Een droevige figuur
Parijs, 12 Nov. 1934
Terwijl Goebbels een prijs uitlooft voor een roman die het geschiktst geoordeeld wordt om de toenadering tusschen Frankrijk en Duitschland te bevorderen, geeft Léon Daudet zijn Ciel de Feu uit.
Wij zouden in de gouden eeuw leven van den leeuw naast het lam wanneer het geestelijke hoofd der Duitsche nationalisten een lauwerkrans kon strengelen rondom de slapen van het geestelijk hoofd der Fransche patriotten. Daudet verdient hoogstens een prijs voor een boek dat een Fransch-Duitsche toenadering zooveel mogelijk kan belemmeren. Het is echter boeiend de houding te vergelijken van twee leiders die in vaderlandsliefde niet voor elkander onderdoen en die beiden meesterlijk weten te spelen op den aeolus-harp eener menigte. Wanneer de uitersten elkaar steeds blijven raken, moeten zij elkaar vroeg of laat in de armen vallen als broeders. Men kan natuurlijk altijd duchten dat Goebbels niet oprecht is. Doch als men zulke grillige stokpaardjes berijdt, waarom zou men dan tegelijkertijd Daudet niet verdenken van dubbeltongigheid? Daudet is doorstreept van Goetheaansche, Wagneriaansche en Nietzscheaansche grondklanken zooals Goebbels vermoedelijk vol zit van Fransche reminiscenties, en beiden zijn aan elkaar gewaagd als schenkers van nectar die de geesten benevelt en de zenuwen galvaniseert. Wie der twee echter oefent den meesten invloed uit op het mentale model zijner natie? Het ware verdrietig en ontmoedigend, wanneer Goebbels in Duitschland evenveel water naar de zee droeg en uilen naar Athene bracht als Daudet in Frankrijk. Ondanks Daudet immers, en zijne consorten, krijgen de leerlingen der Fransche scholen nog steeds het onsterfelijke vers van Antigone te commenteeren ‘Ik ben niet geboren voor den haat maar voor de liefde’ en andere dichterlijke terechtwijzingen van dezelfde edele, roerende en moreele strekking. Oefenen de Duitsche kinderen hun hart met gelijke thema's?
Dat alles daargelaten en het beste ervan hopend, spijt het mij te moeten bekennen dat ik nimmer een slechter en oppervlakkiger boek las dan Ciel de Feu.
Sinds de jaren na den vrede dat hij hoofdartikelen schrijft in L'Action Française heeft Daudet de uitbreking van een nieuwen oorlog voorspeld voor de volgende week of voor de maand, en de laatste datum waarop Hitler zijn vliegtuigen over Frankrijk ging uitzenden als Wotan zijne raven en Donner zijn bliksems, was 4 Juli 1934. Het eindelooze démenti der feiten heeft noch Daudet ontzadeld noch zijn trouwe lezers. Als een waarzegger zich storen moest aan de keeren dat hij mistast! De jongste marot waarmee de microbische kwelduivels van zijn organisme hem tooiden is een gemotoriseerde overrompeling door de Vallei der Loire, langs een ongeveer rechte lijn van Basel naar Brest, met gelijktijdig luchtbombardement van Parijs, Brussel en Londen. Niettegenstaande de Engelsche ‘onthullingen’ wordt de Zwitsersche neutraliteit niet geschonden. De Duitschers breken door den betonnen gordel alsof hij van stopverf is en splijten Frankrijk in tweeën zooals men een koek snijdt. Tevens maken zij een zijsprong door Hollands Limburg alsof dat in de buurt ligt. Brest echter bereiken zij niet. Te ver verwijderd van hun basis, op een terrein waar zij zich minder thuis voelen dan de Franschen, worden zij verslagen en verpletterd te Ancenis, in 't zicht van Nantes. De helft van den Duitschen generalen staf is vooraf verrast bij een ontkleede braspartij en afgeslacht als de bijbelsche dischgenooten van Balthasar. Bij deze gelegenheid raakt de apotheek zoek van den opperbevelhebber die zich met morphine kwiek houdt. Naar alle richtingen stuurt hij estafettes uit om een dokter op te sporen, een spuitje en het onmisbare opium-extract, waarvan zijn evenwicht en de overwinning afhangen. Hij loopt tegen een Dollfuss (geen Jood, zegt Daudet, ondanks zijn naam!!) die hem per ongeluk aconitum ferox toeschuift, injecteert zich en valt morsdood. Ondertusschen wordt Parijs verwoest met brand-, spring-, gas- en pest-bommen. De Fransche lucht-verdediging verroert geen
pink. Maar omdat een Duitsch verrader, die een danseuse bemint, het uur en den dag van den aanval tegen een behoorlijke som had uitgeleverd aan den erf-vijand, kon de stad ontruimd worden. Er blijft niemand achter dan de brandweer die nutteloos sneuvelt, en een professor met zijn twee leerlingen die de uitwerking der gassen en bacteriën bestudeeren op proefdieren. Het drietal is idioot genoeg om de neus buiten de te steken, om zelfs een toertje te doen door de brandende straten, en zij veranderen niet in zoutzuilen doch in opgezwollen negers. Te Londen, waar men gespot heeft met de Fransche vermaningen, worden vijf honderd cadavers opgeraapt van mannen, vrouwen en kinderen, weggesleept en onmiddellijk verbrand.
