Van twee kwaden
Parijs, 23 April 1935
Maxime Litvinoff, die van Genève uit een hors d'oeuvre zou komen eten op den Quai d'Orsay, heeft het stuur zijner auto op de laatste minuut gewend naar Moskou waar Stalin hem zonder twijfel wacht met een zakoeski om van te watertanden. Het telegram dat hij te Parijs zou aankomen om het Fransch-Russische verdrag te parafeeren was al gedrukt in de eerste edities van Paasch-Zaterdag en moest hersmolten worden in een staafje waardeloos lood. Plotseling maakte hij rechtsomkeert als een kat die men op den staart trapt. Pierre Laval, reeds verkouden aan het Lago Maggiore waar Mussolini niet had kunnen verhinderen dat het regende, voelde zich een beetje moe en gekraakt. Een paar dagen rust zou hem goed doen, vooral wijl hij de gemeente-raadsverkiezingen voor den boeg had welker aanplak-paneelen juist getimmerd worden langs straten en pleinen. Wat heeft een Minister van Buitenlandsche Zaken uitstaande met de benoeming van gemeenteraden? Een heele boel. Meer dan genoeg om den Quai d'Orsay voor drie weken te sluiten, het rad der fortuin stop te zetten en de onderhandelingen met de Russen te schorsen. Een verrassender Paasch-ei kon Europa niet ten geschenke ontvangen van het diplomatieke corps. Pourvu que ça dure, zei Madame Letizia van haar zoon Napoleon wiens fatum niet betrouwbaarder was dan de roulette der hedendaagsche staatkunde. Mits het lang versch blijft en gaaf, zeggen wij van het brooze cadeau dat misschien gelegd werd door een windhaan.
Ondertusschen is het een cautie, en een gezegende cautie, dat de redactie van het Fransch-Russische verdrag stuit op buitengewone moeilijkheden. In den loop der Historie hebben de Franschen driemaal bot gevangen met de Moskovieten en zijn driemaal verloochend. Eerstens onder Lodewijk XV, toen Tsaar Peter II hen verried om zich te allieeren met Pruisen. Daarna onder Napoleon, toen Alexander I hen verried om een verbond aan te gaan met Engeland. Voor de derde maal onder Président Poincaré toen de bolsjewisten den loyalen, getrouwen Nicolas II vermoordden en den vrede van Brest-Litovsk sloten, welke den Duitschers in 1918 de overwinning bezorgd zou hebben als Ludendorff verstandig geweest ware.
Drie allianties, drie afvalligheden. Drie banden, drie breuken. Drie beloften, drie schendingen. Men zou zoo denken, bij alles wat die meineeden kostten aan menschenlevens, geld, grondgebied, ontsteltenis, desillusie en machtsverlies, dat de Franschen er hun buik van vol moeten hebben. Te meer, omdat voor tsaren of voor volkscommissarissen het gegeven woord één pot nat is. En metterdaad, als zij de Russen niet beu zijn, ze hebben er weinig lust in. Niet Parijs loopt Moskou achterna, niet Parijs bedelt om den steun der bolsjewistische legers, gelijk het dikwijls wordt afgeschilderd, maar de rechtzinnige, onverbasterde, eigengereide, onbuigzame communisten, het zout der aarde, de trots der beschaving, het summum van den vooruitgang, smeeken, soebatten, schooieren om de hulp van den gehaten Franschen bourgeois, hoeksteen en steunpilaar van het verfoeilijk kapitalisme. Verder zou men ook zoo kunnen denken dat het er weinig op aan komt, nu de Russen eenmaal snakken naar een vodje papier, nu ze zich gelukkig en gerust zouden voelen met een pennetrek onder een getypten tekst, wàt men teekent en óf men teekent met een volk dat reeds driemaal de gezworen trouw brak. Doch, aldus redeneeren de Franschen niet, zelfs niet tegenover professioneele meineedigen, van wie zij een vierde verraad mogen gissen. Een man, een man. Hetgeen zij beloven, hebben zij altijd gehouden. Daar zit juist de knoop welke de doortrapte Litvinoff en zijn gezant Potemkin, die 's morgens, 's middags, 's avonds en 's nachts den Quai d'Orsay belegert, totnutoe niet konden ontwarren noch doorhakken.
Wat willen de Russen? Een verdrag hetwelk Marianne, gebonden aan handen en voeten, aan hen overlevert. In geval van conflict geen consult te Genève. Geen artikel zus of zooveel van het Covenant. Geen bemoeiing van den Volkenbond, wanneer de krijgstrompetten weergalmen. Geen geparlementeer, wanneer de noodvlag geheschen wordt. Maar de soldaten, de wapenen en het goud van Frankrijk op den eersten wenk van Moskou. Het effect der Fransch-Russische conventie mag niet afhangen van een besluit der Volkenbonders dat pas geldt wanneer het genomen wordt met algemeene stemmen.
