Een daad
Parijs, 19 Juli [1935]
De saneerings-decreten, waarvoor de Franschen langer dan een vol jaar hebben teruggedeinsd, zijn eindelijk verschenen. Als de cijfers van een licht-affiche springt het rijksbudget plotseling terug met elf milliard. Met één vijfde van zijn totaal-bedrag. Zonder te tornen aan de nationale defensie, zonder te raken aan de pensioen-kas van burgers en militairen. Hoewel de edicten in menig opzicht en zonder overdrijving gekarakteriseerd mogen worden als een financieele staatsgreep, zijn ze met volmaakte koelbloedigheid ontvangen door de Beurs. De fondsen der Republiek, waarop het gouvernement (alle vroegere beloften schendend) een cijns heft van 10%, hadden kunnen kelderen. Zij rezen. De overige roerende goederen in papier, welker belasting van 17% verhoogd wordt tot 24%, hadden kunnen tuimelen. Zij bewogen nauwelijks. De obligaties van gas, steenkolen, electriciteit, bedreigd door de gedwongen prijsverlaging dezer artikelen, of van de metallurgie, getroffen door een extra-heffing van 25%, boden ongeschokt weerstand. Dit bewijst op z'n minst dat de regeering van Pierre Laval de situatie in al haar vertakkingen beheerscht, dat zij over voldoende munitie beschikt, dat haar manoeuvre met den vereischten samenhang werd voorbereid en uitgevoerd, dat haar programma goedkeuring vond bij de opperste machten van het land. De partij is dus uitstekend ingezet. De toeschouwer krijgt den indruk van een kalme, welgeordende, bewuste, spontane kracht die zich zonder te forceeren, zonder zenuwachtigheid, zonder een zweem van aarzelen rustig ontplooit en haar doel tegemoetschrijdt.
Dat de decreten ondertusschen met enthousiasme verwelkomd worden ware een bewering welke enkel zou passen bij wijze van grap. De Franschen, die dorsten naar gelijkheid, zijn gelescht en gelaafd. Dat is hun eenige troost. Allen worden geslagen, niemand gespaard. Dat is hun eenige lichtpunt. Maar het is ook een tactiek, want geen sterveling kan zich verongelijkt voelen. De arme kan niet jammeren dat de rijke ontzien werd. De rijke kan niet klagen dat hij altijd alleen het gelag betaalt. De middenstander, de kleine man, de daglooner, de geldwolf, de fabrikant, de arbeider, allen boeten. De betalingen over het gansche land zijn verlaagd met 10%. Ook de huurprijzen der woningen. Ook de pacht-contracten. Naar rato ook de hypothecaire leeningen. Wie werkt voor 't leger, voor de luchtvaart, voor de marine, zoowel de kanonnenkoning als de leverancier van bruine boonen, zoowel de schoenmaker als de handelaar in gewapend beton, verliest 25% op zijn winst. De boer koopt zijn meststoffen minder duur. De burger eet goedkooper brood. Het ambtenaartje dat 8000 francs per jaar verdient (een hongerloon) laat 3% schieten. Tusschen de 8 en 10.000 derft hij 5% op zijn traktement. Alle salarissen boven de 10.000 worden geamputeerd met 10%. Aan de inkomens boven de 80.000 vraagt men een supplement van 50% op de normale belastingheffing. Verboden om pensioenen te cumuleeren met traktementen. Wie leeningen aanging op langen termijn en hooge percenten kan ze onmiddellijk opzeggen wanneer hij geld vindt tegen lager rente. Op alle aanbestedingen, alle koopen, alle verbintenissen, gezegeld of niet, geregistreerd of niet, wordt 10% geschrapt. Men heeft tot in den treure over een revolutie gesproken, gezwetst, geschreven. Ziedaar een serie van paardenmiddelen, toegediend aan goeden en boozen, aan nederigen en hoovaardigen, waarbij tegenspartelen is uitgesloten, en die ruimschoots tegen een revolutie opwegen. De eenige ongelijkheid bestaat daarin dat iemand kan vallen onder verschillende
categorieën van slachtoffers. Men kan b.v. tegelijk salaris-trekker zijn, huiseigenaar, houder van obligaties en oud-combattant. Zulke gevallen (of andere combinaties) zullen geenszins tot de zeldzaamheden behooren. Het aantal Franschen dat staatsfondsen bezit, wordt geschat op 80% der citoyens. Deze boffers zullen uit patriottisme twee, drie, vier of vijfmaal bloeden.