Het spreekt vanzelf dat de bezielende Eros deelneemt aan deze onheilen, wat Plato zou goedkeuren. Raadpleeg slechts zijn Banket. Doch Plato zou lachen over de zonderlinge manier waarop Daudet den liefelijken Eros toetakelt. Marc Valaire, Fransch officier, rechterarm van den generalissimus, bevrijdt een beeldschoon boerinnetje uit de hand van een dorper die haar in 't open veld wil overweldigen. Zoodra zij op adem komt, vraagt zij haar redder: ‘Vrijgezel? Getrouwd?’ Daarmee geeft zij duidelijke teekenen van een coup de foudre en ook Valaire ontving een slag van dezen molen. Zij trouwen direct nadat zijn verloofde, een adellijke jonge dochter, sterft aan de vliegende tering, met achterlating van een talisman voor Marc. Tijdens hun wittebroodsweken in Schotland verruilen zij het kleinood dat gedeeltelijk valsch blijkt (is dat symbolisch of alleen maar een bewijs van Daudet's slechten smaak?) tegen een moderner juweel en vanaf dat oogenblik vereent de geest van Marie (zoo heet het boerinnetje) zich inspireerend met de krijgsmansziel van Marc Valaire. Hij wint den oorlog. En hoewel men niet begrijpt hoe, noch waarmee, zegeviert hij, meer dank zij het beschermend fluïdum zijner Marie dan dank zij de inferioriteit en de morphine van den vijandelijken opperbevelhebber. Maar de Duitschers hebben Valaire, Valairius zooals zij hem noemen (waarom niet Valerius!) in de gaten. Nauwelijks is de vrede gedicteerd en geteekend of zij zinnen op revanche, en wat de eene vrouw deed kan een andere vrouw ontdoen. Terwijl Marie kwijnt aan de gevolgen eener miskraam, sturen zij den gehaten Valairius een bioscoop-ster op het dak. Zij moet hem in een afgelegen villa in een hinderlaag lokken en met medeplichtigheid van spionnen zal de overwinnaar van Ancenis bedwelmd, ontvoerd, geoordeeld en geëxecuteerd worden. Want als de volgende oorlog gevoerd kan worden zonder den ongeëvenaarden Valairius, dat is zooveel meegenomen denken de Duitschers. De arme hals
hapt toe. Gelukkig echter wordt de bioscoop-ster plotseling verliefd op haar slachtoffer en verklapt het complot aan de Fransche tegen-spionnage. Als zij de samenzweerders een poets wil bakken, wordt zij bij vergissing neergeschoten door Marc, die berouwvol en ongehavend onder de hoede van Marie kan terugkeeren.
Deze malle, kinderachtige fantasie, degradeerende parodie op den ietwat raadselachtigen dood van Generaal Mangin, is doorspekt met burleske, overdreven karikaturen van regeeringspersoneel, volksafgevaardigden, haute volée en finance, tafelschuimers en zelfs militaire kringen. Alle nummers van Daudet's polemisch repertoire, zoo afgezaagd ze zijn, worden nog eens afgejengeld. Het is alsof men slechts op een knopje behoeft te drukken om een versleten gemeenplaats te ontvangen uit een dier ouderwetsche orakeldoozen gelijk men ze nog vindt op den Eiffeltoren. De litteraire critiek, geterroriseerd door Daudet's macht als kranten-directeur, als lid der Académie Goncourt en prijs-uitdeeler, als conférencier, de beklagenswaardige critiek buigt, applaudisseert, juicht - zelfs wanneer het apparaat een zijner oprispingen loslaat. Zweeg zij tenminste nog! Maar Daudet's dwingelandij is wijdvertakt en stevig bevestigd. Ik wil er niet aan tornen. Léon Daudet, die vroeger beter was dan in zijn laatste periode van decadentie en erotische obsessie, verdiende tot zekeren datum zijn reputatie, en als 't niet billijk is, het is normaal dat hij teert op verjaard kapitaal. Doch wien meent hij een dienst te bewijzen met absurde en gekladschilderde boeken als Ciel de Feu? Geen enkel rechtgeaard mensch kan zich solidair wenschen met lage verzinsels welke den maker onteeren. En ik zou willen weten wat Charles Maurras, zijn royalistische mede-directeur die een filosoof is, een altissimo poeta, in zijn diepste hart denkt over zulke ontoelaatbare buitensporigheden. Leest hij af en toe nog de Ilias waarin een Grieksch dichter den Griekschen triomf bezong op Troje en waarin men niet enkel tevergeefs zal speuren naar een uitdrukking van smaad jegens den overwonnene, doch waarin de Trojanen de menschelijkste rollen zijn toegekend? Er bestaat eenig verschil tusschen Homerus en Léon Daudet zult gij zeggen. Helaas! Maar moet het beginsel niet heilig zijn? Schijnen
u de even belachelijke als ongegronde en ongrondbare aantijgingen van Ciel de Feu Frankrijk waardig?
[verschenen: 4 december 1934]