Kameraden!
Parijs, 14 Mei 1935
De Fransch-Russische liefelijkheden zijn begonnen met een incident dat in de geschiedenis der Europeesche pers zal dagteekenen omdat het een unicum is en waarschijnlijk blijven zal.
Het gouvernement der Soviets heeft het visum der paspoorten geweigerd aan verschillende journalisten die Laval op zijn tocht naar Moskou zouden vergezellen. Het oordeelde de tegenwoordigheid ongewenscht van lieden die opinies aanhangen welke den sanhedrin van het Kremlin niet behagen. Onder de gecensureerden bevond zich Le Matin, Le Jour, de charmante Géo London van Le Journal, verschillende kranten van minder belang en ook de malicieuze Odette Pannetier van het weekblad Candide.
Totnutoe had geen enkele regeering de pretentie getoond om contrôle uit te oefenen op de pers eener Europeesche mogendheid. De directeuren protesteerden eerst bij het Kremlin tegen deze ongehoorde aanmatiging. Tevergeefs. Daarna bij de Russische Ambassade. De heer Potemkin waschte zijn handen in onschuld. Ten laatste bij den Quai d'Orsay die probeerde om Moskou het deplorabele effect van het toegangsverbod aan het verstand te brengen. Het duurde acht en veertig uren alvorens Stalin het onduldbare van zijn blunder inzag. De interdictie werd opgeheven. Men verleende alle gevraagde visa. Maar meteen veroorloofden de Russen zich een tweede grofheid: de bekentenis van ongelijk was door geen enkel woord van verontschuldiging begeleid. De getroffen bladen oordeelden dat het niet met hun waardigheid strookte om zich te schikken naar moscovietische grillen die hun buitengewoon misplaatst leken, en besloten de escorte van Laval's kroniekschrijvers en bewierookers te verlaten aan de Poolsch-Russische grens. Het scheelde weinig of de gansche pers verklaarde zich solidair. Diplomatieke consideraties echter en particuliere belangen verhinderden dat de veeg voor het Kremlin even hard uitviel als zij verdiend was.
Zoo wordt de eerste officieele reis, welke een Fransch minister sinds 1914 onderneemt naar het paradijs der bolsjewisten, gekenmerkt door een evenement dat ruimschoots opweegt tegen de parades, de toasten van het bezoek. Mussolini heeft kranten verboden, critici gemuilkorfd, auteurs verbannen. Maar in zijn eigen Italiaansche land. Hitler heeft boeken verbrand, schrijvers gekerkerd, kranten gedisciplineerd, verjaagd, vernietigd. Maar binnen zijn eigen Duitsche grenzen. Noch Mussolini, noch Hitler hebben zich vermeten om hun bevoegdheid uit te breiden over de drukpers van een vreemden staat, om hun wetten op te leggen aan de opinie en het denken van een volk dat zij niet bevelen. Zij hebben buitenlandsche journalisten verdreven en geringeloord. Zij confiskeerden bladen en geschriften. Doch nimmer haalden zij het in hun hoofd om de open[bare] meening te reglementeeren eener natie welke niet onderworpen is aan hun gezag. Om dat te beleven in een democratisch land, dat vrijheid gelijkheid schilderde op alle staatsgebouwen, in een republiek, driemaal gesticht op de ruïnes der Tyrannie, moest men Stalin afwachten en zijn satrapische fantasieën.
Zoo is de nieuwe bondgenoot van Frankrijk, de geallieerde ten behoeve van wien en op wiens aanstichting over een maand misschien de Franschman te wapen geroepen zal worden. Toen Nicolaas II Poincaré ontving had de Fransche president in zijn gevolg een aantal journalisten die beroepshalve gefulmineerd hadden jaren lang, tegen de autocratie. De almachtige Tsaar vroeg niet of er in den zeer gemêleerden stoet van Poincaré reporters rondliepen die tè republikeinsch dachten voor zijn smaak. Toch placht Nicolaas geenszins te regeeren als een liberaal, maar als een gezalfde, als een monarch bij de gratie Gods. Hij was echter redelijk en ging niet buiten zijn boekje. De bondgenoot wiens laatste legerorder luidde ‘volhouden’, accepteerde de Fransche natie en bloc. Het zou niet lang duren of hij had ze allemaal noodig op de slagvelden: de goeden en de kwaden, de anarchisten, de revolutionnairen en de conservatieven, links en rechts, de groote hoop. Vadertje Stalin, eigenwijzer dan de verstokste kroondragers, permitteert zich een schifting.
