Doode zee
Parijs, 11 Februari [1935]
Om mij te verstrooien in de eentonigheden van een arrest, opgelegd door den tiran die dezen winter niemand met rust laat, had ik gebladerd in de tabellen van L. Hersch, hoogleeraar in de statistiek en de demographie aan de Universiteit van Genève. Hij is een specialist in de wisselwerking tusschen mortaliteit en oorlog en onlangs voegde hij een uiterst belangwekkende bijdrage toe aan zijn geschriften onder den apocalyptischen titel La Mer Morte. Er bestaat geen heilzamer lectuur dan de cijfers van dezen geleerde, wanneer men zich op het oude theocratische standpunt stelt dat de mensch alleen verbeterlijk is door schrik. Juist vanmorgen zag ik in de krant dat Generaal Gamelin op een banket van reserve-officieren een toespraak besloten heeft met de woorden: ‘Frankrijk wenscht geen oorlog maar het ducht hem ook niet.’ Ziedaar een negatieve en een positieve pool waaruit een vonk ontspringt. Las hij Hersch? Kan iemand Hersch lezen zonder den oorlog te duchten?
Wij denken gewoonlijk dat de laatste ‘la der' des der'’ zooals de Franschen grijnzend zeggen, tien millioen dooden maakte. Wij vinden dat een afgrijselijk getal; veel te veel; tien millioen te hoog. Bij het vernemen van deze som zouden wij als Kaïn, achtervolgd door de wroeging, naar het eind der aarde willen vluchten. Maar wacht even. Met deze telling zijn we ver en ver van huis. Men heeft uitgerekend hoeveel dagen en nachten die legioenen van schimmen noodig zouden hebben wanneer ze in gelederen van vier onder een triomfboog doormarcheerden, hoeveel kilometers weg men met hen zou kunnen beplanten wanneer ieder een boom werd. Ik geloof dat ze tweemaal den afstand vormen tusschen Parijs en Berlijn, wanneer men ze naast elkaar, vijf man per meter! gedrongen opstelt. Tusschen deze dubbele ononderbroken haag van lijfwachten kan een overwinnaar in een van beide steden zijn intocht houden. En dat is lang niet genoeg. Dat blijft mijlen en mijlen beneden de werkelijkheid.
Want die balans van tien millioen sluit in 1917, toen de Russen te Brest-Litovsk vrede teekenden en officieel de vijandelijkheden stopzetten. Maar officieus vochten de Russen door tot 1920 op alle punten van hun gebied, tegen de Engelschen aan de Witte Zee, tegen de Franschen aan de Zwarte Zee, tegen de Japanners bij Vladivostock, tegen Wrangel, tegen de Polen, tegen elkaar. Zij vochten met kleinere troepenafdeelingen doch met een oneindig grootere wreedheid. Het was een tijd dat de tegenstanders den last van krijgsgevangenen weigerden mee te sleepen en ze bij kort geding executeerden. Het was een periode van bewegingsoorlog waarbij men gemakkelijker sneuvelt dan in de loopgraven. Het was bovendien een oorlog zonder dokters, zonder geneesmiddelen, zonder sanitaire diensten. Als tot 1917 de Russische verliezen 1.700.000 bedragen, tusschen 1917 en 1920 raamt Hersch ze op 3.650.000. Tezamen dus 5.050.000. Daar het er voor een statisticus niets toe doet onder, voor of tegen welke vlag een soldaat in 't zand bijt, komt hij tot een totaalbedrag (Grieken en Turken inbegrepen) van 13.050.000. Ik spaar u de gedetailleerde lijst die vier continenten bestrijkt. Zij is eentonig als de turven in het veen en maf-sagetallen zijn welsprekender.
Dat hemeltergende, menschonteerende cijfer echter verantwoordt slechts de gevallen militairen. Voor de statistiek heeten zij ‘de directe dooden’. Doch de oorlog slacht niet alleen direct, hij moordt ook indirect, verdelgt niet enkel de soldaten en de belligerenten, hij woedt ook onder de burgers en de neutralen. Hij maait niet slechts op de krijgstooneelen. Met de huidige verkeersmiddelen en de huidige verstrengelingen oogst hij tot duizenden kilometers achter de vuurlinies, tot aan de antipoden, tot onder de afgelegenste volkeren, levend onder de koudste en warmste klimaten. Elke oorlog begint met een sanitair front dat vroeg of laat bezwijkt voor het offensief der pathogene organismen, de bacillen die hij stimuleert en schijnt te mesten. Alle oorlogen uit het verleden hebben hun epidemie gehad, de eene pest, de tweede cholera, de derde typhus, de vierde scheurbuik, pokken, dysenterie of wat anders. De geschiedenis der oorlogen is de geschiedenis der epidemieën en vice versa.
Het sanitair front van Europa, reeds krakend gedurende den winter 1914-1915 in de minst ontwikkelde streken als Rusland, Servië en Oostenrijk-Hongarije, bezweek in 1918 voor alle strijdende naties tegelijk. De wereldoorlog kreeg zijn specifieke, determineerende epidemie: de griep. Men noemde haar ‘de Spaansche’ omdat de militaire censuur pas berichten over haar verwoestingen doorliet toen zij, na de legers gedecimeerd te hebben, met dezelfde heftigheid optrad in Spanje. Zij vlaagde over de wereld als een cycloon. Te Papeete in den archipel der Stille Zuid-Zee stierf 25% der bevolking. De Zuid-Afrikaansche Unie verloor 140.000 zielen. Brazilië 125.000. Mexico 400.000. De Vereenigde Staten 600.000. Japan 250.000.Azië ongeveer tien millioen. Italië 430.000. Duitschland ten naasten bij 400.000. Frankrijk en Engeland ieder 200.000. Het totaal wordt door Hersch geraamd op vijftien millioen waarmee men de balans van kogels, bommen en gassen moet vermeerderen.
