De twintig minuten
Parijs, 4 Februari 1935
Het was in Mei van 't vorig jaar dat ik de aandacht vroeg voor een studie over de luchtverdediging van Generaal Armengaud. De organisator der Fransche luchtstrijdkrachten in Noord-Afrika was naar mijn weten de eerste die een tot dusverre onduidelijk probleem zoo scherp formuleerde, dat geen enkel vakkundige de oplossing ontwijken kon, hoewel ze niet gegeven werd. Opstellen als het zijne verschijnen er geen tien per eeuw. De merkwaardige generaal, die zoowel voor 't buitenland doceerde als voor 't binnenland, dwong zijn collega's (en via zijn collega's dwong hij de staatslieden) om sommige gedachten-beelden welke zij duizendmaal liever verjaagd of verbloemd hadden, te beschouwen als grondbeginselen en voortaan te aanvaarden als natuurwetten. Hij wees de plek waar iedereen doodelijk wondbaar was, den rug van Siegfried, den hiel van Achilles.
Misschien herinnert gij dat u, doch laat mij niettemin herhalen. Armengaud onderzocht in hoeveel tijd een rustend escader op nuttige hoogte (d.i. 4 à 5000 meter) effectief kon ingrijpen tegen een luchtaanvaller. In het allergunstigste geval, op voorwaarde dat de machines bemand, geladen en gewapend klaarstaan op het vliegveld, kwam hij tot een minimum van twintig minuten. Dit cijfer is niet of nauwelijks comprimeerbaar. Het veronderstelt den grootsten spoed, een feilloos materieel, een bovenmenschelijke koelbloedigheid, geen enkele pech van binnen, geen enkele storing van buiten. Het veronderstelt ten overvloede een signaal dat tijdig gegeven wordt aan de grens en dat ongehinderd ontvangen wordt.
Gedurende twintig minuten dus blijft de waakzaamste luchtdefensie zoo goed als non-actief. Zij zeilt uit, den vijand tegemoet als zij landwaartsch in gelegerd is, den vijand achterna wanneer zij bij de grenzen kampeert. Twintig minuten gaan onherroepelijk verloren. Men mag de zaak op alle kanten keeren en draaien, er valt niets aan te veranderen. Want dag en nacht, uur aan uur patrouilleeren in de lucht, zooals men patrouilleert te land en ter zee, is een technische onmogelijkheid. Geen enkel land zal ooit beschikken over een voldoende aantal manschappen en vliegtuigen om zulke uitputtende taak een week te vervullen. Menschen en machines zouden versleten zijn door een inspanning waartegen geen staal en geen zenuwen bestand zijn.
Die fatale twintig minuten (dikwijls zullen er veertig of meer voorbijsnellen op de wijzers der klokken) kunnen derhalve door den verdediger nimmer worden ingehaald. Om ze ongeveer te annuleeren, op gelijk-op, d.w.z. gelijkvloersch den strijd aan te binden, zou men een land, een stad moeten omringen met een gordel van 4000 meter hooge torens of met een keten van 7 à 8000 meter hooge kabelballons. Ook dat is niet uitvoerbaar. Uit alles wat men verzonnen heeft of verzinnen kan, volgt onverbiddelijk dat elk land gedurende een minimum van twintig minuten weerloos overgeleverd is aan het initiatief van den vernietigenden vijand.
Twintig hopeloos verloren minuten dat is één-derde uur of twaalf honderd seconden op het plan van den tijd. De duur van een straatje-om, de duur eener eeuwigheid. In den tijd zijn twintig minuten relatief. Maar wat beteekenen zij in de ruimte? Voor een modern bombardementsvliegtuig, op volle kracht jagend, beduiden zij nu reeds een afstand van minstens honderd kilometer. Tusschen het eerste alarm en het voeling krijgen der vijandelijke voorhoeden bestrijkt de aanvaller bijgevolg onbestraft en onbestrafbaar een strook land van minstens honderd kilometer diepte en een lengte naar zijn verkiezing. Die honderd kilometer breedte worden vogelvrij niemandsland. Met een paar rechte lijnen op de kaart kan men uitteekenen wat elke mogendheid als onverdedigbaar moet prijsgeven, wat haar rest met eenige kans op afweer, en welke rol het onhoudbare en het beschermbare terrein spelen in haar nationale economie, in haar defensie. Hoe sneller de bommenwerpers vliegen (over drie of vier jaren zullen zij ongetwijfeld een vaart naderen van 600 k.m. per uur, d.i. 200 kilometer per twintig minuten) des te wijder zal het opgeofferde gebied zich uitbreiden, des te nauwer zal de beschutte kring inkrimpen, tot er niets overblijft, behalve in massale continenten als Rusland, China, Canada en de Vereenigde Staten. Landen als Groot-Brittannië en Italië, die slechts een doorsnede hebben van enkele honderden kilometers, staan bij de huidige snelheid der bombardeerders reeds bloot aan overrompelingen waartegen zij absoluut niets vermogen. Het gaat boven de financieele macht de[r] rijkste mogendheden om een toereikend aantal permanente waakposten te installeeren in zee. Op het moment dat een vijandelijke luchtvloot gesignaleerd wordt door de waakposten der kust is zij al levensgevaarlijk. Zij kan elke kuststad, elke stad in een radius van 100 k.m. verwoesten zonder den geringsten tegenstand te ontmoeten, zelfs niet op de terugreis.