Er zijn Franschen wier meening hem bepaald niet bevalt. Zij denken te republikeinsch. Niet bolsjewistisch genoeg. Zij hebben hem gewikt en gewogen als een ordinairen Romanoff. Welk een brutaliteit! Kan hij voor zulke opstandigen en weerbarstigen glimlachen? Hun zijn pittigste vodka schenken? Zijn beste caviaar laten verorberen? Met zijn scepter scheidt hij de bokken van de schapen. Enkel zij zullen zijn troon naderen die hem prijzen. De caviaar, de vodka en het plezierreisje in de nieuwe ondergrondsche van Moskou (nog nergens vertoond!) enkel voor hen die hem hebben opgehemeld. Die het magnifiek vinden, een toppunt van vooruitgang en beschaving, dat de Russische boer met zijn eigen spaarduiten een hut mag koopen, één koe, drie kalveren, drie zeugen met haar dracht van varkentjes, vijftien schapen of geiten, en zooveel konijnen en kippen als hem belieft.
Hij is niet mis, Vadertje Stalin. Hij vergeet slechts dat de geweigerden die hij insolent aan de deur wilde zetten, meer dan de helft vertegenwoordigen der Fransche bevolking. Hij verontwaardigde niet alleen tien journalisten. Zijn onbedwingbaar sectarisme, zijn aziatische laatdunkendheid trok de aandacht van tien millioen lezers naar de cavalcade van het Trojaansche paard dat hij bezig is in de gehate burgerlijke maatschappij binnen te smokkelen. Wel bekome hem deze autocratische flater, of, als hij hem niet zelf verzon, de kool die een ondergeschikte, nog potentatischer dan hij, hem gestoofd heeft. Zal hij dezelfde schifting aanrichten tusschen Franschen die hem bevallen en Franschen die hij niet kan luchten, wanneer hij strakjes om hun geld komt? Want vroeg of laat zullen zij uitgenoodigd worden om hun franken te ruilen tegen papier met mooie vignetten waarvan de waarde in goud-roebels gegarandeerd is. Zooals eertijds. En zal hij onderscheid maken tusschen getapte Franschen en besmette Franschen wanneer de Fransche veldwachters met een tromroffel en de kerken met klokgelui de mobilisatie afkondigen die zijn troon, zijn bewind, zijn wereldrevolutie en zijn kuren moet verdedigen?
Voor heel de rest is Stalin's exclusivisme een lapsus waarvoor alle welgezinden den goden een offer zullen plengen. Hij stelt een onwaardeerbaar voorbeeld en schept een precedent waarmee ieder in appèl kan gaan wien de Russische bedoelingen mishagen. Aan de degelijkste argumenten welke zij reeds hebben om het Kremlin te wantrouwen kunnen de Franschen voortaan toevoegen: ‘Ik besta niet voor Stalin? Zijn alliantie bestaat niet voor mij!’ Van alles wat mogelijk blijft, is dit niet het onwaarschijnlijkste. Wie zal zijn huid wagen voor iemand die u geëxcommuniceerd heeft? Aantreden kameraden! Met den linkervoet. Dat het bolsjewistische Moskou zich vergenoege en uit den brand helpe met de orthodoxen, de conformisten, de non-toleranten, de steilen en de zuiveren-op-de-graat!..... Voorwaarts marsch!
Op die wijze zouden wij slechts zien gebeuren (en zonder in boutaden te vervallen) waartoe de afgrijselijke verwikkeldheid der pacten Frankrijk van lieverlede noopt.
Stel u immers voor dat Duitschland besluit tot een aanval op Rusland. Krachtens het verdrag dat gesloten is met Stalin moet Frankrijk de Russen met man en macht ter hulp snellen.
Uitstekend. Maar per ongeluk, met opzet, om strategische redenen, of om wat anders, schenden de Russen (die geen gemeenschappelijke grenzen hebben met Duitschland) de neutraliteit van Polen. Daar zij er geenszins belust op zijn om den strijd te laten uitvechten op hun gebied, verweren de Polen zich als baarlijke duivels. En krachtens een verdrag dat Parijs sloot met Warzawa, een verdrag nota bene dat kort geleden verlengd is, moet Frankrijk de Polen onmiddellijk met man en macht ter hulp snellen.
Het staat geschreven op perkament papier, gedeponeerd bij den Volkenbond. De Franschen zullen dus hun leger in tweeën moeten splitsen. De eenen zullen sneuvelen voor Rusland. De anderen voor de Polen en tegen de Russen. Het gezegeld quiproquo wordt nog amusanter wanneer Duitschland, waarop alle kans is, partij kiest voor Polen. De Franschen moeten dan hun leger opnieuw splijten. Een deel zal moeten vechten tegen de Duitschers die den bondgenoot Rusland aanvielen. De andere helft moet vechten mèt en voor de Duitschers die den bondgenoot Polen ter hulp schoten.
Voor en tegen de Russen, met de Polen, tegen en voor de Duitschers... Begrijpt gij iets van deze klucht? Neen? Ik ook niet. Maar het is heilige ernst als verdragen tenminste geen grapje zijn. Gelukkig echter vormen de geëxcommuniceerden van Stalin nog de verpletterende meerderheid der Fransche natie.
[verschenen: 1 juni 1935]