Dat de draconische decreten en hun verwoede, onverbiddelijke greep, schotvrij zijn voor een objectieve critiek, zou van weinig inzicht en waarheidsliefde getuigen bij den waarnemer die ze zakelijk wikt. Inderdaad, zij tasten het kwaad niet aan in den wortel, doch enkel in de takken. Zij verminderen niet de uitgaven, maar uitsluitend de kosten der uitgaven. Zij besnoeien niet de oorzaak doch enkel het gevolg. Dat is reeds veel. Zal het ook afdoende zijn? Zal het de juiste, doelmatige methode blijken? De Staat bezuinigt op den overvloed, op de verspillingen. Hij renonceert echter nog niet aan zijn utopieën, aan zijn milddadigheden, aan zijn organisatorische fouten, zijn rompslomp, zijn onredelijkheid. Het principe der eenheidsschool (gratis onderwijs tot aan de universiteit) die twee milliard per jaar kost, blijft intact, ondanks de deplorabele resultaten van een oververzadigde intellectueele arbeidsmarkt. De Sociale Assuranties (een onbeschrijfelijk gecompliceerde en dure paperasserij) worden nog niet vereenvoudigd. Monopolies, welke nooit gerendeerd hebben, worden niet hervormd noch opgedoekt. Naast elk ministerieel departement woekeren de uitwassen welke hier Office heeten. Office van koren, van olie, van buitenlandschen handel, van propaganda, van toerisme. Office van dit, office van dat. Zij loopen naar de honderd, dienen vooral om protégé's te herbergen en verslinden enorme sommen. Geen enkel is door de decreten afgeschaft. Tergende misbruiken van combattanten die pensioen innen zonder ooit het uniform gedragen te hebben, van bezoldigde ambtenaars die nimmer hun post bekleedden, blijven ongemoeid voorttieren. Subsidies aan duizenden instellingen, die iedereen kan missen behalve de oprichters, bandelooze toelagen aan groepen en groepjes zonder eenig openbaar nut, belastingontheffingen van coöperatieve ondernemingen, schadevergoedingen voor elke regenbui, voor ieder stormpje, groote en kleine plunderingen, gezouten rekeningen,
personeel dat niet deugt en luibakt maar van verscheidene ruiven smult, nepotisme, favorietisme, parasietisme, gesalarieerde eerebaantjes voor nietsnutters de werkelijk ontelbare lekken van het Fransche staatshuishouden, zij zullen wegens de bezuinigingen een beetje schraler vloeien doch zij worden nog niet gestopt. En deze monstering van wanbeheer is geen fantasie. De verkwisting wordt niet grover of nietiger naar gelang men ze bekijkt van een republikeinsch of monarchistisch, een reactionnair of vooruitstrevend standpunt. Zij is een realiteit. Men kan haar met den vinger nagaan als de onderdeelen eener mechaniek. Men kan ze gemakkelijker becijferen dan den afstand naar de zon. Men kan ze vergoelijken maar onmogelijk loochenen., De regeering trouwens zond twintig commissies uit over het land die de eermaals vermaarde Fransche administratie als rechters en dokters zullen ausculteeren.
De decreten zijn pas een begin: de eerste reformatorische daad van Pierre Laval, die onder onze oogen en bijna zonder dat wij 't merken evolueert van politicus naar staatsman. Men kan er over twisten waarmee hij had moeten aanvangen: met de cureering van de oorzaak of met de remedie van het gevolg. Hij kan ter verdediging aanvoeren dat alleen de gekozen operatie directe, tastbare baten oplevert in klinkende munt. Men kan voorts betwijfelen of de plotselinge onttrekking van elf milliard aan de circulatie en aan de koopkracht van het Fransche volk den gewenschten, heilzamen invloed zal uitoefenen op de nationale economie, en par ricochet op de economie der buren. Bij de omstandigheden echter waarin wij verkeeren is de theorie der aderlating orthodoxer dan de theorie der injectie. De kapitaal-injectie heeft in ieder geval haar ontoereikendheid bewezen door de vruchtloosheid der tachtig milliard welke de Staat gedurende de laatste jaren leende zonder de financieele zorgen voor zichzelf of voor zijn onderdanen te verlichten. Het geld immers is een zeer mysterieuze materie en over de wijze waarop het reageeren zal op een maatregel bezitten wij minder wetenschappelijke zekerheid dan de necromant die een schim oproept uit het hiernamaals. Alleen de beslistheid waarmee de Fransche regeering de voorschriften harer adviseurs opvolgt en toepast, de bedaardheid waarmee de Fransche natie in haar ensemble de harde, barre offers aanvaardt, motiveert een vertrouwen, waarin wij, tot feiten ons weerspreken, zullen volharden. Want hoe ook het vervolg zij en de uitkomst, een mannelijke daad, die een einde maakt aan de ongewisheid, het weifelen, het talmen, was noodig, en zelfs al zou Laval minder slagen dan hij hoopt, hij heeft recht op bewondering omdat hij zooveel durft als hij kan.
[verschenen: 7 augustus 1935]