Madame Hanau
Geen halve week ging voorbij sinds Marthe Hanau onder de schimmen vertoeft en ook deze derde onzer doorluchtige tijdgenooten verzonk in een zwijgen waar niets aan haar herinnert dan de letters van een steen. Zij ontsnapte uit de gevangenis met behulp van een slaapmiddel en zonder hard te zijn voor een schaduw kan men verzekeren dat haar zelfmoord iedereen heeft opgelucht. Behalve haar schuldeischers. Maar ook dezen bleven haar niet trouw tot over de scheidslijn. Zoolang haar lampje gloeide hadden zij zich aan haar vastgeklampt omdat elke levensglimp van ‘La Présidente’ zooals zij haar betitelden, hoop gaf om hun geld met interest terug te zien. Zij hadden haar beklaagd als een slachtoffer, vereerd als een talisman, vertroeteld. Doch toen de Presidente deserteerde uit wanhoop, wijl alle kansen verkeken waren, bezat niemand voldoende geloof en volharding om haar te verheffen tot martelares. Geen tien personen volgden haar lijkbaar. Van de rozen welke in 't graf geworpen werden, had men geen boeket kunnen maken. Marthe Hanau, die portretten met eigenhandige opdrachten ontving van Poincaré, van Loucheur, van Briand, van Kellogg en van een menigte andere staatslieden, werd begraven als een onbehuisde, een havelooze, een zwerfster zonder kind of kraai!
Zooveel eer en zooveel oneer kenmerken een persoonlijkheid die niet geboren wordt in serie. Machtige financiers, magistraten, kopstukken der politiek en der politie hebben haar geducht, ontzien, geflikflooid, en zóó hoog te klimmen in de stratosfeer, boven goed en kwaad, is waarlijk geen kleinigheid voor een arme, zwakke vrouw die bij het opstijgen over geen betere vleugels beschikt dan vlerken en die zich vanaf den beganen grond moest behelpen met schelmsche, strafbare trucs. Veroordeeld wegens vervalsching van voedingsmiddelen arriveerde zij plotseling in de opperste regionen als directrice der Gazette des Nations. Niemand vroeg hoe. Zij verscheen, schitterde en boeide als een pas ontdekte komeet. Als een koningin regeerde zij over een volk van loopjongens, makelaars en agenten. Met een handige woordspeling en een dubbelzinnigheid waarin zij uitmuntte (Gazette des Nations: Société des Nations), had de kleine, onbekende brunette, eerst poezelig, later massief, autoritair en exuberant, haar fortuin gekoppeld aan den Volkenbond, en aan het Pacifisme. Niets was toenmaals rendabeler dan hersenschimmen en windeieren. Zij beroemde zich erop achter alle schermen te kijken. Aan haar klanten verkocht zij beurstips, per brief of telegrafisch, naar belang den prijs, welke zij esoterisch en charlatanesk Le Secret des Dieux heette. Chiappe en Tardieu ontknoopten dezen roman in een krach met een passief van honderd millioen. Zij vergaf het hun nimmer, achtervolgde hen met een haat waaraan Chiappe en Tardieu menigen tegenspoed danken, en begon haar rol van vermoorde onschuld. Overal had zij trawanten. In hechtenis hongerstaakte zij 27 dagen en ontglipte den 28sten blootvoets aan twee inspecteurs die haar dag en nacht bewaakten. Zij liet confidentieele documenten stelen uit de bureaux van ministers en rechters van instructie. In haar kerker richtte zij een nieuw blad op en had de brutaliteit om het ‘Forces’ te noemen, dat volgens de
dictionnaire niet enkel ‘krachten’ beduidt maar ook ‘Groote schaar waarmee men schapen scheert’. Zij hield den ongelijken strijd zeven jaren vol, in 't nauw gedreven of vroolijk ronddartelend naarmate het Fransche gouvernement zwenkte naar rechts of naar links. Want ook Marthe Hanau, helaas, was linksch, republikeinsch, democratisch, anti-fascistisch, en de heele rataplan. Rust er een doem op deze etiquetten? In 1934 kreeg zij een automobiel-ongeluk dat haar verminkte en ondermijnde. In Juni liet een harer schuldeischers, recalcitrant geworden, beslag leggen op haar groote schapenscheer. Toen gaf ze 't op. Zij werkte niet meer van den dageraad tot den avond op het ziekbed harer gevangenis, las Montaigne, Marcus Aurelius en Epictetus, onderstreepte met rood potlood hun uitspraken over den zelfmoord en vergif in dat iemand voor haar had binnengesmokkeld.
Is het meer dan toeval dat deze drie zeldzame figuren, Citroën, Dreyfus, Hanau, stammen uit het uitverkoren volk? Wij associeerden ze niet expres bij het rad van avontuur. Maar tezamen beschreden zij de onderwereld, tezamen dronken zij aan de rivier der vergetelheid. En met hen verdwijnt in nevels een tijd. Men merkt dat hieraan: Alle drie namen een geweldige plaats in en geen van drieën laat een leegte achter.
[verschenen: 14 augustus 1935]