Malraux, Jean Guéhenno, Jean-Richard Bloch, Jean Giono en Paul Langevin, de vermaarde physicus; Barbusse zou ook geteekend hebben als hij niet dood was. Dat is dus acht merkwaardige persoonlijkheden op het totaal van het Fransche intellect, negen Montherlant meegerekend, en voor de rest niets dan tweede en derde-rangs figuren naast anonymiteiten uit de arbeidersbeweging bij het gros. Die propagandistische namen overigens (Montherlant uitgezonderd) zijn reeds bij dozijnen gelegenheden in 't vuur gebracht (voor Thaelmann, voor de onderdrukte Chineezen, voor de rebellische Annamieten, enz.), te grabbel gegooid en eenigszins gedevaloriseerd. Zij doen sinds lang dienst als passe-partout. Wij gelooven daarom niet ver bezijden de waarheid te gaan als wij ze een enclave noemen in het ensemble der Fransche civilisatie, een eilandje langs de kusten van het eigenlijke territorium. Niet te versmaden zeker en niet te verwaarloozen. Maar beperkt in hun excentrieke sfeer en zonder daadwerkelijken, rechtstreekschen invloed op de hoofdstroomingen van het Fransche denken.
Wat is tegenover deze twee ondergeschikte krachten het coëfficiënt, het potentieel, verzameld op de lijst van Henri Massis, de verdediger van het Westen? Men treft onder de namen van hen die dit pro-Italiaansche - en anti-Engelsche - manifest teekenden, alles, of bijna alles, van wat een Fransch publiek en ook een internationaal publiek samenvat onder den naam Frankrijk. De som der Fransche beschaving. Directeurs van weekbladen en tijdschriften. Leden van de Académie Française, en de Académie de Goncourt. De boeiendste en de beste romanschrijvers. De grootste dichters. De gezaghebbende critici. De verbreidste tooneelschrijvers. De bekendste chirurgen, dokters en hoogleeraren. Grijsaards, mannen op leeftijd, de aankomende generatie, de jeugd die haar eerste sporen verdiende. Conformisten en traditionalisten, non-conformisten en vrijgevochtenen, als Drieu la Rochelle, Marcel Aymé, Maurice Martin du Gard, directeur der Nouvelles Littéraires. Ik kan er niet aan denken om ze allen op te noemen. Het zou een welsprekende lijst zijn van celebriteiten maar ze zijn te talrijk. In de Fransche civilisatie vormen zij den ouden en den nieuwen adel. En alle vertegenwoordigers van het ware, het authentieke Frankrijk teekenden deze frasen, geciteerd uit andere van gelijke heftigheid: ‘Par l'offense d'une coalition monstrueuse, les justes intérêts de la communauté occidentale seraient blessés, toute la civilisation serait mise en posture de vaincue. L'envisager est déjà le signe d'un mal mental où se trahit une veritable démission de l'esprit civilisateur.’
Al zou een Fransch gouvernement, een gouvernement van onverschillig welke kleur, zulk een standpunt, ‘onpolitiek’ achten, en de nabije of verre consequenties ervan noodlottig oordeelen, het is niet mogelijk dat een Pierre Laval of een ander minister die massaal onderstreepte overtuigingen negeert en zich aan haar werking onttrekt. De pro-Oostenrijksche politiek van Lodewijk XVI wordt beschouwd als een der causale aanleidingen der revolutie van 1789. Een doortastende pro-Engelsche politiek zou in 1935 zonder eenigen twijfel het losbreken verhaasten van omwentelingen welke een ieder sedert een paar jaren verwacht.
Het weekblad ‘Candide’ echter (hoofdredacteur de veel gelezen en gespeelde roman- en tooneelschrijver Henri Duvernois) heeft gemeend dat Massis en de overige stemmingvorschers de reeds tamelijk opwindende kwestie te theoretisch, te zijdelings, te onpersoonlijk hadden aangepakt. Het populair-letterkundige orgaan richtte dus tot een aantal representatieve en zeer uiteenloopende Franschen op den man af de vraag: ‘Voulez-vous mourir pour le Négus?’
Slechts één antwoord klinkt bevestigend en het is van den Corsicaan, advocaat, ex-minister Moro-Giafferi. Hij zegt: ‘Wanneer gij me vraagt of ik voor den Negus wil sterven, antwoord ik u “Ja!”, omdat het voor mijn land is. Ik acht inderdaad niets gevaarlijker dan de campagne welke op 't oogenblik door een gestipendieerde pers gevoerd wordt tegen Engeland en waarvan men later de verantwoordelijkheden zal moeten vaststellen. De kaas welke ons geboden wordt om Italië definitief te verpletteren is te mooi. Weet gij niet dat de Italiaansche kinderen de aardrijkskunde leeren in atlassen waar Corsica en Savoye aldus vermeld staan: “Voorloopig verloren provincies die weldra heroverd zullen worden door Italië?” Geloof mij; de ambitie van Italië zal zich niet bepalen tot Ethiopië. Daarna zullen de Italianen Tunis willen. Vervolgens Corsica, Nice, Savoye. Ik houd niet bijzonder van de Engelschen en ik heb nooit den Negus ontmoet. Maar hen vandaag niet te steunen is een misdaad tegen Frankrijk’.
Deze zienswijze is overwegenswaard en werd stellig niet geformuleerd voor de honden en de katten. Doch misdaad of geen misdaad, alle overigen, de vliegeniers die heen-en-terug den Oceaan overstaken, de schrijvers, de professoren, de geleerden, de werklieden, de kamerlieden, de tram-conducteurs, de postbeambten, de warenhuisbedienden, de studenten, antwoorden in min of meer pittoreske termen: ‘Neen, wij willen niet sterven voor den Negus’. Komisch, maar typeerend voor de gemiddelde temperatuur, is de trouvaille van den chansonnier Martini, attractie van het Théâtre de Dix Heures (elken avond uitverkocht): ‘Ja, ik wil sterven voor den Negus, maar in een oorlog die ons verlost van Engeland!’ In het weekblad ‘Gringoire’ (eigendom van den député Carbuccia, schoonzoon van Chiappe, twee Corsicanen; oplage 500.000 exemplaren) heeft Henri Béraud een philippica tegen Engeland gepubliceerd van zoo ongeloofelijke felheid, dat de Britsche gezant stappen deed bij den Quai d'Orsay en dat Reuter op een gegeven moment over de wereld meende te mogen seinen dat ‘Gringoire’ op bevel der Fransche regeering in beslag was genomen. Zoo de order al gegeven werd, het bleef geen uur gehandhaafd. En onder alle overige symptomen is de schrik der overheden voor het catastrofisch effect dat in dit geval een beperking der drukpersvrijheid veroorzaakt zou hebben, een der kenmerkendste aanduidingen Voor het aantal atmosferen dat men op den manometer der publieke opinie kan aflezen.
Trek nu zelf uw conclusies. De mijne luidt dat Frankrijk den tweesprong waar nog geaarzeld wordt reeds een eind voorbij is en dat noch Engeland noch de vijftig leden van den Volkenbond daaraan veel zullen verhelpen. Waarheen die weg leidt, dat is een andere zaak.
[verschenen: 9 november 1935]