Scheef Recht
Parijs, 6 November 1934
De intendant Georges Frogé, aan wiens tribulaties ik een brief wijdde in het S.H. van 12 Juli, is gisteren veroordeeld tot het maximum van vijf jaren gevangenisstraf, vijf duizend francs boete en tien jaar verlies van burgerlijke en politieke rechten. Dat is weinig vergeleken bij vroeger. Doch een milde wet van recenten datum spaart spionnen en verraders. Met dit vonnis niettemin begint een nieuwe Affaire Dreyfus en dat ontbrak nog maar aan de Fransche beroeringen. Als de zaak misschien geen planetaire proporties zal aannemen omdat de beschuldigde niet tot het internationale ras behoort, zij is ten volle geschikt om Frankrijk te overstelpen met een zwerm van even vergiftigde pijlen als die werden afgeschoten voor den kapitein van het Duivelseiland.
De talrijke anomalieën welke gesignaleerd zijn gedurende de instructie, zinken in het niet tegenover de krasse onregelmatigheden van het proces. De beschuldigde, een officier die voor zijn wapenfeiten, eereteekenen en wonden met algemeene stemmen was aangewezen om het vaandel van zijn regiment te dragen bij het overwinnings-défilé onder den Triomfboog, verscheen niet voor een militairen krijgsraad doch voor een correctioneele rechtbank. In zooverre is dat uitstekend daar een aanstootelijk vonnis het Leger niet in opspraak brengt en bijgevolg geen enkel gekrenkt geweten zich behoeft te uiten in den kreet van A bas l'Armée. Maar in gelijke mate is het ergerniswekkend wijl de civiele magistratuur, haar roemrijke en antieke tradities verloochenend, tijdens de laatste jaren te dikwijls rechtsprak als willooze slavin van grillige, tyrannieke overheden om in het geding Frogé boven verdenking te staan van partijdigheid en onderworpenheid aan obscure machten.
Het proces inderdaad was nog niet geopend of reeds had deze burgerlijke rechtschaar het vertrouwen in haar onberispelijkheid geknakt. De Procureur der Republiek vroeg gesloten deuren, ofschoon alle elementen der beschuldiging aan de openbaarheid waren prijsgegeven, en niet door den beklaagde of door zijn verdedigers, maar door de Sûreté en door den rechter van instructie. Politie en rechtbank zelf bekenden zoodoende dat er geen enkel geheim te bewaren viel. Wat had de Sûreté daarna nog te verbergen behalve haar bedenkelijke methoden? Ten gevolge van de protesten der advocaten, gesteund door de gansche hoonende pers, zette de Procureur zijn gesloten deuren op een kiertje open. Hij liet geen publiek toe, geen journalisten. Doch een delegatie der balie van Belfort, waar het proces plaats vond, en een delegatie van oud-combattanten. Op welke gronden berustte deze onderscheiding en welke waarborgen schonk zij? De halve maatregel ridiculiseerde de magistraten en verdichtte de atmosfeer van onbehaaglijkheid. Wat niet gehoord werd achter de muren der rechtszaal sijpelde door in praatjes aan de bittertafel. Alle dagbladen publiceerden lange kolommen van min of meer authentieke getuigenissen. Om de publieke opinie te kalmeeren zonden de oud-combattanten, vóór de uitspraak van het vonnis, een communiqué rond waarin zij verklaarden dat de debatten juridisch ordelijk en netjes gevoerd waren. Men zou geproest hebben over dezen stap wanneer hij niet redenen gegeven had om te toornen. Want de inmenging was alleen vergeeflijk bij een vrijspraak. Had men ooit beleefd dat een rechtbank getuigschriften vroeg van goed gedrag? Ten overvloede was een der oud-combattanten een ex-minister en deze omstandigheid verhoogde geenszins hun crediet.
