Blauw-blauw
Parijs, 16 Mei [1935]
Nu de slag geëindigd, is en beide legers hun gesneuvelden hebben weggehaald kan de slotbalans worden opgemaakt van den veertiendaagschen mikmak welken de Franschen zich vergunden voor de hernieuwing der gemeenteraden.
Er veranderde niets.
Wie dacht dat een snugger volk zijn geloof in de stembus verliezen moest wijl het sop de kool nooit waard blijkt, heeft zich vergist. Hoewel niemand verplicht was te stemmen, liepen de geldige biljetten naar een cijfer dat nimmer bereikt werd. Op hun plakkaten hebben de concurrenten elkaar uitgescholden voor grootste bandiet, onbeschaamdste leugenaar, gemeenste dief, smerigste verrader, vuigste ploert, en tusschen deze gelijknamige grootheden heeft de Fransche natie gekozen met een ijver die voor de vinnigheid der scheldwoorden niet onderdeed en door de wederzijdsche aantijgingen niet werd afgeschrokken.
Wie waande dat wansmakelijke schandalen den gemiddelden citoyen tot leering zouden dienen, tot représailles zouden aansporen, komt bedrogen en ontnuchterd uit. Het ei is wijzer dan de hen of minstens even wijs. Te Bayonne, bakermat van Stavisky's fortuin, zijn alle vriendjes van Garat, den burgemeester-député die den oplichter beschermd en aangemoedigd heeft, in triomf herkozen. Garat, tusschen haakjes, zit in hechtenis. Het derde arrondissement van Parijs koos den secretaris van den afgevaardigde Bonnaure, onlangs wegens gezondheidsredenen in vrijheid gesteld, die zijn kleeren en huishouding liet betalen door den mooien Alex, zaliger gedachtenis. Werkelijk, Stavisky, die zich voor den kop schoot zoogenaamd, had ongelijk de menschelijke justitie te vreezen. Zijn weduwe, la belle Arlette, beschuldigd van heling en sinds kort op vrije voeten, krijgt huwelijksaanzoeken bij tientallen. Een verdachte reputatie is geen hinderpaal en het scheelt niets of zij geldt als aanbeveling. Te Menton werd een verkiezingsagent op een café-terras neergelegd met een dubbele lading hagel, meer dan genoeg om een everzwijn te vellen. Hij was eigenaar van verschillende huizen van ontucht, bevriend met notoire boeven, werd met plechtige staatsie begraven, en zijn partij kwam met vlag en wimpel uit de stembus. De gemeenteraad van Limoges, met onweerlegbare bewijzen beticht van malversaties, wordt zoo eenparig herkozen dat er van de bende geen mannetje ontbreekt. Tot vervelens toe zou men frappante voorbeelden kunnen citeeren die aantoonen dat moraal en de moraliteit een even ondergeschikt rolletje vervullen als weleer, toen een schare van naïeve, onderwetsche burgers naar de Kamer toog onder de leuze: ‘Wij willen dat Frankrijk met eere leeft en met fatsoen’, zes en twintig dooden en duizend gewonden achterlatend op het terrein. Het gros der kiezers heeft gestemd alsof zij denken dat elk een dief is in zijn eigen nering, van boven tot
beneden. Wie steelt laat stelen en met onwillige honden vangt men geen hazen. Dat is niet idealistisch geredeneerd maar zeer menschelijk. De fout ligt niet beneden maar boven. Des te erger voor de overwinnende partijen wanneer het magnetisme harer doctrine zoo zwak is dat zij moeten kampen met dergelijke middelen.
Niets ook veranderde betreffende de wachtwoorden. Zoover de herinnering reikt zegevierde de linker fractie der Fransche natie nimmer met een parool dat steekhield en dat geen massieve dosis leugens bevatte. In het voorjaar van 1914 (om niet verder terug te gaan) trok zij ten strijde onder het devies: Weg met de bewapening. Als het Fransche leger drie maanden later een paar mitrailleuses per regiment méér geteld had zou het waarschijnlijk den Slag van Charleroi niet verloren hebben. In 1924 werd Poincaré verjaagd onder het motto: Poincaré-la-Guerre. Hoe konden de Duitschers oorlog voeren zonder de Ruhr? In 1932 hing Tardieu aan den schandpaal met hetzelfde etiquet: Tardieu-la-Guerre. Hoe kon Tardieu op oorlog zinnen na Mainz ontruimd te hebben, Frankrijk's beste strategische positie? Maar de meerderheid der Franschen, het schranderste volk der wereld, menschen die zich niet gauw iets op de mouw laten spelden, heeft al dezen nonsens geslikt als confituur.
