De match
Parijs, 18 Maart 1935
Om het werkelijke effect te proeven van Hitler's leger-proclamatie en om op een decigraad na de juiste temperatuur op te nemen van de Fransche natie moest de volkspsycholoog gisteren, Zondag, niet het Parlement raadplegen, niet de kranten, niet de kopstukken der natie (dat is met verschuldigd respect allemaal larie en apekool) doch het voetbalveld van het Parc des Princes. Daar werd de wedstrijd gespeeld Frankrijk - Duitschland; in het stadion was de vlag geheschen met het hakenkruis. Phrygische Muts geconfronteerd met Swastika; westersche vrijheidszin en oriëntaalsch despotisme. Sportbladen beweerden dat tenminste, zelfs kloeke neutralen van Zwitserland, kindskinderen van Wilhelm Tell. Traktaatjes en plakkaten spoorden aan om te manifesteeren tegen den tyran, wiens gezant het toernooi zou bijwonen. En vergis u niet. Het waren niet de chauvinisten, de nationalisten, de superpatriotten die deze prikkellectuur verspreidden. Doch de waschlappen der tweede, derde en vierde Internationale. De speenvarkens en proefkonijntjes van Blum, Stalin en Trotzky.
Onder alle andere omstandigheden zou men zijn hart al hebben vastgehouden. Een voetbalmatch werd langzamerhand een onheilszwangere onweerswolk, uitgehangen boven twee steden, twee provincies, twee landen. Elke schop verwekt een ontlading van electriciteit. Een elftal speelt niet. Het vecht. De goal wordt een Acropolis, een sanctuarium. De arbiter waagt zijn leven. Het publiek bruist als een wespennest dat onraad speurt. Elke week wordt een doode weggedragen van het terrein. De lans van het middeleeuwsche steekspel was niet moorddadiger dan de schoen van een vleugelman.
Voor deze extra-gelegenheid, die zich slechts eens in de vier jaar voordoet, lagen de ontploffingsmiddelen opgestapeld en van lonten voorzien als in Van Speycks schip, op 't oogenblik dat het springen moest. De amateurs blakerden van de heiligste geestdrift. Op Woensdag waren alle plaatsen uitverkocht, iets wat nog nimmer in Frankrijk vertoond is. De recette bedroeg 620.000 francs, misschien een peulschilletje overal elders, maar hier een record-cijfer. En Thälmann verschimmelde nog altijd in zijn kerker. Hitler paradeerde Unter den Linden met Mackensen en Blomberg. Een dag vóór de match hadden de jonge Franschen een verdubbeling van den militairen dienstplicht cadeau gekregen voor de viering hunner meerderjarigheid, en het gouvernement, de Kamer en de pers hadden de schuld van den verfoeiden maatregel eenparig geschoven op de dolle Griet Duitschland. Den dag zelf van de match lazen de duizenden jonge Franschen, die zich voor den wedstrijd aangordden, in hun alarmistische ochtendbladen dat dolle Griet het Verdrag van Versailles verscheurd had als het zooveelste vodje papier, dat zij onder gejubel den verboden dienstplicht weder instelde, dat zij zich naast de Reichswehr toerustte met 12 korpsen en 30 divisies van recruten. Een koppel redenen meer voor de jonge Franschen om boven hun biertje te raken. Twee legers op hun dak in plaats van één. Vooral van dat gejubel begrepen zij geen zier. Jubelen voor de kazerne, voor de odeurtjes der chambrée, voor het aardappelen jassen, voor de bruine boonen met spek, voor het gedonder van den sous-‘off’. Dat gejubel deed denken aan een puilenden afgrond. En 's middags kwam het nationale Duitsche team zich meten in het Parc des Princes. Wie zou winnen? De Franschen natuurlijk. Het stond gedrukt in alle kranten. Zij hadden zes dagen geëxerceerd, zich afgezonderd van de wereld en haar verleidelijkheden.