Nimmer ook had men de tergende vertooning bijgewoond van een Fransch officier, overladen met roem, en uitsluitend beschuldigd door een kwartet van buitenlandsche spionnen. Krauss, een Pool die er met de kas van het regiment vandoor ging en als verrader in dienst trad van Duitschland. Geissmann, een dubbel-agent en gluiperig sujet die zijn eer en zijn geweten verkocht had voor elk bod. Keh, een onvervalscht spion voor wien verraad het eenige ambacht werd. Ziedaar de aanklagers: Behalve Krauss loopen zij vrij rond, terwijl Frogé tusschen gendarmes wordt binnengeleid. Waarom arresteert men hen niet? Omdat men ze noodig heeft. Omdat de beschuldiging afhangt van deze schoeljes en beroepsfalsarissen. Maar hoe zij ook door de wol geverfd zijn, een hunner krijgt een opwelling van verontwaardiging en walging. Het is Della Torre, Franschman ondanks zijn Italiaanschen naam, die drie broers zag sneuvelen in den oorlog. Gedagvaard door de aanklagers als voornaamste en als eenig toonbaar getuige tegen Frogé bekent hij tot ontsteltenis der rechters dat hij niet langer medeplichtig wil zijn aan een machinatie welke geen ander doel najaagt dan de schandvlekking van een onschuldige. Hij werkte bij de Sûreté toen hij kennis maakte met Geissmann, die, nog in dienst van Duitschland, een Fransch officier trachtte te compromitteeren. Hij fabriceerde met Keh de bewijsstukken, het briefje geteekend Koehler, en het antwoord geteekend Albert, dat door een fameus expert wordt toegeschreven aan Frogé. De depositie van Della Torre bleef geen gerucht der bittertafel. Hij liet zich interviewen door Paris-Soir. Maar zijn verklaring welke elk normaal proces in een andere richting zou gedreven hebben, had slechts tot uitwerking dat zij de rechters nog meer verbitterde. Zij geloofden liever Krauss, Keh en Geissmann!
En ziehier de getuigen der verdediging: Generaals onder wier bevel Frogé gestreden had aan 't Fransche front en in Marokko; officieren; directeurs van krijgsscholen; strijdmakkers. Sommigen stortten tranen. Enkelen hieven een hoera aan voor het regiment waarin Frogé gevochten had. Maar zonder uitzondering drukten allen hem de hand of vielen hem om den hals, generaals, officieren en soldaten. Zeker leverden deze blijken van vriendschap en ongeschokte achting juridisch beschouwd geen klemmender argumenten voor de onschuld van Frogé dan de falsificaties en verzinsels van omkoopbare, dubbelhartige fielten leverden voor zijn schuld. En wie die te kiezen krijgt tusschen het woord van generaals en het woord van spionnen zal niet overhellen naar de generaals? Niet de rechters van Belfort. Della Torre had gezegd: ‘Men moet even nadenken alvorens een officier en de waardigheid van het Fransche leger op 't spel te zetten.’ Zij sloegen dezen raad in den wind.
De Procureur der Republiek, bezorgd om een voor de hand liggende parallel met Dreyfus te onderscheppen, had den tactloozen moed om Frogé toe te werpen: In ballingschap op zijn eiland kon Dreyfus aan zijn vrouw zijn onschuld betuigen en zijn geloof in het Recht. Gij kunt dat niet! De beklaagde had hem mogen antwoorden: Wij zijn nog zoover niet. Heb de goedheid te wachten tot ik veroordeeld ben. Doch Frogé volgde de peripetieën van zijn proces met de onverstoorbaarheid van een portier in het theater wien de komedie langs zijn koude kleeren gaat. Hij was niet eens zijn eigen toeschouwer, want dat gezicht zou hem bewogen hebben. Geen pathetiek, geen flegma; geen verwondering, geen verbolgenheid; geen passie, geen ongeduld; geen zweem van eenige ontroering of spanning. Maar een zoo volmaakte zelfbeheersching dat hij zich gedurende drie harde dagen gedragen kon alsof hij afwezig was, alsof al die soesah van rechters, advocaten, spionnen, vrienden, verwanten, eer en toekomst buiten hem om ging. Men kan in de geschiedenis der Dreyfus-zaak lezen dat de vurigste aanhangers van den kapitein teleurgesteld waren wegens de impassibiliteit zijner gelaatsuitdrukking, de kalmte zijner zenuwen tegenover den krijgsraad van Rennes. In dit opzicht tenminste doet Frogé niet voor hem onder.
Te veel getuigen kwamen in dit proces per mirakel op de proppen en de kabels waarmee ze getrokken werden, zijn te dik voor het bloote oog, om niet te twijfelen aan Frogé's schuld. Alle aberraties van Fransche magistraten geven daarentegen niet het recht om uit de fouten der aanklagers te concludeeren tot onschuld. Doch zonder partij te kiezen kan men zich verbazen over de verwoedheid waarmee politie en parket zich geklampt hebben aan een prooi die omzichtigheid verdiende en zelfs respect. In een land waar tientallen notoire schurken in vrijheid paradeeren en Themis openlijk voor het lapje houden, is die dolle ijver om een mensch te verderven minstens suspect. Hij kan slechts gecommandeerd zijn. En eigenlijk is dit het essentieele. Maar al zou de Affaire Frogé nog tien jaren duren, zullen wij ooit vernemen door wie of door wat het Gerecht zich commandeeren liet?
[verschenen: 28 november 1934]