Beraad te Vincennes
Parijs, 6 December 1934
Het Koloniale Congres is Maandag 3 December in het Museum van Vincennes met een banale ceremonie geopend door den President der Republiek en het Gouvernement. Officieel heet het Conférence Coloniale. Doch ieder denkt en zou willen schrijven: Conférence Impériale. Dat klinkt echter maar zoo-zoo. De mannen die het Fransche imperium bouwden dat binnen veertig jaren het tweede der wereld werd, hebben altijd geleefd als de zijde-fabrikanten van Lyon die nog rondloopen in een kaal jasje hoewel hun vader reeds milliardair was. Zij zijn van het goede ras dat niet van groote woorden houdt en leeg vertoon. Als de arme boer, van wien Jean-Jacques vertelt, hebben ze niets op tafel dan een homp oudbakken brood. In een schuilplaats verbergen zij de ham, de honing, de kaas, de boter voor onvertrouwde oogen. En het geld onder den dorschvloer. Alleen Lyautey maakte een uitzondering, maar geen school. Lyautey bleef een unicum en ging ad patres, tijdig genoeg om den familie-raad niet te storen met een parade van pluimen, vaandels, wapperende mantels, declamatorische tiraden...... en wellicht met constructieve ideeën.
Dus nauwelijks geïnstalleerd verzonk de Conferentie achter het gordijn dat men in theaters laat zakken wanneer een nieuw décor wordt aangericht. Zij is twee jaar lang voorbereid en zal minstens twee maanden duren. Weken vóór de eigenlijke opening was zij reeds verdeeld in een menigte commissies en onder-commissies en stond klaar als een standbeeld dat nog slechts onthuld behoeft te worden doch waar niemand meer naar omkijkt zoodra het doek gevallen is. Een economische commissie zal de kwesties behandelen van tarieven, douane en algemeene politiek. Een commissie voor de productie van moederland en koloniën zal een volledigen inventaris opmaken, in tonnenmaat en in munt-waarde, van de vennootschap Frankrijk, van wat zij verbruikt en opbrengt, van wat dáár tekortkomt en elders overschiet, van de buitenlandsche leveranciers die vervangen kunnen worden door inheemsche, van de technische mogelijkheden om den wederzijdschen import en export te vermeerderen zonder schade en met voordeel. Een financieele commissie zal haar aandacht schenken aan vraagstukken van crediet, bankwezen en budget. Een commissie van koloniale outilleering zal de problemen onderzoeken van transport over land, water en lucht, de plannen van openbare werken en ontginning, van propaganda en toerisme. Een commissie van sociale voorziening zal zich wijden aan maatschappelijke onderwerpen, aan hygiëne, onderwijs en volkswelvaart,
Deze commissies, verdeeld in evenveel sub-commissies als de bijna onbegrensde vertakking harer bemoeiingen medesleept, zijn bestemd om te functionneeren als een college van regenten en als een bureau van consultatie. Zij zullen hooren en verhooren. Zij hebben de kopstukken samengeroepen van alle publieke administraties, koloniale organismen, senatoren, gedeputeerden, gedelegeerden van veelslachtige Raden, vereenigingen, bonden, de kopstukken der nijverheid van moederland en wingewesten, de vertegenwoordigers van belangen-groepen en instellingen wier opinie, adviezen of verlangens a priori een gewicht in de schaal leggen dat meetelt. Doch behalve de genoodigden kunnen ook zij hun doleanties indienen die zich vergeten oordeelen. In beginsel zullen alle gevolmachtigde personaliteiten en gequalificeerde lichamen geraadpleegd worden die een audiëntie verzoeken voor een bepaald geval of aan wier meening een commissie-lid meent te moeten hechten.
Achterdochtige opmerkers zullen geneigd zijn om de Koloniale Conferentie bij voorbaat te karakteriseeren als een soort van parlement, met al den rompslomp, het beetje nut en de massa last van losse praat-machines. Het kan gebeuren dat deze zwartkijkers gelijk hebben en de naties die nog aan Frankrijk of aan Fransche koloniën verkoopen mogen wenschen dat zij zich niet vergissen. Maar de persoonlijkheid van den secretaris-generaal die de menigvuldige debatten leiden zal geeft niet veel houvast voor previsies welke ons 't best zouden schikken. Het is C.J. Gignoux, directeur der Journée Industrielle, wiens naam borg staat voor een doeltreffende methode. Dat men dezen vakman, even bedreven in het hanteeren van menschen als in de boedelbeschrijving van een werelddeel, aan het hoofd plaatste der grondwerken, toont niet alleen dat de impresario's der Conferentie het parlementaire gevaar hebben ingezien, doch dat zij het willen vermijden. De tijd is er niet naar om een mislukking even koelbloedig te aanvaarden als de val van een ministerie. Een totaal échec lijkt uitgesloten, maar beneden het minimum van een gedeeltelijk succes zal men niet dalen. Buitenlanders van allerlei slag verwijten den Franschen te dikwijls dat zij geen begrip hebben van koloniaal beheer, dat Koloniën nog minder deugen voor den Franschman dan de Franschman voor Koloniën, en een zeker soort Franschen stemden te dikwijls in met deze oppervlakkige critieken om aan de Conferentie den uitweg open te laten van een demoraliseerenden aftocht.