Uit de premissen van Generaal Armengaud, uit de positie van Engeland en Italië meende ik reeds een klein jaar geleden de consequentie te mogen trekken dat de onweerlegbare constateering hunner defensieve onmacht een beslissenden invloed zou uitoefenen op de politiek der beide landen. Geen waakposten bezittende welke hun dienstig kunnen zijn, hebben Britten en Italianen geen andere keus dan een bevriend Frankrijk. Zelfs een ontwapend Frankrijk kan hun niet meer raadzaam schijnen, omdat zij geen oogenblik zonder schrik de mogelijkheid zullen overwegen dat de Fransche Noordkust en België (normale luisterposten van Engeland), Corsica en de Fransche Zuidkust (voor Italië de normale luisterposten) zich zouden bevinden of zouden kunnen vallen in handen van een tegenstander. Zoo hebben wij zonder verbazing eerst Italië zien toenaderen tot Frankrijk en het eenige wat ons verwonderde was het hooge zoengeld dat de Franschen inwilligden ondanks de voordeelen hunner positie. Zoo zien wij daarna als een logisch resultaat van aaneengeschakelde feiten de plannen opdagen eener Fransch-Engelsche luchtconventie of lucht-alliantie.
Zeker, zij is pas een belofte. De phrase waarmee de Fransche kranten haar aankondigen als resumé der Londensche gesprekken, is toevallig de gewrongenste van het bulletin. Alsof een der partijen zich geneerde voor het embryo dat opkiemt. Ik citeer den tekst in 't Fransch dat steeds geldt als een model van klaarheid en waarin stellig de verlegenheid het sterkst opvalt: ‘Au cas où l'Angleterre serait l'objet d'une attaque aérienne l'aviaton française interviendrait automatiquement et réciproquement.’ Wat doet dat ‘réciproquement’ daar aan de staart? Grammaticaal beschouwd is het nonsens. Het is een dier gewaagde ellipsen waarmee de directeur van den Quai d'Orsay Alexis Léger zijn expressionistische gedichten opflikt. Men moet mentaal een geheel nieuwen zin inlasschen om de bedoeling te vatten. Men weet wat 't zeggen wil, doch dit neemt niet weg dat men ernaar moet raden. Het is de stijl van iemand die niet rond voor zijn opinie durft uitkomen, die menigen slag om den arm houdt, doch die als de ezelin van Balaäm door hoogere noodzaak gedwongen wordt te spreken.
Over dien eenen volzin trouwens zou men een boekdeel kunnen schrijven. Het staat nog niet vast dat hij een tijdperk opent, want het Engelsche volk mist de vlugheid van begrip en verbeelding om een realiteit welke haar niet onder den neus geduwd wordt te beleven met voldoende intensiteit. Nog jaren kan het duren alvorens de Brit doorgrondt wat twintig minuten beduiden in de luchtvaart-strategie en wellicht kan enkel een catastrofe het hem aan 't verstand brengen.
Maar zooals de elliptische zin kronkelt, sluit hij reeds een periode. Gebeurde het ooit in den loop der geschiedenis dat de Engelschman een buitenlandsche interventie admitteerde op den ongeschonden bodem van Engeland? Als 't gebeurde, hoeveel eeuwen ligt die gewaarwording van zwakheid achter ons? Hoe lang zou 't geleden zijn dat Groot-Brittannië de eventualitiet overwoog en de wenschelijkheid erkende van steun uit Frankrijk? In 1914 was 't Albion dat te hulp schoot. Bij 't Verdrag van Locarno was Frankrijk de geprotegeerde natie. In het communiqué van 3 Februari is de situatie omgekeerd: het is Engeland dat garanties zoekt voor zijn onverdedigbaar territorium. Wanneer de weerbarstige Ramsay MacDonald, somberder en onheilspellender op den drempel van zijn ondergang dan ooit te voren, een lucht-accoord aanspreekt als begeerlijk, dan waarlijk moeten de redenen klemmend zijn.
Voor 't overige verzachten de Fransch-Engelsche plannen geen enkele der internationale zorgen. Wie elkaar hulp toezeggen, behooren te beschikken over middelen die hulp niet hersenschimmig maken. Als de Londensche plannen gezegelde overeenkomsten worden, is het voortaan in 't belang van Engeland dat Frankrijk een machtige vloot représaillevliegtuigen bezit. Zij zijn een schild en een waarborg. Tevens echter zijn zij een wapen en een bedreiging. Doch ook dit dilemma, benauwende nachtmerrie voor het volk dat in een splendid isolation trotsch de wereld beheerscht heeft, ligt besloten in de twintig minuten van Generaal Armengaud.
[verschenen: 26 februari 1935]