De strijd om de macht
Parijs, [ca. 6] Juli [1935]
In de bleeke ochtendschemering van een tropischen Juni-dag heeft de Kamer haar kraam gesloten en is voor minstens vier maanden op stap gegaan naar het onbekende, dat misschien geschreven staat in sterren en koffiedik, maar met zeer onduidelijk schrift.
Wij wuiven de heeren een vaarwel toe zonder spijt. Ze zijn niet interessant. Wij hebben niet het flauwste verlangen om hen terug te zien. Het is dermate evident dat zij deugen tot niets! Over de beuzelachtigste wetjes als de revisie der landbouw-pachtcontracten hebben zij weken en weken gebazeld, probeerend elkaar een loer te draaien door toevoeging van een komma, door schrapping van een lettergreep. Bij wijlen schrikken zij wakker uit hun versuffing en gillen dat de vijand opmarcheert naar de hekken van het Palais-Bourbon. Tusschen doffe afstomping en den kolder in den kop kennen zij geen middenweg meer en geen zijpaadjes. Ze soezen of ijlen. Als ze een klap van hun molen weg hebben komt iemand op de proppen met een wetsontwerp tot ontbinding der Nationale Bonden. Maar Laval behoeft slechts te dreigen dat hij het sluitingsdecreet zal lezen, dat hij het parlementaire huishoudentje opdoekt wanneer het ontwerp in behandeling wordt genomen, en de heele troep zakt met hangende ooren terug in zijn dommelend gekwijl. Achter een bittertje, in de couloirs scheppen de hazen weder moed. De pootigste steekt de krijgsklaroen. Zij richten een Comité van Waakzaamheid op dat het gouvernement tijdens de vacantie zal controleeren. Een Comité de Vigilance van slapers die een oogje in 't zeil houden. Met de handteekeningen der helft van Kamer en Senaat plus één kunnen zij grondwettelijk het Parlement bijeenroepen op elk uur van den dag en de maand. Beter tien vogels in de lucht, niet waar? Of: bij gebrek aan lijsters eet men merels. Waarom laten zij het onmisbaar parlement den boer op gaan dat zij met alarmklokken hopen te vergaren? Waarom besloten zij niet, als zij gevaar duchten voor de parlementaire instellingen, om permanent te zetelen? Zijn ze bang dat de Garde Républicaine hen zal expulseeren? Smoesjes van bibberwangen die in de rats zitten en slechts denken aan hun armzalig figuur.
Mooier nog. Sinds anderhalf jaar azen Radicalen en Socialisten op het bewind. Zij hebben het voor 't grijpen want zij bezitten de meerderheid. Hun Cartel werd een Super-Cartel door toetreding der Communisten. Een klassiek trio als de drie Gratiën, de drie Nornen, de drie cardinale Deugden. Ze zijn onoverwinnelijk. De stembus bekrachtigt hun verbond. Zij triomfeeren in de gemeente-raden en bij de meeste tusschentijdsche verkiezingen. Zij kunnen elke stonde het gouvernement voor zich opeischen. Als Lebrun zou weigeren mogen ze hem afdanken, zooals zij Millerand verzochten op te hoepelen, en gauw wat! Zij popelen er van. Zij hunkeren, snakken en reikhalzen er naar. Zij trappelen van ongeduld.
Maar de apoplectische Daladier, de arrivistische kornuiten Cot en Frot, de goede lobbes Herriot, Cachin met zijn blikslagerij van sikkel en hamer, de salon-socialistische Blum en andere revolutionnairen in konijnen-vellen hebben een beter idee. Om de Wil des Volks te manifesteeren blazen zij verzamelen voor 14 Juli, verjaardag der Bastille. Algemeene mobilisatie in steden, dorpen en gehuchten. Massalichting onder roode vlag en driekleur. Delegaties uit alle oordjes van het land zullen oprukken naar Parijs met de bazuinen van het laatste oordeel en in een stoet zooals wij er geen meer zullen aanschouwen alvorens te verschijnen in het Dal van Josaphat. Een monster-betooging voor de democratie, voor de Vrijheid. Met Arabieren, Chineezen, Annamieten. Met het uitschot van Spanje, Italië, Polen en Duitschland en Tsjechoslowakije. Met het uitvaagsel van Frankrijk. Met alle warhoofden van het universum. Met honderdduizenden zullen zij defileeren langs het Stadhuis, over de Place de la Concorde, en de hermaphroditische Blum, gevoronoffiseerd, gerevitaliseerd, bloozend van jeugd, bruisend van herculeaansche kracht, verklaart zich bereid (het is de eerste keer!) om een portefeuille te aanvaarden in het gouvernement dat de gevoelens der onvergelijkelijke demonstratie zal weerspiegelen. De oolijkerds! De knoeiers, de slampampers! Waarom wachtten zij tot de Kamer gesloten was? Voor een onnoozel optochtje ter eere van Victor Hugo ontbrak hun de pit en tweemaal krabbelden de blaffers achteruit, voor een verbod.