Zoo klimmen de verliezen, directe en indirecte, tot de fantastische som van 28.050.000 en daarbij houdt het niet op. Zoover gegevens beschikbaar zijn, leert de ondervinding dat er nauwelijks ergens een oorlog uitbreekt of alom stijgt het sterftecijfer. Alom: bij belligerenten en bij neutralen. De vier keeren dat Holland een mortaliteit boekte boven de 100.000 vielen samen met de oorlogen van 1853, 1866, 1871 en 1918, waarvan drie nochtans van geringen duur waren. De hoogste sterftecijfers van Zwitserland, België en Zweden loopen parallel met de oorlogen van 1866, 1870 en 1918. Het surplus der sterfgevallen, waargenomen onder de neutrale naties van Europa, bedroeg gedurende den wereldoorlog 23.000 voor Noorwegen, 45.000 voor Zweden, 23.000 voor Denemarken, 86.000 voor Holland, 32.000 voor Zwitserland, 372.000 voor Spanje. Zoodra de kanonnen donderen, maken alle ziekten in alle landen een record-sprong. Aan kinderen beneden één jaar verliest Frankrijk een supplement van 55.000 in den knop gebroken levens, een formidabel legercorps. De tuberculose, de aandoeningen van nieren, huid en maag, de beroerte, de moeraskoortsen, de bronchitis, de longontsteking, de anemie verergerden en vermenigvuldigden in dikwijls schrikwekkende proporties naarmate de oorlog voortduurde. Alle wereld-opgaven van na 1914 vergelijkend met den index van 1913, zeer matig schattend waar, zooals in Azië nauwkeurige aanwijzingen ontbreken en alles bij elkaar tellend wat in civiel het normale sterftecijfer overschreed, registreert Hersch 23.379.000 burgerlijke slachtoffers van den wereldoorlog, griep meegerekend. Zonderling verschijnsel: Behalve in Engeland, Frankrijk, Duitschland en Turkije stierven onder de belligerente naties véél meer burgers aan den oorlog dan soldaten. In Italië b.v. 700.000 militairen tegen 1.021.000 burgers. In Oostenrijk-Hongarije 1.200.000 tegen 2.320 000. In België 40.000 tegen 92.000.
De 13.050.000 dooden in uniform geteld bij de 28.379.000 in civiel, dat geeft 41.429.000 menschelijke wezens weggemaaid door vier jaren krijg. Bijna twee-en-veertig millioen: cijfer dat elke verbeelding te boven gaat; cijfers dat alle vroegere uitroeiingen overtreft. Is het echter compleet? Neen, nog niet. Daar is het dalend geboortecijfer, catastrofaal o.a. voor Frankrijk, van hen die tijdens de oorlogsjaren het daglicht niet konden aanschouwen. Daar zijn de verscheurende cijfers van de vrouwen die nimmer zullen huwen omdat de mannen werden geveld. De groep mannen tusschen de 25 en 30 jaar staat tot dezelfde groep vrouwen in Frankrijk als 4 tot 5, in Duitschland als 3 tot 4. Met andere woorden: Voor één vijfde der Fransche vrouwen, voor één vierde der Duitsche vrouwen is er geen echtgenoot. Deze monsterachtige verhouding der sexen, jammerlijk wegens zijn moreele, mentale, economische, maatschappelijke en demographische consequenties, verdwijnt helaas niet met den oorlog welke haar veroorzaakte. Nog tientallen jaren zal die onverhelpbare ongelijkheid als een soort vloek drukken op de bevolking, op het karakter der beschaving. Onder dat verbroken evenwicht zal Europa zuchten en lijden tot ongeveer 1945. Pas een halve eeuw na het einde van den oorlog tusschen 1970 en 1980 zal de storing volkomen verdwijnen. Wanneer men tenminste verstandig genoeg is om den doodendans niet te hervatten.
Er wordt dikwijls beweerd dat men de statistiek kan doen getuigen wat men wil, en een bekend tijdgenoot rijde haar onder de varianten van den leugen. Dit kan waar zijn. Ik geloof echter niet dat men de statistische getallen van Hersch ooit zal kunnen laten voorgoochelen dat de oorlog geen avontuur is waarvoor onversaagden zelfs mogen huiveren. Hij zaait den dood niet alleen onder de combattanten, maar onder de vreedzaamste burgers, onder vrouwen zoowel als onder mannen, onder kinderen, knapen, meisjes, volwassenen en grijsaards, onder zieken en gezonden, op de slagvelden en ver over de oceanen, onder de belligerenten en onder de neutralen die relaties hebben met de krijgsvoerende landen. Bij den ‘laatsten’ oorlog waren niet alleen een menigte naties rechtstreeks gemoeid, doch zijdelings was de gansche planeet erbij betrokken, werd het gansche menschdom erdoor geteisterd.
Dat bewijst deze statistiek. Niet meer, niet, minder. Zij stelt geen enkel der vragen welke zij suggereert. Die vragen zweven op de lippen en men mag de formuleering toevertrouwen aan den lezer.
[verschenen: 2 maart 1935]