De waard en zijn gasten
Parijs 2 Mei 1935
Onder andere verrassingen was het weggelegd voor onzen contradictoiren tijd dat het toerisme zou kwijnen terwijl de transportmiddelen een volmaaktheid bereikten welke pas dertig jaar geleden alleen bestond voor de goden van het Walhalla en den Olympus.
Volgens de statistieken werd Frankrijk in 1929 bezocht door 55.000 Hollanders. In 1930 begon hun aantal lichtelijk te verminderen. In 1931 was het gezakt tot 51.000. In 1932 slonk het tot 30.000. Het is gesmolten tot 21.000 in 1933. Over dezelfde periode krompen de Zwitsers, hoewel ze dichterbij wonen, van 45.000 tot 35.000. Alle andere naties die reizen trokken zich terug in dezelfde proporties. Gedurende 1927, het jaar der hoogste conjunctuur, werd Frankrijk bezocht door 2.127.000 vreemdelingen, die grof gerekend twaalf milliard francs achterlieten in het land waar zij vacantie namen. Over 1934, het jaar der minima, betraden nagenoeg 700.000 buitenlandsche toeristen den Franschen bodem, en ook hun kwaliteit daalde want men becijfert dat zij slechts twee milliard verteerden. Het verschil is geen beetje. Met de gederfde som van tien milliard zou ruimschoots het deficit van spoorwegen, stoombootmaatschappijen en handelsluchtvaart gedekt kunnen worden. Men zou zelfs nog wat overhouden om de andere gaten te stoppen van een budget dat over de gansche lijn water schept.
Zooals altijd hebben de Franschen afgewacht tot zij onder in den put zitten om nattigheid te voelen en zijn toen losgebroken. De remedie tegen alle moderne kwalen begint bij een inktpot en draait uit op een interpellatie. Geen sterveling merkt iets alvorens er een millioen jeremiaden geschreven en gedrukt zijn. Er suffen acht honderdduizend ambtenaars over hun paperassen. Er is een Kamer en een Senaat die de oogen in hun zak dragen. Er zijn negentien ministers met kabinetschefs en secretarissen die elk soort van initiatief verleerd schijnen te hebben. Met hun allen regeeren en besturen zij. Ze houden den janboel bij mekaar. Ze zorgen dat de zaak niet al te zichtbaar in het honderd loopt. Maar zeven jaren zijn hun niet voldoende om te bespeuren dat er een kink in den kabel is. Om hun aan 't verstand te brengen dat er iets hapert, om hen in beweging te krijgen moet er eerst een ontzaglijk misbaar gemaakt worden met den vogelverschrikker dien men de publieke opinie noemt. Dan nog mogen de onderdanen zich gelukkig achten wanneer een minister gelijk Doumergue, er niet openlijk op roemt dat hij nimmer een krant leest. Zij mogen zich feliciteeren wanneer de storm in de inktkokers een emotie wekt die zich in de opperste parlementaire sferen vertolkt door een motie. En zoo praat het niet alleen met het toerisme. Zoo gaat het met de heele rataplan van een land waar van de kleinste tot de grootste bewindvoerders niemand zich in staat toont om ook maar een dag vooruit te zien waar de feiten steeds een voorsprong hebben op stekeblinden die vergeefs trachten ze te achterhalen.
Maanden lang hebben de ontnuchterende statistieken gecirculeerd en maanden lang hebben de slachtoffers uitgevaren tegen de onverschilligheid van een gouvernement dat alle borden breekt en nimmer het gelag betaalt. Spoedig had de citoyen begrepen dat de ziekte van het apegapend toerisme niet samenhing met de algemeene crisis, noch met de koersen der valuta. De dollar immers tuimelde in 1933 maar het contingent der Amerikaansche toeristen was van 296.000 in 1929 reeds geminderd tot 143.000 in 1932. Italië met zijn gouden standaard, dat 1.905.000 bezoekers telde in 1932, boekte er 2.528.000 in 1933 en in 1934 bijna drie-en-een-half millioen. De zieltoging van het Fransche toerisme is dus geen kwestie van geld of munt. Wat bereikbaar blijkt voor Italië moet ongeveer mogelijk zijn voor Frankrijk, ook al heeft Parijs geen Vaticaan, geen pelgrims van het jubeljaar. Wanneer een factor van aantrekkingskracht ontbreekt moet een gouvernement hem verzinnen, desnoods uit den grond stampen. Wat echter doet de minister van Justitie Pernot, ofschoon zijn naam synoniem is met een bekenden aperitief? Hij laat Joan Warner verbaliseeren omdat de Amerikaansche ster, geblanket als een gipsen beeld, gedanst heeft zonder sluiers. Wat doet de minister van Binnenlandsche Zaken? Hij verbiedt taptoes van militaire muziekkorpsen, die met hun marschen een heroïsme rondstrooien dat door pacifistische puriteinen gelaakt wordt. Als patriotten bij gebrek aan pistons de Marseillaise zingen, laat hij ze door zijn politie uit elkaar ranselen. Wat doet de rest der 19 ministers om een greintje animo en vertier te kweeken, om een glimlach te bevorderen? Niets. Geen sikkepit. Behalve in omgekeerde richting. Door hun exorbitante belastingen zijn ze bezig een sluiting van theaters en bioscopen te provoceeren. De bedreiging zal waarschijnlijk niet worden uitgevoerd. Doch is het niet al erg genoeg dat zij over de wereld getelegrafeerd kan worden op het moment dat men reisplannen
maakt?