Op slag van twaalf was het stadion stampvol van binnen en van buiten. Hoewel geen enkele Duitscher meer dan tien mark over de Fransche grens mag dragen (hij mag daarentegen 600 mark transporteeren naar Zwitserland en Italië!) had dolle Griet kans gezien om zeven duizend harer landgenooten aan te voeren in autocarren. Zij waren geparkeerd in een afgesloten ruimte der tribunes. Allen zwaaiden vlaggetjes: een schouwspel dat de Franschman nooit beleefd heeft: een pleizier dat hij nimmer in zijn hoofd zal halen. Een fanfare der brandweer spuit muziek naar de natte lucht, die druilt van regen. Eerste moment van spanning: De ambassadeur Roland Koester neemt zijn zetel in. Men herademt. Alleen de officieelen wijden aandacht aan hem. Het Fransche équipe komt als huiseigenaars een kijkje nemen in verstrooide gelederen. Daverend applaus. Tweede minuut die de zenuwen opzweept: de klok wijst drie uur. De Duitsche Elf betreden het veld, zetten zich in gelid, strekken de armen uit en salueeren met een rhythmisch Heil Hitler. Niemand kikt in een drom van menschen waar een half dozijn fluitjes van agents provocateurs een orkaan zou kunnen ontketenen. De brandweer heft Deutschland über Alles aan. Zeven duizend Germanen rijzen overeind en zingen met vervoerde stemmen het plechtige lied. Ook dat werd nimmer in een Fransch stadion vertoond. Doodsch zwijgen na het slotaccoord. De stilte begint opnieuw te ruischen; een gezoem zwelt aan; giert uit in stormvlagen van geklap en geschreeuw. Opkomst der Fransche Elf. Razende Marseillaise van de spuitgasten. Veertig duizend toeschouwers springen omhoog en brullen Allons enfants de la Patrie. Zoo goed en zoo kwaad als 't kan tot de laatste woorden van 't couplet want weinigen kennen den tekst van buiten. En ook dat is ongehoord, uniek, enorm, nooit gebeurd. Wanneer de tekst der Marseillaise noodig is bij een of andere exorbitante ceremonie wordt hij steeds geëndosseerd aan een soliste. In een cycloon van gejuich
schudden de kapiteins der twee teams elkaar eindeloos de hand!
De partij ving aan en verstreek voor een menigte die blijft vibreeren als de grashalmen. Zij weerkaatst in haar onophoudelijk geloei elke nuance van het spel zonder een greintje terughouding, zonder een zweem van zelfbeheersching. Nog verscheidene malen snoert de keel zich toe bij de mogelijkheid eener onverhoedsche losbranding van woede of van teleurstelling. De Franschen draven en trappen zonder cohesie en voor zoover zij een taktiek hebben passen zij ze toe met wanorde. De Duitschers zijn knap en systematisch doch in geen enkel opzicht superieur. Veel talent, zonder inspiratie, maar uitstekend gebruikt. Men voelt ze geen seconde onoverwinnelijk en toch gaat de bal driemaal in het Fransche net onder oorverdoovende acclamaties. Wonderbaarlijk. Het getier voor den eenigen treffer der Franschen galmt niet machtiger over het amphitheater. De arbiter, een Belg, laat twee Duitsche fouten passeeren, welke ieder opmerkt behalve hij. Frankrijk verbeurt twee strafschoppen. De Belg is onverdedigbaar en voor het zelfde verzuim ontaardden tientallen wedstrijden in relletjes. Tegenover het Duitsche team fluit en jouwt het publiek als 't ware plichtmatig, zonder zijn protest te onderstrepen, zonder te vervallen in uitersten, welke een paar opruiers gemakkelijk hadden kunnen uitlokken. Het evenwicht dezer heterogene, explosieve massa was overgeleverd aan een incident, aan de kuren van enkele heethoofden. Met onverholen opluchting zag de politie het stadion vreedzaam leegloopen na een Fransch fiasco dat moeilijker verkropt werd omdat men 't niet verwachtte. En noem 't een goede fee, een zuiver instinct, een vage sympathie, sportiviteit of wat anders. Maar alle reacties der Parijzenaars waren gericht naar een harmonie welke zóó sterk geïntoneerd bleek, dat niemand haar durfde storen.
Wie zal zich hierna nog verbazen over den match der diplomaten welke Hitler spelenderwijze bezig is te winnen? Volgens een gewoonte, waaraan de Duitschers sinds 1914 trouw bleven, barsten hun bommen op een Zaterdag. Als de Engelsche natie zich vermeit op tennis-courts, golf-links en voetbal-velden. Ondanks week-end en holyday roepen Simon en MacDonald in vliegende haast het ministerie samen. Te Parijs is drie dagen na den knal nog niet het kleinste kabinetsraadje belegd. Dat strookt geheel met het Fransche standpunt dat ik vroeger formuleerde: duizendmaal liever een gewapend Duitschland dan een ontwapend Frankrijk. Wat men daarbij waardeeren moet is, dat Hitler nog twee jaar getalmd heeft met de reconstructie zijner heerscharen.
[verschenen: 6 april 1935]