Veel leven om niets
Parijs, 16 Juli [1935]
Het Front Populaire heeft zich willen laten wegen. Het is gewogen en te licht bevonden. Ziedaar de gematigdste slotsom van een Quatorze Juillet die als een dag van toorn, dag der wrake voor Frankrijk en de wereld was aangekondigd. ‘Vaincre ou mourir’ had Daladier uitgeroepen op een kokende meeting welke aan het hemel-en-aarde-bewegende Rassemblement der legioenen van republikeinsche, anti-fascistische en andere Bastille-bestormers voorafging. Hij heeft niet overwonnen en is niet gestorven. Hij heeft alleen een beetje gepuft (het was 33 Réaumur in de schaduw) en wie daarna nog niet weet wat er in hem steekt behoort tot een fameus ras van uilskuikens. Op zijn voordeeligst gekarikatuurd is hij van het slag der bordpapieren reuzen die men rondleidt op Belgische kermissen. Als ik hem teekenen moest deed ik het zoo. De overige kopstukken dito. Blum, Barbusse, Malraux, Cot, Frot? Draken uit een Wagneriaansch of Javaansch drama. Boemannen voor onnoozele kinderen. Vogelverschrikkers in een knollentuin.
Volgens de hoogste schattingen van geestverwanten telde hun optocht vijfhonderdduizend ongevederde tweevoeters, de vrouwen en het kleine grut inbegrepen. Volgens de laagste begrootingen der mannen van het integrale nationalisme, hun gezworen vijanden, telde de krijgszuchtige colonne vijftig duizend verticale ezels en schapen, alles meegerekend. De enorme speling tusschen beide ramingen kittelt reeds de ooren en noodigt tot een homerischen lach. Tusschen dit meeste en dit minste schommelden de cijfers met hun vroolijke nullen als het ivoren balletje der roulette dat zijn weg zoekt: de 300.000 van hen die waar voor hun geld wenschten omdat zij de mobilisatie betaald hadden; de 120.000 der voorzichtigen die den tegenstander niet willen onderschatten; de 250.000 der dikdoeners, bangerds of paniek-zaaiers die den duivel zwarter schilderen dan hij is; de 80.000 van hen die billijk en royaal een ruime maat geven met een schepje toe. Zoo had elke krant haar globaal getal, afgestemd naar de sympathie, de kleur, het moreel der lezers. Zou de waarheid in 't midden liggen? Volstrekt niet. Een officier van den Staf der Cavalerie, die expres een kamer gehuurd had in een hotel waarlangs de blaaskakende stoet passeerde, nummerde een totaal van 55.400 manifestanten, en ik heb alle redenen om den cavalerist te gelooven. Zagen de anderen die de processie getaxeerd hebben dan dubbel? Waren ze in de lorum of van lotje getikt? Neen. Maar in de gelederen, op straat en op de trottoirs heerschte een zoo formidabele wanorde dat een rekenaar van zessen klaar moest zijn om in de herrie en de verwarring den tel niet te verliezen.
Deze ongewervelde bende was bijeen getrommeld uit de verste punten van het land en men beweert dat de reis- en verblijfkosten, de affiches en plakkaten, de heele rommelige organisatie (46 millioen francs) gedokt waren door bankiers die gespeculeerd hebben op de devaluatie en die naar den kelder gaan als de bastille der Banque de France niet tijdig wordt ingenomen. Dit valt moeilijk te controleeren, doch is geenszins onwaarschijnlijk. Laten wij gemakshalve veronderstellen dat het zoo is, waarmee we niet veel riskeeren want de onteigening van het Fransche Emissie-instituut en de uitroeiing der twee honderd feudale, kapitalistische families die Frankrijk tyranniseeren, staat op het programma van het Front Populaire. Deze komieke huurlingen (komiek omdat ze socialisten en communisten zijn) zouden zich dus hebben laten ronselen (onwetens hoop ik) door de schrokkerigste haaien der Haute Finance.
Wat zijn ze waard als troepen, in het offensief, in het defensief, op de barricaden, onder een goed gericht salvo? Gij hadt ze moeten zien om het te kunnen gissen. Minstens één derde der schuifelende horde bestond uit vrouwen, fleurig gekleed en coquet, bijna dames. Er waren ongeveer duizend fiksche jochies wien men geleerd had de vuist te ballen. Vier anti-fascistische advocaten. Twee luitenant-aviateurs. (Het luchtleger telt 37.000 man!) Twaalf gedelegeerden der Union Internationale Juridique. Een bataillon Afrikaansche sjouwers en knokkers, verreweg de gevaarlijksten. De rest en de massa was gevormd door ambtenaars, leden van vakvereenigingen en schoolmeesters. Geen spoor van ellende, gebrek, ontbering of lompen. Maar de groote hoop is verstokt anti-militairist, dat zegt alles, dat verklaart alles. De opgeschoten jongens der Jeune Garde mogen een blauw hemd aantrekken, zij zouden zich onteerd achten door in 't gelid te loopen. Zij zijn nog de meening toegedaan dat exercitie, dressuur en discipline een systeem vertegenwoordigen om idioten te kweeken, automaten en slaven. Vrije mannen, [woord ontbreekt], parbleu, die hun beenen niet verzetten op commando. Een-twee, links-rechts? Goed voor botterikken en gegalonneerde bruten. Zij hebben nog altijd niet begrepen dat de Communards in 1871, meester van Parijs, goed gewapend, ruim voorzien van geld, moedig, onverschrokken en vijftien maal talrijker dan het leger van Versailles, bij duizenden geëindigd zijn voor het executiepeloton omdat zij niet wilden exerceeren. Geen enkel chef is er die hun dat aan 't verstand durft brengen. Zij kijken minachtend neer op de kunst waarvan de eerste beginselen onderwezen worden in de kazerne. En wel bekome hun deze potsierlijke wijsneuzigheid. Om het traject af te leggen dat de Place de la Bastille scheidt van Vincennes (2500 meter) hadden zij vijf volle uren noodig. Vijf honderd meter per uur. Het tempo hunner revolutie.