Zij pochen over een ‘coup de chien’, het hondsche karweitje van preventieve tuchtigingen, waartoe deze hartstochtelijke vrijheidsminnaars tegen heug en meug zouden moeten overgaan tot verdediging der Rechten van den Mensch. Geen enkel is tot dusverre geschonden, tenzij helaas ten gunste van radicaliseerende dieven, tenzij ten behoeve van het marxistische kopstuk Paul Faure, die met behulp van den voozen Blum den echtgenoot zijner maîtresse (het heele gezelschap was socialist) deed opsluiten in een gekkenhuis. Na zijn bevrijding uit het dwangbuis wreekte Sabatier - het slachtoffer - zich met een ongenadig boek: Les Rois de la Sociale. Is dat niet ongepermitteerd? De vervloekte Chiappe, uit het raam gesmeten als chef der politie, keert door de deur terug als voorzitter van den Parijschen gemeenteraad, dit wil zeggen als burgemeester der Ville Lumière. Schreeuwt dat niet ten hemel? Generaal Denain, Minister van Luchtvaart, reist in hetzelfde vliegtuig als Colonel de la Rocque, chef der Croix de Feu, te Lyon klinken zij samen naast een flesch champagne en met opgeheven glas laten zij zich fotografeeren. Hoe durft Denain! Zij hollen met de foto naar den malschen Herriot en gelasten hem om paal en perk te stellen aan zulke schandalen. Overal die Nationale Bonden! Men kan niet eens langs de straten lallen, een beetje staken, een winkelruit ingooien en wat gappen, een oproertje maken, zonder op een fascist te stuiten. Is dat menschwaardig? De linksche kranten publiceeren artikelen over den burgeroorlog die nadert. Men strooit het gerucht rond dat de President der Republiek door de Vuur-Kruisers ontvoerd zal worden ter gelegenheid van den Grand Prix de Longchamp, den dag van den Sweepstake. De mollige Herriot veranderde in een vlammenwerper, maar hij gaf zijn ontslag niet als Minister van Staat. En 't eenige wat al die ijzervreters van Laval gedaan kregen tegen de Bonden was een litanie van vage beloften en een mand vol kluitjes in het
riet.
Toch had La Rocque een paar avonden te voren nog 25.000 man geconcentreerd te Chartres, op honderd kilometer van Parijs. Toen zij het marschbevel ontvingen kende niemand de plaats van bestemming. Op de kruispunten buiten de stad werden de vrijwilligers, een karavaan vormend van 6500 auto's, opgewacht door estafetten die het order completeerden. Op het aangewezen punt groepeerden de secties zich in carrés, gescheiden door achttien rijen van brandende fakkels, te zamen drie duizend. Zoeklichten doorkruisten den zoelen hemel. La Rocque hield een toespraak vanaf een hooikar en micro's verbreidden zijn stem over een veld van meer dan honderd hectaren. Als africhting was de geïmproviseerde oefening waarlijk model en deze troepen hadden geschouwd mogen worden door een generaal. Men begrijpt dat een regeering zich even bezint alvorens ze begint tegen den Colonel die volgens linksche opgaven commandeert over een leger, waarvan 320.000 contributie betalen en 120.000 blindelings gehoorzamen aan den leider.
‘Het uur is nabij’ zei La Rocque bij de indrukwekkende nachtwake, ‘waarop ik u de kans zal geven om Frankrijk te redden. Totnutoe heb ik u geremd omdat gij niet voldoende getraind waart. Gij hebt nog maar enkele weken om uw organisatie te volmaken. Vous faites ce soir votre veillée d'armes.’ De rilling welke bij zulke woorden en daden de dappere antifascisten over den rug loopt wordt door hen vertolkt met gescheld. Colonel de la Rocque, schimpen zij, is niets dan een onschadelijk afficheplakker, in dienst van electriciteits-magnaten. In werkelijkheid zijn ze doodsbenauwd voor de Croix de Feu en hun aanvoerder, dien zij spottend Casimir noemen. Zij beven voor zijn vliegtuigen. Zij zien de voorsteden van Parijs reeds gebombardeerd door zijn luchtvloot. Maar hun liefste wensch zou vervuld worden wanneer 't Casimir was die het eerste schot loste. Want vooral in den oorlog tusschen burgers zal de aanvaller ongelijk hebben en de publieke opinie tegen zich ontketenen.
Inmiddels is Lebrun nog niet geschaakt. En groote goden: Wat had La Rocque met hem moeten aanvangen? De gevolmachtigde Laval echter prepareert zijn decreten. Op wie zou hij in zijn binnenste rekenen wanneer er geween en tandengeknars zal heerschen in den Franschen Zeshoek, wanneer de weeke harten der afgevaardigden doorboord worden door de jammerkreten hunner kiezers, en wanneer meedoogenlooze maar onvermijdelijke maatregelen de welgedane, vetgemeste anti-fascisten in 't harnas jagen?
[verschenen: 25 juli 1935]