Het hemelsch Manna
Parijs, 20 Mei [1935]
Neen, redelijkerwijze kan men zich niet voorstellen dat de franc zóó kort na 1926 een tweede amputatie zal ondergaan. De toestand der schatkist is verre van florissant maar geenszins ongeneeslijk zonder operatie. Gedurende de eerste drie maanden van dit boekjaar vielen de belastinginkomsten 700 millioen beneden de raming doch al zou deze bezwijming zich herhalen in de overige trimesters en niet te verhelpen blijken, zij noodzaakt volstrekt niet tot een chirurgicaal ingrijpen. Het is slechts een flauwte. De Staat verslindt immers nog een dozijn milliarden meer dan in 1928 toen hij zich vergenoegde met een budget van 40 milliard waarbij niemand zich beklaagde. Als hij huishouding en leveranciers eventjes wilde controleeren zou de fiscale minderwaarde drievoudig vereffend zijn in een handomdraaien. Als hij serieus besnoeit op het overbodige is er geen deficit meer en kan hij de principale posten ongerept aanhouden.
Niemand durft dat loochenen, omdat geen enkel verstandig wezen zich kan laten wijsmaken dat een Staat welks activiteit in 7 jaren niet noemenswaardig gewijzigd werd, in 1935 niet ordentelijk zou kunnen leven van de 40 milliard die in 1928 ruimschoots volstonden voor zijn uitgaven, toen loonen en prijzen zooveel hooger noteerden. Die reduceering eischt eenigen moed van de ministers, eenige offers onder de bevoorrechten, eenig initiatief. Men zal geween hooren en geknars van tanden onder een minderheid, die geniet van dubbele traktementen en sinecures. Maar zou een bezonnen gouvernement gevoelig zijn voor het geklaag eener minoriteit van geprivilegieerden en onbeweeglijk blijven voor het krankzinnige, het onmenschelijke der paradoxale pretentie om denzelfden tol te heffen op een volk dat sinds 1928 zijn inkomen jaarlijks zag slinken? Het kromp tot 150 milliard en. de natie betaalt alsof zij nog steeds over een honderd milliard meer beschikt.
Het evenwicht kan hersteld worden met eerlijke, eervolle middelen, zonder een inspanning die behoeft te stijgen tot heroïsme. Is het denkbaar dat het gouvernement eener natie, waar rente-trekkers de meerderheid vormen, voor den tweeden keer binnen tien jaar niet enkel een gansche klasse maar bijna een gansch volk onteigent en gedeeltelijk ruïneert met een devaluatie welke ditmaal absoluut willekeurig zou zijn en alleen gerechtvaardigd zou kunnen worden door de lamlendigheid der bestuurders? Dat zij voor den tweeden keer in zoo korten tijd den heelen juridischen, notarieelen en economischen basis ontwricht van alle contracten, alle huurpachten, alle acten van een land waar de kleinste accoordjes geregistreerd worden op gezegeld papier? Men weigert zulke absurditeiten te gelooven, ze als gebeurlijk te aanvaarden. Zonder twijfel, een gouvernement kan de spoliatie wagen. Het is niet voorzichtig om te rekenen op het karakter van een minister die meestal de functie waarneemt van een medium en luistert naar de vreemdste klopgeesten. Maar zouden de millioenen slachtoffers zich de nieuwe, arbitraire berooving laten welgevallen? De fameuze spaarders? Zouden zij niet een regeering steenigen, opknoopen aan de lantaarns, die uit pure halfheid, lafheid, gemakzucht, egoïsme (want de massa der geprivilegieerden zit op de commandobrug) en met tachtig milliard goud in kas, de hand durft slaan aan de munt, aan het nationale vermogen, het land verarmend, ridiculiseerend voor het universum, en op den koop toe onteerend? Zou het beste deel der Fransche natie (één derde is voldoende) een strooptocht dulden waarvan enkel sommige banken voordeel kunnen trekken? Het is haast onbestaanbaar.