Alles te zamen genomen zijn het stumperds die sjokken achter een kolossale roode vlag, en een even kolossale driekleur, voortgekruid op taxis. Daglooners in dienst der conservatieven van den nieuwen stempel, de ratten die hun kaas verdedigen. Hun leiders heeten Zyromski, Lévy, Basch, Berl, Kahn, Lang, Lekah, Grumbach, Blum, Blummel, Risenfeld, Kastenbaum, Apicha, Abraham, Lendwan, Brunschwig, Dreyfus, Strittmayer, Hirtz, Hirsch, Hirschowitz, Weiss. Mocht commentaar noodzakelijk zijn op deze schilderachtige, echt-Fransche namen, consulteer dan een der laatste redevoeringen van Dr. Joseph Goebbels. Of Mein Kampf. Het anti-semietisme heeft nooit vat gehad op den Franschman, noch als gevoel, noch als doctrine. Maar ziet gij kans om een pogrom te vermijden wanneer 't hier per ongeluk tusschen nationalisten en omwentelaars tot vechten kwam? Die rijk bezoldigde spruiten van Isaac brallen in koor, op 't air der lampions en op het rhythme eener logge polka: De la Rocque, Au poteau! En woudt gij dat La Rocque hen in zijn hart droeg? Als 't op den duur vervelend wordt om steeds dezelfde gezichten te ontdekken in de coulissen eener volksbeweging, de schuld ligt niet aan hem. De andere kreet van den dag, aangeheven door de zonen van Jacob, luidde: Daladier, Au pouvoir! Geen maand geleden had La Rocque den President der Republiek medegedeeld dat de Croix de Feu zouden overgaan tot actie wanneer de trieste fusilleur van 6 Februari, de man van het smeltend geld, een post kreeg in het gouvernement.
Niets zieliger overigens dan die wiegeling van machteloos gebalde knuisten onder de snikheete zon. Terwijl de vaandrigs van La Ligue des Droits de l'Homme (welke het palladium geworden is van allerlei soort misbaksel) onderweg een biertje gingen drinken op een hoek der straat, werd hun tien meterslange vlag ontfutseld door een paar Camelots du Roi, die het trophee parmantig uithingen in de bureau's van het royalistische blad. Of de revolutionnairen vijfhonderdduizend waren of vijftig, niemand hunner had 't lef om het buitgemaakte doek te gaan heroveren in de Rue Boccador. Kan het pietluttiger? Op hetzelfde uur dat die lallende massa den ‘plechtigen eed’ zwoer om ‘de factieuze bonden te ontwapenen en te ontbinden’ defileerde La Rocque met 20.000 Croix de Feu in martiale formaties langs den Arc de Triomphe, aan het andere einde der stad. Als ooit le peuple, la démocratie geprovoceerd, bespot, gehoond en gejonast werden, dan was 't vandaag want de Croix de Feu paradeerden op speciale uitnoodiging van Pierre Laval en La Rocque had niet verzuimd om de Fransche natie in kennis te stellen van die ministerieele invitatie. Een barrière van politie en soldaten scheidde de twee kampen. Geen enkel der oververhitte, bier-minnende en zangerige socialen toonde den geringsten lust om de hechtheid van de afrastering te onderzoeken. Of om aanklamping te probeeren langs een omweg, wat geen heksentoer was. Daarvoor zijn ze te slim en te hazig. Zij beelden zich liever in dat La Rocque bang is van hun carnaval. Maar als op een mooien dag de barrière ontbreekt kan men gerust zijn over den uitslag. Zij zullen hun biezen pakken in een vaart van stellig meer dan vijf honderd meter per uur.
Moet men zulke stakkerds, dat verbasterd, futloos stemvee beklagen of verachten? Het een noch het ander. Jules Romains en Bergery bewijzen hun te veel eer door den neus voor hen op te halen. Met al hun getallen tellen zij niet mee. Doch als het waar is dat de bankiers der devaluatie 46 millioen bekostigden aan die maskerade van phrygische mutsen dan verdienen zij een drievoudigen ban wegens het flair waarmee zij in Frankrijk bokken schieten en bot vangen. Zij mogen erop roemen de Franschen te kennen en te weten van welken kant de wind waait!
[verschenen: 3 augustus 1935]