Een resultaat trouwens is niet enkel noodzakelijk, het is bereikbaar. De situatie wordt beheerscht door drie factoren, die geen van drieën onverzettelijk zijn.
Primo: De spaarders, ontmoedigd door de baissiers van de Beurs, de zakkenrollers van den Staat en de avonturiers der Politiek, onttrokken successievelijk veertig milliard francs in bankbiljetten aan de circulatie en potten ze op. Dit kolossale rente-dervend bedrag snakt naar normale omstandigheden om te fructifieeren en kan gemobiliseerd worden bij het eerste gevoel van vastigheid dat langer duurt dan een sprankje hoop. De fundamenteele voorwaarde om slapend geld te draineeren naar de koloniën, is dat de koloniën niet concurreeren met het moederland in wijn, graan en zelfs in rijst, onderkruiper van het graan. Die voorwaarde is niet onvervulbaar. Doch zij bedingt een ijzeren vuist en een consequent plan. Voor sommige streken traden zoowel de vuist als het plan reeds in actie.
Secundo: Op de handelsbalans valt een deficit weg te werken dat ondanks herhaalde correctieven nog schommelt rondom de zes milliard francs per jaar. De som, welke een peulschilletje zou geweest zijn op een grootboek van 1928 toen de invoer culmineerde in de buurt van vijftig milliard, werd een zwaar verlies nu zij in 1934 meer dan één vierde bedraagt van het totale buitenlandsche handelsverkeer. Het lek moet gestopt worden wanneer men niet wil zinken. De ervaring evenwel leerde dat een uitbreiding van export slechts mogelijk is naar koopkrachtige koloniën en deze bevinding bleek overtuigend genoeg om een verzachting te suggereeren van het dusverre gevolgde selfsupporting systeem. Men kan niet eindeloos teren op kosten van een land en de onafhankelijke volkeren hebben als klanten zoodanig afgedaan dat menige natie in vergelijking met Algiers b.v. terugweek naar een onbeduidenden rang.
Tertio: De export is niet groeibaar, voorloopig althans, tenzij onder bezwarende condities. De import kan niet ingekrompen worden zonder verlaging van het economisch niveau. Maar er is een derde oplossing. Men kan de invoer-wegen verleggen. Wat zeggen de statistieken, of wat tenminste laat men ze beweren? Over 1933 betrok Frankrijk 64.000 ton rubber uit den vreemde, tegen 7150 ton uit eigen bezittingen. Voor de koffie is de verhouding 178.000 tot 18.500. Voor de thee: 1.627 tot 242. Voor de tabak: 30.000 tot 12.400. Voor de kinabast: 94 tot 1. Voor de sisal: 32.458 tot 1.380. Voor de bananen: 162.000 tot 38.000. Er komen elk jaar 24 millioen ton steenkolen tekort, 140.000 ton koper, 11.500 ton tin, 50.000 ton chroom, 2650 ton nikkel, 99.000 ton lood, 90.000 ton zink, 800.000 ton mangaan, 921.000 ton pyriet, 2.425.000 ton petroleum. Elk commentaar op de cijfers en op de stoffen, leverbaar door de koloniën, is overbodig. Met een ruggesteun van veertig milliard beschikbaar kapitaal, met dezelfde protectie waarmee concurrenten zich verdedigen, met propaganda en met durf, worden de aangenaamste droomen van beleggers, bankiers en ondernemers levensvatbaar. Wanneer bestaande ontginningen en cultures de volle zes milliard van het jaarlijksch deficit niet aanstonds kunnen ophalen, de bescheidenste vooruitzichten wettigen de verwachting dat de koloniën in de naaste toekomst de grootste helft van het verlies zullen compenseeren. Zoo blijft dat geld in de familie en naar mate Frankrijk koopt zal het in zijn Koloniën verkoopen, wat de zuivere winst verdubbelt.
Dat is veel hoop en misschien nog meer illusie, tegenover welke de Fransche koloniale milieu's zich in 't algemeen zeer sceptisch toonen. In hoeverre evenwel simuleeren zij hun argwaan, in hoeverre is hij gemotiveerd? Volgens hen ontbreekt het de Conferentie ten eerste aan eenheid om practischen arbeid te verrichten en ten tweede aan gezag om nuttige besluiten door te voeren. Door een onvermijdelijke complicatie van mandaten, protectoraten en koloniën, is de autoriteit versnipperd over vier ministeries (Quai d'Orsay, Binnenlandsche Zaken, Koloniën en Handel) welke enkel een mirakel kan doen concordeeren. Met de Franschen echter weet men 't nooit. Een mirakel is hier even gauw gebeurd als een ongeluk. Zoolang het mogelijk blijft als één kans op de duizend, moeten wij het duchten, maar zoolang het geen feit wordt, mag men eraan twijfelen.
[verschenen: 29 december 1934]