Doch ondanks de onwaarschijnlijkheid, de onmogelijkheid der hypothese moet erkend en gesignaleerd worden dat de campagne tegen den franc niets van haren omvang verliest en voortdurend in breedte en in diepte, op de vleugels en in 't centrum aangroeit met evenveel hardnekkigheid en energie als list en perfidie. Men dringt omsingelend op in 't buitenland en er gaat geen dag voorbij of een groot technisch orgaan der City publiceert alarmeerende beschouwingen over de jammerlijke verwarring der Fransche financiën en voorspelt de instorting van het goudblok. Men graaft, sappeert, schermutselt, verkent in 't binnenland. De devaluatie, wat niet lang geleden nog onbegrijpbaar zou geweest zijn, werd een onderwerp van dagelijksche polemieken, en de polemieken contra zijn niet minder verdacht dan de polemieken pro. Het zou abnormaal zijn wanneer niemand een heilige overtuiging had; maar het heele geval geeft den indruk alsof ‘men’ de goede gemeente aan den tand voelt, alsof ‘men’, door te polsen, door het voor en het tegen wijdbreed uit te meten, de menschen aan het idee der devaluatie wil wennen. De eerste maal dat Damocles het scherpe zwaard zag bengelen aan een paardenhaar schrok hij een beetje, doch na twintig vertooningen was hij er vermoedelijk aan gewoon. Dit is een zuiver persoonlijke interpretatie van een gecompliceerd verschijnsel en ik kan me vergissen. Sommige symptomen evenwel zijn te ondubbelzinnig om ze te verwaarloozen. Sinds eind-April, begin-Mei, maar vooral sinds de laatste weken nam de Beurs stelling. Zij begon met te zoemen als een zefier. Zij eindigde met te koken en te borrelen als een heksenketel. Het vagebondeerende kapitaal, zoowel Fransch als buitenlandsch, wierp zich op industrieele effecten en deed ze in een wervelwind omhoogstuiven. Het versmaadde echter de staatsfondsen die sukkelen, kwijnen en verslappen. Veeg teeken!
Dan is er nog Paul Reynaud, voormalig minister van Koloniën en Financiën. Paul Reynaud met zijn aanhang en nasleep. Klein Duimpje, Tom-Pouce, knipperoogend ratje, witte mier waarvan hij de facie heeft en de zeden, Paul Termiet, zooals Daudet hem vriendelijk pleegt te betitelen, drijft een bazaar in Mexico en naast den franc is de Mexicaansche dollar even schadelijk voor hem geworden als de Amerikaansche. De zaak rendeert niet meer sedert Roosevelt devalueerde en Reynaud's baten verlaagde tot nihil. Daar het lang niet banaal zou zijn wanneer iemand de devaluatie aanpreekte uit loutere menschenliefde, of ter eere Gods, dunkt mij dat men Paul Termiet zijn motieven van eigenbelang, alleen euvel mag duiden omdat hij eertijds minister was, schatmeester, en 't wederom kan worden. Ziedaar het gevaar van dezen overigens weldenkenden politicus. In zijn positie, als specialist, als technicus, valt het niet moeilijk om een aantal lieden rondom zich te verzamelen, handelaars, exporteurs, fabrikanten, die in denzelfden aap logeeren als hij, en die zonder hem niet spoedig een haak gevonden hadden om hunne hoekige atomen (volgens Epicurus) aan vast te hechten en te agglomereeren tot een kliek. Zoo vereenigde hij acht honderd Parijsche handelaars en industrieelen in het Hôtel Continental, die, na de gebiedende argumenten aanhoord te hebben welke strijden ten gunste eener egaliseering van den franc met de overige dirigeerende munten, een motie stemden waarin zij het gouvernement uitnoodigen om in de kortste keeren den franc te halveeren. Zij beraadslaagden onder voorzitterschap van Etienne Fougère, den gezaghebbenden president der Association nationale d'expansion économioue. Het eenige waarover zij het niet geheel eens raakten, was het volumen der amputatie. De eenen eischten de helft. De anderen betuigden zich tevreden met 30%. Voor houders van staatspapier echter, voor renteniers en gepensionneerden is deze gedeeltelijke gratie een magere
troost.
Hoe zullen de affaires dezer valsche munters (laten wij een kat een kat noemen) zich afwikkelen? Het is ondoenlijk om in deze materie een orakel te vellen, hoewel het niet aan redenen ontbreekt om op zijn hoede te zijn en passende voorzorgen te nemen. Direct weliswaar na de kettersche motie der expansionnisten hebben 125 Kamers van Koophandel met een foudroyante repliek geantwoord. Maar hoeveel adviezen der Kamers van Koophandel heeft het gouvernement reeds terzijde gelegd? Acht honderd handelaars en industrieelen, met Paul Reynaud aan de spits, putten uit gevuldere propaganda-kassen dan honderd-vijf-en-twintig platonische lichamen als Kamers van Koophandel. Er loopen reeds geruchten dat Pétain is aangezocht om met zijn autoriteit van maarschalk en rechtschapen patriot de verantwoordelijkheid der manipulatie te endosseeren. Als hij de karwei afwimpelt zal een respectabel Senator worden omgepraat. Denk geen oogenblik dat abstracte theorieën of moreele overwegingen de loodjes zullen leveren die het zwaarst wegen op de eind-beslissingen. De meest platvloersche belangen zullen in het duel tusschen de twee groepen den doorslag geven. Bouw ook niet op Flandin. Hij brak zijn arm bij een auto-ongeluk. Niemand weet met zekerheid of het de rechter of de linker is, daar hij zich per toeval beurtelings liet fotografeeren met een rechtsch en linksch verband. Weinig Franschen echter zijn er die den machteloozen arm niet duiden als een zinnebeeld der gouvernementeele invaliditeit.
[verschenen: 8 juni 1935]