En wat bleef er over van het legendaire Fransche élan, van zijn communicatieve geestdrift, zijn joie de vivre? De Engelschen, Duitschers, Russen en Italianen hebben hun mystiek, hun ideaal. De eenen adoreeren hun koning, de anderen verafgoden een dictator of een systeem. Hun geloof verzet geen bergen van moeilijkheden, maar het brengt hen heen over het slechte humeur. Zij vibreeren. Zij stralen warmte af en opgewektheid. Misschien is die tinteling kunstmatig, gewild, gecommandeerd. Maar ze werkt aanstekelijk en veraangenaamt het contact. Zelfs voor wie de drijfveeren niet waardeeren kan, golft dat enthousiasme nog verkwikkende energie uit. In alle opzichten verdient het de voorkeur boven de neerslachtigheid die uitwasemt van een Fransche volksmenigte, haar baloorigheid, haar scepticisme, haar ontmoediging, haar lusteloosheid. Is het echter de schuld der Franschen dat zij rondslenteren met gezichten van lijkbidders, dat zij als hongerlijders den opbloei aanstaren van die internationale vitaliteit en bedeesd in hun schulp kruipen? Voor wien of voor wat kunnen zij zich opwinden? Sinds jaren kennen zij geen ander dynamisme dan de onthulling van grafmonumenten en nationale begrafenissen. De ceremonie-meesters der Republiek hebben hen met nadruk gedresseerd op rouw en leedwezen. Op rouw zonder grootheid, op leedwezen zonder sterkte. Ook zij zouden zich gaarne gestaald hebben in mannelijk vuur als opvonkt uit de redevoering welke Pericles afstak voor de gesneuvelden der Atheners. Maar dat lyrisch opbeurende meesterstuk van Thucydides wordt niet voorgelezen te Parijs; het wordt op herdenkingsdagen gereciteerd te Berlijn. Voor de Franschen werd alle fiere taal vervangen door holle woorden en de eenige die ze vluchtte was Clemenceau. Ook zij hadden een tempel die hun hart verheugde: de tempel van den vrede. Nauwelijks opgebouwd stortte hij in als een kaartenhuis. Ook zij hebben gezocht naar een geloof. Van alle kanten zagen zij zich bedrogen en zijn te snugger om
het niet te merken, te eerlijk om zich te bedotten. Zij zitten in zak en asch naast de puinen hunner illusies en beseffen dat hun gezelschap weinig bekoring uitoefent op den buitenlander. Hun diepste instinct verdedigt hen nog tegen de ergste consequenties dezer inzinking. Zij zullen reageeren op den eersten duidelijken impuls. Doch hoe optornen tegen een endemische zwartgalligheid waar elke natuurlijke drang gesmoord wordt met geweld of in 't geniep?
Omdat hij alles tegen zich heeft behalve de menigvoudige schoonheid van zijn land, de geneeskracht zijner waterbronnen, de mildheid van zijn klimaat en de verdraagzaamheid zijner zeden, daarom meent de Franschman dat zijn gouvernement tenminste hem behoort te beschermen met maatregelen van dezelfde strekking waarmee de gouvernementen van andere naties hem benadeelen. Ieder bazelt over gelijkberechtiging, het wordt tijd dat men ze toepast. Een Duitscher die in Frankrijk toert mag slechts tien mark bij zich steken, plus als gunstbewijs een crediet van 150 mark om zijn hotel te betalen? Dat elk Franschman die naar Bayreuth bedevaart zich voortaan vergenoege met een gelijkwaardige som in francs! De Poolsche regeering heft op elk paspoort voor Frankrijk een extra-boete van 1280 francs? Dat de Fransche regeering met dezelfde willekeur haar macht misbruike! Een Tsjechoslowaak die Frankrijk bezoekt, mag slechts duizend kronen meenemen? Elke Franschman die een kuur gaat doen in Karlsbad krijge een equivalente provisie tot zijn beschikking van 630 francs! Mussolini veroorlooft den Italiaanschen toerist een som van 2000 lira's? Hetzelfde bedrag worde toegestaan aan den Franschman die reist in Italië! Aan de onderdanen van Budapest wordt verboden om een centime meer te exporteeren naar Frankrijk dan 667 francs? Reciprociteit voor den onderdanen van Parijs! Madrid vergunt 5000 peseta's voor een heele familie? Dezelfde beperking treffe den Franschman! De Oostenrijker disponeert over 2506 francs? Oog om oog, douane om douane voor de Franschen die Mozart willen applaudisseeren in Salzburg!
Zoover immers zijn een aantal Europeesche naties gekomen, dat zij de reiskosten harer onderhoorigen vaststellen zooals men zakgeld uittelt voor kinderen. Wat baat daarbij natuurschoon? Geraffineerde keuken, puike wijnen, reclame, propaganda, goed humeur en de modernste verkeersmiddelen? Wat vermag een gouvernement dat niet enkel de belangen poogt te behartigen zijner belastingbetalers, maar dat ook vrijheden en ideeën wenscht te redden welke de voorvaderen ontworstelden aan de tyrannie? Vroeg of laat zal het gedoemd worden tot de dwingelandij welke het afkeurt, de dwingelandij waarin ieder op zijn beurt verstrikt raakt.
[verschenen: 22 mei 1935]