Een eervolle begrafenis
Parijs, 22 Februari 1935
Om de roerige weken te herdenken waarin een jaar geleden Gaston Doumergue als een redder werd binnengehaald in de Fransche hoofdstad is Henri de Kérillis naar Tournefeuille gereisd met een kist papier dat de handteekeningen bevatte van bijna vier millioen getrouwen. De overbrenger dezer magnifieke dankbetuiging is de gewipte député van een Parijsch district en eigenaar van de Echo de Paris, een krant welks invloed langzaam taant. Dat de hulde ondanks dezen dubbelen handicap een cijfer bereikte dat in Frankrijk slechte door de twee Napoleons overtroffen werd, maakt haar nog imposanter. Vier millioen signaturen liggen niet voor 't oprapen. Kérillis beschikt niet over moderne propaganda-middelen; hij heeft geen radio, geen bioscoop. De stemmen werden vergaard na den val van den onfortuinlijken hervormer. Gewoonlijk loopt men niet warm voor iemand die zonder glorie afdruipt, na voor een hoopje intriganten gecapituleerd te hebben zonder tegenstand.
Zoo heeft ook Frankrijk zijn referendum, zijn plebisciet, evenals de dictators van Duitschland en Italië. Wat zouden Mussolini en Hitler denken van dit eerbetoon dat komt als mosterd na den maaltijd? Een grijsaard, kwiek nog en jong van hart, ontvangt op een onverhoopten dag uit de handen zijner natie een volmacht, grooter dan hij ooit kon droomen, maar kleiner vergeleken bij wat een President in tranen en een Parlement in de rats bereid waren hem te schenken zoo hij had doorgetast. Wat doet hij ermee? Hij verbrast zijn uur met dralen en talmen, met wikken en wegen, met het goedmoedig ontrafelen van paleis-intriges, met het op de lange baan schuiven der dringendste beslissingen, met de kat uit den boom kijken, met in zijn schulp te kruipen en met schoorvoetend te verdwijnen in coulissen welke trouwelooze en onbekwame medewerkers, door hemzelf tegen beter weten in benoemd, reeds voor hem klaar zetten toen zij hem nog noodig hadden als reddingboei. Op den eersten wenk dezer verraders ruimt hij de plaats, laat zich verbannen uit de Republiek en ontlast hen daarenboven van elke directe verantwoordelijkheid door eieren te kiezen voor zijn geld, door af te treden zonder appèl aan te teekenen bij de natie of bij haar afgevaardigden. Ook die afgevaardigden ontheft hij van alle aansprakelijkheid voor de escamotage. De goochelaar moffelt zichzelf weg en roept eigenmondig Passez muscade! Waar is Doumergue? In 't holle van den nacht verlaat hij zijn woning en Parijs door een achterdeurtje, alsof hij op de hielen gezeten wordt door een bende sluipmoordenaars. Bij al zijn zwakheden voegt hij nog een blooheid. En ondanks een fiasco dat kan meetellen, ondanks een matelooze desillusie, ondanks een versleten en ontluisterd aureool, vereenigt deze weifelaar, deze treuzelaar nog vier millioen stemmen op zijn naam! Hoeveel handteekeningen zou men in Frankrijk kunnen verzamelen voor een werkelijk chef, voor een man van de daad, voor een realist die gunstiger boeken zou
overleggen nadat men hem negen maanden absolute vrijheid vergund had in dit rijk der onbegrensde mogelijkheden! Hoeveel voor een leider die aangenamer radiaties zou uitzenden dan compacte golven van twijfel?
