Boven den wind
Parijs, 30 Juli [1935]
Léon Blum, de ware chef van het Front Populair, heeft zich in het Ethiopisch conflict gloeiend tegen Italië verklaard. Als Mussolini hem absoluut dwingt te kiezen, dan denkt hij ‘gelijk zijn Engelsche kameraden, dat het de eerste plicht zou zijn om trouw te blijven aan het Pact van den Volkenbond, om zijn regels te doen toepassen, om aan zijn uitspraak deel te nemen. Tusschen het fascistisch Italië en het recht, tusschen het fascistisch Italië en wat er nog kan voorbestaan aan internationale gemeenschap, tusschen het fascistisch Italië en de vredeshoop welke deze gemeenschap in zich sluit, zullen wij het Fransche gouvernement niet veroorloven te aarzelen.’
Dat klinkt als een categorische imperatief en een krijgsdans. Blum is de eerste in Frankrijk die voor de Ethiopiërs een oorlogsvaan ontrolt en hij begint met een ultimatum. Gelukkig kan hij zich beroepen op de Engelsche kameraden die het socialisme altijd op de meest hygiënische wijze hebben weten te mengen met het imperialisme. Gelijk de melk of human kindness met de wateren van het Tsana-meer, waar een heerscher, moderner geoutilleerd dan de Negus, den Nijl kan afdammen en Egypte droogleggen. Maar waarom beroept hij zich ook niet op Nippon? De Japanners eveneens stroomen den Koning der Koningen ter hulp uit de loffelijkste en humaanste overwegingen. Niet alleen voor hun katoentjes en overige koopwaar. Doch omdat Hayle Selassie (wat in het amharisch beteekent Kracht-der-Drieëenheid) hun in Abessinië het monopolie verleende van... gij raadt het in geen duizend. Van het opium.
Wat zal Laval doen met Blum's ordonnantie welke hem kort en bondig voorschrijft om de verbintenissen te verbreken welke hij in Januari aanging te Rome? Hij zal ze in zijn zak steken, met een grijns op zijn mongoolsche trekken die zeggen wil dat Blum met de nachtschuit komt. Want niet sinds gisteren heeft Italië zin in Abessinië, doch sinds vijftig jaar. De smadelijke nederlaag van Adoua (1896) was de eerste halte op een kruisweg. In 1919 vroegen zij als compensatie voor hun medewerking in den wereldoorlog Fransch Somali en Djiboeti met zijn spoorweg van 787 k.m. (Fransch meesterstuk) die door een steenige woestijn lijnrecht naar Addis-Abeba klimt, hoofdstad van den Negus. Djiboeti, aangewezen basis voor een nieuwen opmarsch, ging den Italianen langs de neus. Konden de Franschen hun eenige steunpunt afstaan tusschen Marseille, Madagascar en Indo-China? Hun eenige bunkerhaven voor kolen en olie? De andere sleutel van het Suez-kanaal? De Italiaansche eisch was onaannemelijk. Reeds in 1837, toen er over Madagascar en Indo-China nog niet gekikt werd, hadden de Franschen zich genesteld te Oboek in den Golf van Aden, en daar op te doeken zou gelijkstaan met de verloochening van een eeuw standvastige, beleidvolle wereld-politiek. De Italianen echter hadden bijna even gewichtige redenen om de Baai van Tjadoera, Djiboeti en zijn achterland te beschouwen als een vitaal centrum. Dat de twee Latijnsche zusters geboudeerd en gekibbeld hebben van 1919 tot 1935, dat zij meer dan eens gereed stonden om elkaar in de haren te vliegen, heeft in den grond geen andere geldige oorzaak dan Frankrijk's weigering om Djiboeti en den weg naar Addis-Abeba over te dragen aan Italië. Wie haalde Ethiopië in den Volkenbond, ondanks de tegenkanting van Rome? Frankrijk. Wie vergoelijkte op de Geneefsche tribune (met een verwijzing naar de koloniale toestanden van verschillende Europeesche mogendheden) den Abessinischen slavenhandel en het Abessinische lijfeigenschap?
Henry de Jouvenel, in naam van Frankrijk. En waarom hebben de Fransch-Italiaansche onderhandelingen die het berucht accoord van 7 Januari inleidden, maanden lang gesleept, gehaperd? Waarom dreigden zij tot de laatste seconde te mislukken? Niet om een oase en om een put in de Sahara. Niet om het statuut der Italiaansche landverhuizers in Tunis. Dat waren bagatellen. Maar omdat Frankrijk een besluit moest nemen dat zijn positie in Europa en op de rest der wereld radicaal kon wijzigen, dat de polen zijner politiek kon verzetten. Een zwaar besluit op een tweesprong. Italië vroeg ditmaal niet Djiboeti. Het vroeg wat bijna op hetzelfde neerkwam: de vrije hand in Abessinië en de neutraliteit van Parijs.