Wat willen de Franschen? Op zijn minst het tegendeel. Een overeenkomst zonder bijbedoelingen en met een veiligheidsklep. Er kunnen zich omstandigheden voordoen (uitgelokt of niet door de bolsjewisten die een nieuwe wereldramp altijd gewaardeerd hebben als een der actiefste stimulantia voor het communisme), dozijnen omstandigheden kunnen zich aanbieden waarin de Franschen onder te hoede van het Covenant liever hun zelfbeschikkingsrecht zullen uitoefenen en nog liever thuis zullen blijven.
Bij voorbeeld: Duitschland bezet Memel, gesticht door de Teutonische Ridders. Zullen de Franschen vechten voor Memel, het Serajewo van 1935? Zullen zij het vuur der bombardeerders afroepen over Parijs om de Duitschers den toegang te beletten tot een stadje van even twintig duizend inwoners? Zullen zij Frankrijk in brand steken en Europa, een pyramide van dooden opstapelen hooger dan de Eiffel-toren, breeder aan haar basis dan het Champ de Mars, omdat het Lithauen en Rusland niet bevalt dat de Duitschers zich nestelen in een onbeduidend plaatsje dat hier niemand kent en dat den Duitschers sinds menschenheugenis toebehoorde?
Ander voorbeeld: Duitschland wapent. Zoo goed als zeker wapent het voor 't oogenblik niet tegen Frankrijk. Dermate stom zijn ze niet, de Duitschers, wat men ook bewere. Zij zoeken echter een uitweg. Negen-en-negentig tegen één dat zij zich op de Russen werpen. Het geheime Duitsch-Poolsche verdrag, te juister tijd gestolen en gisteren gepubliceerd, spreekt geen hebreeuwsch. Voor ieder is het verstaanbaar. Ook al zou het valsch zijn; dat neemt niets weg van zijn echtheid. Een Duitsche uitval naar Rusland staat geschreven in de geografie, in Mein Kampf, in de hersens van Rosenberg, in de sterkte der defensieve positie van Frankrijk. Is het de missie der Franschen om hen in dien drang naar 't Oosten den weg af te snijden? Om deze bekrompen bedilzucht te betalen met een universeele ruïne? Ja, volgens sommige profeten der internationale die in Rusland, dat één zesde der aardoppervlakte beslaat, den leidsman en den aangewezen unificeerder van het menschdom ontdekt hebben. Unificatie op een puinhoop. Het exces van dit delirium beperkt gelukkig de aanstekelijkheid. Slechts weinige Franschen zijn rijp voor het dolhuis. Stellig houden de evenwichtigen, de bezadigden, en zij die niet werden omgekocht met goud uit het Kremlin, een Duitsche machtsuitbreiding voor ongewenscht en gevaarlijk. Ook zij herinneren zich Sadowa, de opvaart der Pruisen na de Oostenrijksche nederlaag. Maar kan men de zaak niet zoo inrichten dat Rusland sterk genoeg is om niet te verliezen en te zwak om te winnen? Dat zou gezonde politiek zijn en van de twee kwaden, waartusschen men kiezen moet, het minste. Doch dan verplichte men zich niet om op den eersten dag der oorlogsverklaring den strijd aan te binden langs den Rijn en op den koop toe (als aanvallers van Duitschland!) het verdrag van Locarno tot snippers te scheuren.
Waarlijk, de Russische pretenties van een intieme verbintenis, zonder huwelijksche voorwaarden, zijn onaanvaardbaar. Men zou er desnoods over kunnen praten, als de vermoedelijke prestaties der andere helft opwogen tegen het risico dat zij meebrengt als bruidschat. Wat beteekent de hulp der Russen, gesteld dat men ze mag vertrouwen en gesteld dat Duitschland de Franschen aanvalt? De statistieken bewijzen onweerlegbaar dat de dictatuur van het proletariaat over minder locomotieven, over minder wagons beschikt dan in 1914 het gouvernement van den Tsaar. Er is gebrek aan wegen. De wegen die er zijn verkeeren in een deplorabelen toestand. Het belangrijkste deel der legers en der vliegmacht kampeert in Transbaikalië. Rusland en Duitschland hebben geen gemeenschappelijke grens. Om Berlijn te bombardeeren moeten de Russische vliegtuigen de neutraliteit van den Poolschen hemel schenden of over de Oost-zee trekken. Op papier is dat gemakkelijker dan in werkelijkheid. Om de Duitschers te stoomwalsen zullen zij van te voren de Polen moeten verslaan en ook dat is eer gezegd dan gedaan.
De Franschen hebben een vinger tusschen de kamraderen eener moordende machine. Hoe konden zij zoo dom zijn, verstrooid en onbesuisd, of plichtvergeten en gebiologeerd door marxistische orakels? Hoe raken zij los? Als zij een verdrag met Rusland teekenen, dat geen paskwil is, morren Londen, Berlijn, Rome en Tokio. Als zij niet teekenen, toornt Moskou, de Kleine Entente en Ankara. Beter ware zeker geweest er nooit aan te beginnen. Het beste zal zijn om in een stommiteit welke tot vier-vijfde compleet is niet te verstarren. Want een Fransch-Russische alliantie leidt rechtlijnig naar den oorlog en weldra zou Parijs moeten jammeren: Finis Europae.
[verschenen: 11 mei 1935]