In 1935 (voorspel voor de parlementsverkiezingen van het volgend jaar) zijn zij bijeen getrommeld onder de leuze Weg met het Fascisme. Een monsterachtige, tegennatuurlijke coalitie van radicale, maanzieke bourgeois, socialistische kwakzalvers, communistische pestratten, heeft gemarcheerd voor een spreuk welke een sterker percentage onzin bevatte dan vroegere symbolen. Het pleit niet voor de leiders, die grinnikend konden waarnemen hoe angstvallig hun tegenstanders van 6 Februari 1934, de soezige Doumergue aan 't hoofd, elken schijn vermeden om doof te gaan voor fascisten. Het pleit evenmin voor het onderscheidingsvermogen der kiezers, van wier hersens men zeker geen volledige genezing mocht hopen (de natuur doet geen sprongen) maar toch een symptoom van beterschap.
Het was simpeler dan bonjour. Ieder die kankerde tegen de bestaande wanorde werd gebrandmerkt als fascist. De boeren die hun koe zes maal lager verkoopen dan zij als biefstuk betaald wordt. De wijnbouwers, die fermenteeren gelijk hun druiven omdat zij voor een halven stuiver per liter slijten wat twintig cents kost bij den tapper. De martelaars die gefolterd worden met de duimschroeven der belastingen. De patriotten en nationalen, zoowel de gematigde en conservatieven republikeinen als de royalisten, die economisch en militair hun land willen handhaven in zijn rang van groote mogendheid. De anti-soviettisten. De anti-devalueerders. De deflationnisten. Allen werden in denzelfden zak gestopt, nolens volens, en gedoodverfd met het infameerend teeken van den fascist, een hakenkruis of een bijlenbundel.
Ieder daarentegen die geen been zag in een beetje of in veel rommel, die er van profiteerde, die erop speculeerde, werd ten strijde geroepen voor de Vrijheid. Zij trokken op in gemengde maar compacte gelederen. Zij heetten trouwens het volksfront. ‘Vandaag stemt men niet “voor” iets maar “tegen” iets’, proclameerde L'Oeuvre, hun invloedrijkst orgaan. Echec au fascisme. Men keek in dit kamp niet nauw naar elkaars insigne. Utopistische professoren der Sorbonne, het bolsjewiseerende katholieke intellect, de anarchisten, de sputteraars tegen den tweejarigen dienstplicht, de gewetensbezwaarden tegen het uniform, een Nobel-prijs, de dochter van Curie, de werklieden bang voor loonsverlaging, de ambtenaren schuw voor bezuiniging en salariskorting, het internationalistische onderwijzerscorps, alle visschers in troebel water, van de bankiers die een milliarden-zaakje zien in devaluatie tot het uitschot dat een winkel wenscht te plunderen, het vermiljoen, het karmijn, het scharlaken, het menie der vier marxistische confessies, de hollandsche kazen der burgerlijke radicalen (van buiten rood van binnen crème), alles wat weerbarstig, een tikje beursch, erg gulzig of buitensporig onnoozel was, had zich geschaard rondom het unieke vaandel van het antifascisme. Bij zulk een mengelmoes en met een verleidelijk, primitief programma als het hunne mag men er zich waarlijk over verbazen dat er nog genoeg ‘fascisten’ restten onder de Fransche natie om de eerste ronde te winnen en pas bij de herstemming in 't zand te bijten. Zij hadden alles tegen zich. Zij konden niet eens roepen ‘Leve het Fascisme’.
Ik spaar u de statistieken, de namen der veroverde gemeenten, de lichtplekken en de schaduwkanten, het aantal communisten die in October zullen zetelen in de fluweelen fauteuils van den Senaat, als de wetten welke de recruteering der Eerste Kamer regelen intusschen niet gewijzigd worden. Al ware zelfs Parijs (dat nationaal bleef en ‘fascistisch’) overgeloopen naar den vijand, dat zou van weinig belang zijn. De kakelbonte horde welke de zegepraal wegdroeg zal hier en daar de financiën in de war sturen, doch nooit zal zij regeeren over Frankrijk. Het jaar 1935 zal niet voorbijgaan zonder dat dit land moet kiezen tusschen orde en bankroet. Dat is wat anders dan een verkiezing tusschen rechts en links, fascisme en anti-fascisme, en overig gebazel, stellig kan men een natie niet geheel in veiligheid achten waarvan twee-derden der kiesgerechtigden gestemd hebben voor een avontuur op termijn of op stel en sprong. Een catastrofe is mogelijk. Op het kritieke moment echter zal zij bedwongen worden met de klassieke middelen, welke niet afhangen van de getallen der urn maar van de cijfers der grootboeken en andere realiteiten.
[verschenen: 5 juni 1935]