Het verzoek werd ingewilligd en in weerwil der protesten van alle Blum's kan men er niet op terug. Zij komen te laat want de beslissing is gevallen. Weersprak Frankrijk zichzelf? Neen. Verzaakte het zijn beginselen? Evenmin. Het koos de minste van twee kwalen: óf de vijandschap van Italië en een permanente bedreiging in Alpen en Middellandsche Zee terwijl de Franschman noch op Engeland, noch op Duitschland staat kan maken; óf Mussolini's vriendschap (wat minstens 100.000 man uitspaart in Savoje), Italië's resolute toetreding tot het Fransche consolidatie-systeem van Europa en als keerzijde het problematisch gevaar voor Djiboeti, de verkoeling van Engeland, het gehaspel met Japan op verren of nabijen termijn. Koos men den besten, gemakkelijksten, voordeeligsten, veiligsten weg? Dat zal de toekomst leeren. Doch kiezen moest men. Een optie was onontwijkbaar. Onder alle omstandigheden, met of zonder Frankrijk's toestemming, met geweld of met overreding, zou Italië trachten Abessinië in te palmen. Na zestien en meer jaren geharrewar met Rome kon het Latijnsche zusje daarvan overtuigd zijn. Waartoe zou een oorlog geleid hebben met Italië? De prijs leek niet te hoog waarmee een conflict werd afgekocht dat slechts eindigen kon ten bate van Engelschen, Duitschers en Slaven.
Al het overige is literatuur, hypocrisie of sentimentaliteit. Natuurlijk, de Franschen vinden den Negus sympathiek als curiositeit, als museumstuk. Hij spreekt in zinswendingen, met een accent, met een roerende openhartigheid, welke als een vers van den Bijbel afsteken bij de hartelooze, gekronkelde taal welke de diplomaten ons verzwendelen. Zijn stem klinkt op uit den nacht der eeuwen, als een ontcijferde inscriptie van Ninive. In levenden lijve is hij een tijdgenoot van Jugurtha, van Masinissa, van Hannibal, van Cyrus, van Nebukadnezar. Zijn rijk, drie duizend jaar oud, en sedert drie duizend jaren haast onveranderd, is het laatste der groote Afrikaansche keizerrijken. Wij beschermen de uitstervende bisons, oerossen en roodhuiden. Wij vergaren en redden het folklore van wegkwijnende beschavingen. Zou het niet logischer zijn om den laatsten Keizer van Afrika te behoeden voor ondergang, zoolang wij vermogen, dan om hem en zijn onderdanen te modelleeren naar de internationale confectie en comfort welke wij grootsprakig cultuur en civilisatie noemen? Verdient dit magnifieke ras minder respect dan oerossen, bisons en Mohikanen?
Zoo redeneeren de letterkundigen, die talrijk zijn in Frankrijk, terwijl de regeering het geval wikt als Pilatus: Waar is de waarheid? Wie heeft gelijk of ongelijk in Wal-wal? Met mooie woorden bezorgt men zich een alibi. De kwestie van recht of onrecht werd onoplosbaar, want de Abessinische grenzen vervloeien in de woestijn als de lucht in den horizon. De kunst daarentegen is om geen vat op zich te geven. Noch bij den ongeloofelijk kitteloorigen Mussolini, wiens pers keft en briescht tegen het minste welwillend, dit is onpartijdig, artikel dat een Fransch blad durft publiceeren over Kracht-der-Drieëenheid. Noch bij Engeland, reeds voldoende geprikkeld door Frankrijk's neutraliteit. Noch bij Hayle Selassie, wiens troonopvolger bij zijn geboorte den naam ontving van Asfao Woussenn, wat wil zeggen: Verbreed-de-Grenzen. Een heel programma!
Maar zal Ethiopië ondergaan? Fransche ontdekkingsreizigers die, gelijk Marcel Griaule, amharisch spreken en Abessinië niet bezochten per trein, doch doorkruisten met kameel, ezel en muilezel, laten over de moeilijkheden van een oorlog opinies doorschemeren welke weinig goeds voorspellen voor de Italianen en hun kruistocht. Wie geen Italiaansch débâcle wenscht paait zich natuurlijk met het vertrouwen dat Mussolini gedacht heeft aan alles: aan het feit dat er in Abessinië, uitgestrekter dan Frankrijk, geen wegen noch bruggen bestaan; dat een Europeaan te Addis-Abeba (2400 m. boven zeespiegel) geen vijftig meter kan loopen zonder buiten adem te raken; dat een vliegmachine die boven de Ethiopische hoogvlakte tot 2000 m. stijgt (waar zij nog zeer kwetsbaar is) in werkelijkheid reeds vliegt op een hoogte van pl.m. 5000 m., wat voor de motoren en voor de bemanning de limiet beduidt der bewoonbaarheid; aan het feit dat de Abessiniërs zoowel in de ongezonde laagvlakten als in de bijkans ongenaakbare bergen hartstochtelijk hechten aan hun onafhankelijkheid en de Italianen van oudsher niet minder haten dan verachten; aan een vers van den Koran (ik heb vergeten welk) dat de Ethiopiërs in de gunst der Muzelmannen aanbeveelt omdat zij Mahomet gastvrijheid schonken op zijn vlucht. Nog aan andere feiten, Egyptische, Arabische, Engelsche, Japansche, waarover men liever niet rept omdat zij even onvoorzienbaar zijn als onheilspellend. Heeft Mussolini aan alles gedacht? ‘Ook Napoleon had aan alles gedacht toen hij naar Moskou toog’ peinzen zij die den storm gadeslaan op 't strand, klaar om in hun binnenste te mompelen: Qu'allait-il faire dans cette galère? Of: tu l'as voulu, Georges Dandin.
[verschenen: 17 augustus 1935]