De geweldige hoeveelheid ja-zeggers, één tiende vertegenwoordigend der totale bevolking, heeft niet minder Franschen tot nadenken genoopt dan buitenlanders. Het begint tot hen door te dringen dat Doumergue niet anders gehandeld zou hebben wanneer hij uit persoonlijke overtuiging, of in commissie van verborgen opdrachtgevers, den stroom allengs had willen breken welke hem naar het bewind dreef, wanneer hij zijn eigen avontuur zonder schokken had willen liquideeren. Vanuit dezen of vanuit een anderen gezichtshoek belicht, boezemt hij in ieder geval niet 't minste belang meer in voor de toekomst. Doch het enorme cijfer van zijn aanhang dat onbetwistbaar is, sluit een inconsequentie in waarmee men danig dwars zit. Wie uit de reflexen van gisteren een aanduiding poogt af te leiden van morgen, staat voor de vraag: waar bevonden zich die vier millioen dankbare enthousiasten toen Doumergue hen noodig had? Een der voorvaders van het Fransche radicalisme, een zekere Ledru-Rollin, had tot wachtwoord: Je suis leur chef, il faut donc que je les suive. Laten wij nog een oogenblik veronderstellen dat de aanvoerder Doumergue zijn troepen zou gevolgd hebben wanneer zij hem waren vooropgegaan. Maar wat deden de tallooze bewonderaars van den Redder en van den Wijze toen hij nog aan 't bewind was en toen zijn ministers, op een paar uitzonderingen na, open en bloot het bevelschrift prepareerden dat hem in ballingschap zou zenden? Ieder was op de hoogte en niemand verroerde een pink. Pers en draadlooze rapporteerden alle phases van den hopeloozen kamp tusschen reform en sleur, tusschen de natie en hare parasieten, doch nergens bespeurde men een teeken van opwinding of onrust. De straten behielden haar gewone uitzicht. Er waren meer verkeersagenten dan politie. Geen sterveling dacht eraan om een Vive Doumergue aan te heffen. Kérillis zelf, de organisator van het verbazende referendum, moet erkennen dat die kreet pas weerklonk toen alles volbracht was, toen de
kreet evenals de kist met handteekeningen, de waarde kreeg van een consolatie-prijs.
In zijn eenzaamheid zal Doumergue met melancholie de papieren doorbladeren welke zoo veel millioen echo's vasthouden eener verkeken kans. Als hij in den grond zijns harten waarlijk gemeend heeft dat het heil van zijp vaderland geconditionneerd werd door de verwezenlijking zijner hervormingstheorieën zal hij de verzuimde gelegenheid des te bitterder betreuren.
Zijn wedervaren echter bewijst opnieuw dat een populair figuur in Frankrijk de schitterendste resultaten kan behalen bij een plebisciet zonder dat de intieme richtlijn der burgers een streep van den eenmaal bepaalden koers afwijkt. De storm loeit aan de oppervlakte, de diepere bodem blijft kalm. De kompasnaald kan rondslingeren door alle sectoren der windroos, maar noord blijft noord. Wanneer men aandachtig de stuurmanskunst gadeslaat waarmee Doumergue gelaveerd heeft, of met zijn voorkennis gelaveerd is, zoowel de bemanning sparend als het schip, klippen en branding ontzeilend zonder de haven een seconde uit het oog te verliezen, en wanneer men objectief genoeg kan zijn om dat zeemanschap te schatten naar zijn waarde (als een ongeëvenaard model van binnenlandsche politiek), dan zal men ernstige redenen ontdekken om te betwijfelen of Frankrijk binnen afzienbaren tijd een beroering zal kennen die men in werkelijken zin een revolutie mag noemen. Het Noord-Zuid der Fransche oriëntatie wordt nog steeds bepaald door 1789 en de magnetische kracht van dezen datum is verre van geluwd. Al zouden onze sympathieën naar andere concepties overhellen, of al kunnen wij de mannen niet bewonderen die vandaag de ‘onsterfelijke principes’ belichamen, of al zullen wij nimmer de meer dan dubieuze manieren goedkeuren waarmee zij met hunne ‘principes immortels’ omspringen, het is niettemin onmogelijk om de levendigheid van hun geloof en de meesterschap waarmee zij dat geloof organiseerden, te loochenen. In anderhalve eeuw liquideerden de erfgenamen van 1789 een aantal tegenbewegingen - minstens tien - die onvergelijkelijk onstuimiger en gevaarlijker waren dan de korte beving van Februari 1934. Wat worden in het perspectief van honderdvijftig jaar strijd en tumult de tegenwoordige woelingen? Een flauwe nadeining. Een incident dat men regelt in besloten comité. Als men stuk voor stuk de vier millioen stemmen van Doumergue kon
consulteeren, zou men vermoedelijk gewaarworden dat zij in den grond geen andere bedoeling hebben dan hun fiat te hechten aan die minnelijke schikking.
[verschenen: 15 maart 1935]